Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 11(1901)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 473] [p. 473] Gedichten. Door Evangeline. (Joha W. Bakker). I. Mijn Vogelijn. Daar floot een vroolijk vogelijn Wel in mijn blijden kindertijd; Het zong in lieve zorgloosheid Bij regen en in zonneschijn. Niet immer mag het zomer zijn.... De stormen kwamen ijlings aan, Mijn bloemen zijn van koû vergaan; Toen vloog ook heen mijn vogelijn. O bange tijd vol zorg en pijn! O eindelooze winternacht! Was 't wonder zoo ik weende⁀en dacht: ‘Het is wel dood.... mijn vogelijn....’ Toch lichtte een nieuwe lenteschijn! Toch is de hemel opgeklaard! Weer geuren bloemen in mijn gaard.... Waar blijft nu toch mijn vogelijn? Hoe simpel was zijn liedekijn! Wel zingen and're, hoog en schoon, Maar 't is een vreemde weeke toon.... Waar mag mijn kleine vogel zijn? Klop niet zoo luid, arm harte mijn, Ik kan niet duid'lijk hooren meer.... O God, het keert wel nimmer weer! 't Is dood.... voorgoed.... mijn vogelijn.... [pagina 474] [p. 474] II. - Gekerkerde vogels, die langzaam versmachten, - Zijn al mijn gedachten, mijn smarteklachten, Mijn droeve zangen van bang verlangen, Diep, diep in mijn donker hart gevangen. Waar zijn nu de handen, de langverbeiden, Die zouden bevrijden uit dit wreed lijden, Dit leven van wachten, in dagen en nachten, Of iemand wil komen mijn pijn verzachten? Aan menschen wil ik geen hulpe meer vragen; In hoogheid zal 'k dragen mijn leed zonder klagen. Tot U, God, alleene mijn ziele vlucht henen! Voor U wil ik knielen.... en bidden.... en weenen.... Vorige Volgende