| |
Voorwerpen van Indiesche kunstnijverheid (metaalwerk) op de tentoonstelling van de vereeniging ‘Oost en West’.
Het denkbeeld - òf toevallig opgekomen, òf, wat waarschijnlijker is nu alles wijst op een spoedige verbastering der kunstsmaak in het Oosten, voortvloeiende uit de consequentie der gebeurtenissen - dat het bestuur van ‘Oost en West’ noopte deze tentoonstelling te organiseeren, mag zeer gelukkig genoemd worden. Want al kan de verzameling producten van Indiesche kunstnijverheid hier aanwezig slechts op betrekkelijke volledigheid bogen - wij misten bijvoorbeeld een dier fraaie geribde zilveren bekers in klassiek Balineeschen stijl, of een dier bekende rijk geciseleerde bronzen pauken, zeldzame overblijfselen uit het ritueel van het Buddhisme, òf van die borden versierd met kunstig geciseleerde bloemvazen, dienende als schenkings-oorkonde bij het verleenen van hooge ambten, zooals o.a. de vorsten van Madjapait plachten te gebruiken, om niet meer te noemen - toch vinden we er voortreffelijke stalen dier verwonderlijke kunstvaardigheid gepaard aan onverbasterd kunstgevoel, waardoor het Oosten wordt gekenmerkt.
no. 612. zittende boeddah in brons. h. 11 cm.
Bovendien is de tijd waarin deze expositie gehouden wordt, zoo goed gekozen, nu de weergalooze kunstwerken van een ander bij uitstek artistiek volk in het Oosten worden te-pletter-geschoten en platgebrand door de vereenigde Europeesche Hunnenbenden, wier geldzucht alleen geëvenaard wordt door hun wandalisme. Doch het metaal weerstaat nog het beste de vernielzucht der Europeesche beschaving; en waar er op geheel Java nog maar tien echte Trimurten - Trimurten zijn beelden waaraan drie koppen op een enkelen romp zijn uitgehouwen, de hoofden van Siva, Buddha, Vischnu, of van Siva, Durga, Ganesa, of van Buddha, Dharma, Sangha - en hoogstens vier Tetramurten gevonden worden, daar vinden we in alle musea tal van bronzen of ijzeren godenbeelden meest in zuiveren Hindustijl, vaak met Brahmaansche versiering, vele uit Java afkomstig, behoorende onder het schoonste wat er ooit in metaal gegoten is. Trouwens de Javanen hadden reeds vroeg een grooten naam als gieters in brons, koper en ijzer, welke kunst sterk door het Buddhisme gekweekt en beschermd, toch reeds met de invoering van den Islam
no. 594. ganesje in brons. h. 8 cm.
| |
| |
no. 605. tempelschel van brons. h. 1.78 cm.
(± 1400) zoo goed als verdween; hoewel we vinden opgeteekend, dat nog in 1511 de Javanen bij de Portugeezen den naam hadden van bizonder bekwame geschutgieters te zijn.
Geen wonder dus dat ook op deze tentoonstelling een aantal fraaie, meest Buddhabeeldjes te vinden zijn van gegoten ijzer, zilver, brons of goud, en verscheidene gebedbellen in klassiek Buddhistieschen stijl, uitmuntende door schoonheid van vorm en door een kunstvaardige toepassing van de lotosbloem als ornament.
no. 592. koewera in zilver. h. 5.4 cm.
Bij de Buddhabeeldjes vinden wij van negen verschillende officiëele houdingen der handen, die allen een eigen gedachte symboliseeren, er hier vier terug - de houding der voeten is bijna altijd ‘de onvernietigbare’, beide voetzolen naar boven, symbool der diepste meditatie - No. 591 een Amitabha van goud, de eene hand over de andere in de schoot, de palmen naar boven, ‘de onpartijdige’ of de zoogenaamde peinzende houding, in zijn zoo geringe afmetingen, (4 cM.) uniek fraai van modelé No. 596 een Akshobya, de rug der hand naar de aarde gestrekt, ‘de aarderakende’ of ‘getuige-aanroepende’ houding, de meest voorkomende, misschien uit Burma of Ceylon, waar deze Buddha alleen vereerd wordt, naar Java overgebracht; No. 612 een Vairocana, beide handen ter hoogte van het hart op de borst vereenigd, de houding der ‘hoogste volmaking’, gezeten op den dubbelen Lotos, als symbool van den bovenaardschen oorsprong der godheid, primitief doch edel gietwerk, de vlammende gloria juist gevoeld van vorm en grootte. No. 588, de ‘toevlucht verleenende’, de rechterarm gebogen, de palm der hand naar voren. Men ziet dus, wel verre van compleet, maar toch voldoende om een klein denkbeeld te geven van de verscheidenheid dier houdingen. Doch er zijn nog meer godenbeelden van minderen rang. No. 592 een zilveren Koewera, de god der weelde, gewoonlijk afgebeeld met een ichneumon, den verdelger der slangen, bewaarders van schatten, hier den traditioneelen zak met juweelen in de linkerhand, een beeldje schitterend en toch smaakvol beladen met halsen borstsieraden; enkele bronzen en ijzeren Ganeca's, Siva's zoon, de Hindusche prototype van Koewera, voorgesteld als olifant of alleen met olifantskop, zooals in No. 594, met vier armen, de voetzolen tegen elkaar gedrukt, het kopje
bizonder goed gelukt.
no. 602. tempelschel. h. 15.7 cm.
| |
| |
Ruim vertegenwoordigd zijn de gebedbellen in de Buddhistiesche eeredienst vooral gebruikt om de pauzen bij de Kerkmuziek in
no. 622. zodiakbeker. h. 9 cm.
te luiden. Wij noemen hier in de eerste plaats een bronzen bel met op het handvat het rad der wet, een der zeven juweelen van Buddha door welk symbool de symmetrie en de compleetheid van de wet wordt aangeduid, ook gesymboliseerd in de houding der handen van Buddha-Dharma-Cakra bij welk beeld de rechterhand de knokkels der linkerhand aftelt, de bel zelf zeer schoon van lijn. Vooral ook no. 602 in zuiveren al is 't ook lateren Hindustijl, op het handvat de vijfpuntige - soms drie- of zelfs eenpuntig (615) en daarom zeer merkwaardig - Vadschra (Indra's dondersteen: de catalogus spreekt ten onrechte van vogelklauwen) heerlijk van vorm en lotosversiering; de Vadschra, zooals het behoort te zijn, precies de helft van het geheele handvat. Curieus is ook het handvat van no. 610 - de bel behoort er zeker niet bij! - om de bliksem-vlammen, die zelden bij de Vadschra worden afgebeeld, terwijl wij daarentegen in de handen der oudste Buddha-beelden de enkele Vadschra of zelfs de bellen met Vadschra-steel terugvinden, vooral bij de beelden die in Noord-Indie, Kaschmir en Nepal voorkomen, vereerd als ze werden door een geheele secte volgelingen van den donderstem - Vajra-carya. - Opmerkingswaardig
no. 642. bronzen singha. h. 18 cm.
is ook een bronzen drakenkop no. 609, misschien de tuit van een heilige lamp, ook het voetstuk dat er aan bevestigd is, beiden - al behooren ze ook volstrekt niet bij elkaar - buitengemeen rijk van bewerking.
no. 587. jong javaansch beeld in gegoten ijzer. h. 12.5 cm
Onder de koebellen die door hun sierlijken en orgineelen vorm zoo zeer opvallen en waarvan de ring waardoor het koord loopt zoo volkomen een is met en als 't ware is ongegroeid uit de bel zelf, wier lijnen de gedaante van het rund schijnen te willen symboliseeren, is vooral te noemen no. 565 om de naive onbeholpenheidwaarmede zoowel de bel zelf als het aangebrachte ornament zijn uitgevoerd. Men zou denken deoerbel waar al de andere naar gevormd schijnen.
Ook is hier een exemplaar aanwezig van den Singka, Vischnu's leeuw met den zoo imponeerend opgeheven rechterpoot. Zuiver brons, een prachtig stuk van gietkunst en ook, door den ouderdom, van kleur; ongetwijfeld een der oudste voorwerpen der expositie. Vermelden willen wij ook het bronzen Hindu-beeldje (no. 604), wel wat al te zeer overladen met kleederplooien en bloemornamenten maar toch edel van expressie, vooral door het zoo delicaat opgeheven handje waarin de steel van den witten Lotos. Uit Insulinde is het zeker niet afkomstig, maar uit een der landen van Indo-
no. 610. bovenstuk van een tempelbel.
| |
| |
no. 620. tempelpenning 15e eeuw. diam. 45 cm.
chine. Misschien is het de afbeelding van de godin ‘Tara, de witte’ de vergoodde chineesche princes Wench'eng, de echtgenoote van Avalokita, de godin van het medelijden, en identiek met de chineesche godin Kwan-Vin. Overigens komt Tara meestal zittende voor.
Als curiosa onder dezen rubriek in de eerste plaats om vorm en voorstelling wijzen wij op het lezend (?) figuurtje van gegoten ijzer (no. 587), misschien een onderwijzend priester. Buddha wordt zelf zoo vaak voorgesteld als leerend met opgeheven rechterhand, op beeldhouwwerken dikwijls omgeven door aandachtig-luisterende toehoorders. Daarnevens de eigenaardige Zodiakbeker (no. 622) met zich komiesch voordoende figuren, misschien de symboliesche voorstelling van het Javaansche volksleven, en niet te vergeten het eigenaardige lampje in den vorm van een vogel met menschenhoofd. Of het eenvoudig een af beelding is van een Gardharva - Buddhistiesche engel - of ook wel van Garuda de phoenix, de adelaar van Vischnu, die veelal voorkomt in menschelijke gedaante met vogelsnavel, is niet zeker. De Gobogs in den vorm van munten (no. 620 en 21) met wajangachtige figuren, zijn volgens de laatste onderzoekingen, geen tempelmunten zooals de catalogus zegt, maar amuletten. Onder het bij den ritus gebruikelijke vaatwerk munten vooral uit een paar zilveren wijwaterkommen met uiterst sierlijk geciseleerde lotosmotieven als ornament. Bizonder gelukkig is het wegvloeien der fijne lijntjes en 't overgaan daarvan in langwerpige
no. 483. gouden handvat van een waaier hindou tijdperk. l. 17 cm.
no. 657. bronzenlamp.
ovalen gevonden.
Dit alles is merkwaardig genoeg om reeds alleen wegens de oudheden deze expositie geslaagd te noemen.
no. 57. strootjeskoker. lombok. h. 16 cm.
Maar er is meer. Van de meest primitieve metaalbewerking in koper - zie bijvoorbeeld de koperen applique (No. 143) waarop de poging tot ornamentatie door een kind, dat nog niet verder dan de hanepooten is gekomen, schijnt gekrabbeld te zijn - goud en zilver, tot het hoogst verfijnde drijfen ciseleerwerk, behoorende tot het fraaiste, wat er ooit gemaakt is, en nog wel van de meest verschillende streken uit onzen Archipel, vinden we hier een of meer exemplaren voorhanden, vooral in edel metaal. En geen wonder, want de goudsmidskunst was bij den grooten rijkdom der Indiesche vorsten, die elke kunst, waardoor hun uiterlijke praal kon verhoogd worden, plachten te beschermen, een gewaardeerde kunst, en daar er op tal van plaatsen in Indië, al is 't ook in kleine hoeveelheden, goud wordt gevonden - zelfs den naam van het legendaire goudland Ophir draagt een vulcaan op Sumatra en in de Ramayana -
no. 145. stokknop van zilver. lombok.
| |
| |
Indiesch Epos van 400 j.v.C. - heet Java reeds ‘het goud- en zilver-eiland, rijk aan goudmijnen,’ - is 't niet vreemd, dat er tal van uitstekend bewerkte gouden en zilveren voorwerpen overig zijn en ook in handen van Europeanen gekomen.
no. 127. sigarettenetui van goud. assahan. h. 11 cm.
Zoo zien wij ook hier uit den Lombokschat - alle hulde aan het rijk voor het ter beschikking stellen van voorwerpen uit de verschillende musea! - eenige specimina van de nog steeds te weinig bestudeerde goudsmidskunst der Bali - neezen, o.a. een zilveren met goud bekleeden strootjeskoker (No. 17) in zuiver Balineeschen stijl, versierd met een wajongfiguur en bloemen en takjes zoo primitief mogelijk in het bladgoud neergeschreven, doch zoo superbe van lijn en zoo vol van diepgevoelden eenvoud, dat het een wonder is om aan te zien; een handvat, misschien voor een waaier (No. 483) van dof fijnkleurig goud, van geweldig imponeerenden
no. 565. koebel.
rijkdom en pracht, alleen te handteeren door het bevallige soepele handje eener jonge en schoone vorstin; een paar licht-geel-gouden ringen met saffier of opaal versierd (No. 266-68) wel zwaar en gewichtig en naïf van bewerking, maar vol van de deftige majesteit en den plechtigen trots van een Indieschen radjah. Daarnevens nog een andere sigarenkoker van geel goud (No. 127) met ornamentatie van vlindervleugel motieven, voortreffelijk vullend het vlak.
no. gouden ring 3.5 cm.
Onder de arm- en beenringen trekken het eerst onze aandacht, die welke zich bevinden onder de bruidsieraden uit de Pasoemah-landen, bekend door de fraaie rotanmatten, die te Palembang door hunne bewoners worden te koop geboden. Eigenaardig is van deze beenringen de ornamentatie, de lijnen staan wel is waar scheef in het ornament, maar maken er toch vreemd genoeg een geheel mee uit. Iets dergelijks, ook in vorm waarbij het driehoekige figuur hoofdzaak is, vinden wij terug bij een ijzeren met rood-goud-blad bekleeden beenring en op de zijkanten van twee evenzoo samengestelde, ook uit Lombok afkomstige armringen. Bij de twee laatste bestaat het ornament uit een reeks van schuin tegenover elkaar gestelde blaadjes, die met de zijranden driehoekjes vormen; op de platte vlakken een reeks van zeer bizonder gevormde diepgedreven krulornamenten, waarin men den vorm van een lier meent te erkennen. Indien de eerstgenoemde beenringen werkelijk uit Pasoemah - zooals de catalogus zegt - afkomstig zijn, dan is de overeenkomst met het Balineesche werk des te merkwaardiger. Het meest komt overigens bij de armringen de slangenvorm voor. Zoo bij een betrekkelijk modernen armband (No. 49) waar de staart van de slang herhaaldelijk om den band gewonden is, hetgeen een zeer rijk effect maakt, de diamant in den overigens fraai bewerkten kop is wat kolossaal en doet afbreuk aan 't geheel, is er misschien wel later aan bevestigd; eveneens bij een armband van Padangs fabrikaat (No. 336), de slang geheel bedekt met even aangegeven schubbetjes, door zijn eenvoud een
no. 266. gouden ring. lombok. 3 cm.
| |
| |
voorwerp van zeer gedistingeerde schoonheid. Soms heeft de duizendpoot zijn vorm er aan geleend, zooals bij No. 415, waar het eenvoudig gladde gond met zijn soepele geleedingen de
no. gouden armband. bataklanden. br. 14 cm.
vlugheid, en de giftige kop met zijn scherpe opalen oogjes het gevaarlijke van het venijge dier volkomen weergeeft. Met geraffineerde kunstvaardigheid is hier gebruik gemaakt van kleine scharnierknopjes om de pootjes aan te duiden, waardoor de bewegelijkheid des te sterker wordt uitgedrukt, zeker een voortreffelijk voorbeeld van de harmonie die er tusschen opvatting en uitvoering moet bestaan en die zoo vaak gemist wordt in voorwerpen van kunstnijverheid. Rijker van ornamentatie is een gouden armband waarin gracieus cantille en drijfwerk elkander afwisselen, onderling gescheiden door rosetten van geraffineerd kunstige bewerking en die andere waarbij op een fond van roodgekleurd goud de matgouden elegante versierselen zeer zuiver uitkomen. Vervaardigd door de Batakkers, het volk dat zooals men weet onder de bevolking van Insulinde uitmunt in kunstvaardigheid, vooral in de bewerking van hout, ivoor en koper, vinden we hier, behalve enkele zware koperen tabakspijpen tegelijk forsch en elegant van lijn, die men in zekeren zin het distinctief hunner vorsten kan noemen, een koperen voetring, waarvan in de ornamentatie niet alleen de spiraaldraad, een motief voor de hand als het ligt en gemakkelijk te bewerken
no. 235. oorversiersel. lombok. diam. 7 cm.
overoud is - bij de voorwerpen door Schlieman in Ilium opgegraven komt het herhaaldelijk voor - maar ook het eigenaardige korreltjesmotief alle aandacht waard is. Behalve deze ook nog een koperen armband, op zich zelf grof en zwaar, doch met een zorgvuldig uitgewerkt krokodilmotief en andere ornamenten, geheel in den stijl van dit beest, een voorwerp, waarin de werkman zijn juist begrip van vulling en verhouding heeft geuit.
no. 322. koperen armband. bataklanden. h. 8 cm.
Van de oorsieraden vermelden wij allereerst een reusachtige Soeweng of Soebeng, paddestoelvormig, waarvoor de oorlel eenige centimeters moet worden uitgerekt. Dit geschiedt bij de ongehuwde vrouwen op Bali - deze Soebeng behoort tot de Lombokschat - door het inbrengen van opgerolde bladeren van de Lontarpalm die door hun veerkracht het vleesch langzamerhand uittrekken. Deze Soebengs worden zoowel door mannen als vrouwen gedragen. De voorvechters der Batakkers zijn er mee getooid en de Dajaks dragen er zelfs van drie centimeters in doorsnee. De hier aanwezige is natuurlijk afkomstig van een Koningsdochter - prinses van Mataram? - daar de gewone inlander een staafje van koper of buffelhoorn draagt of hoogstens, zooals op Makassar, een van goud.
no. 322. detail.
Van kleur is de hier aanwezige onberispelijk, het rosse goud volkomen in harmonie met de lichtroode robijnen en het stervormige ornament met zijn zwarte stralen - wij hebben niet kunnen ontdekken waaruit het zwarte opvulsel bestond - is omgeven door
no. 201. oorsieraad. sumatra's westkust. diam. 8.5 cm.
| |
| |
no. 491 versiersel paardentuig in zilver.
een rand van kleine robijntjes, die het vlak uitmuntend afsluiten zonder de aandacht van het hoofdornament af te leiden. Daarnaast een zilveren oorversiering, waarop een curieus ornament van gebrokkelde stukjes zilver en langbeenige driehoekjes die aan sarongmotieven doen denken, teer en smaakvol. Tot de oorsieraden kan ook gerekend worden een haarnaald (No. 236), waarvan het lancetvormig bovenstuk voor het oor pleegt te hangen. Dit bestaat uit een gouden opengewerkt blad met ornamenten van de zuiverste constructie gevuld; de hier en daar als bloemen in de takjes geestig gevatte robijntjes verhoogen er niet weinig de bekoring van. Gouden en zilveren oorkrabben (Keraboe), waarvan het staafje achter de oorlel wordt vastgeschroefd, daarbij de keurige Sumatraasche knopjes, misschien wat plomp van bewerking maar toch zuiver geornamenteerd, dienen niet vergeten te worden. Dat er bovendien tal van Padong-Padongs zijn, oorhangers, die bevestigd worden door de oorlel te knijpen tusschen omgebogen en daardoor veerend koper of zilver, maken deze afdeeling tot een der compleetste. Opmerkenswaard hierbij zijn die van de Bataks, bestaande uit een dikke zilveren staaf, zoo reusachtig, dat zij bevestigd nog boven het hoofd uitsteken en daartegen platgelegd moeten worden, willen ze niet omglijden. Ze vertoonen overigens weder den eeuwenouden spiraaldraad vorm. De halskettingen zijn minder goed vertegenwoordigd. Er zijn hier enkele van Akar-bahar, de harde bruinachtige bolletjes van een bepaald soort zeewier, een vooral waarvan de vatting in roodgouden filigrain-blaadjes zeer gracieus is (No. 499). De montuur vleit zich teer van kleur en vorm aan de kleine bolletjes en is met groote keurigheid bewerkt. Een ander collier is uit groene steenen samengesteld, waarbij vooral gestreefd is de gouden montuur van heel fijne randjes en dunne kettingjes,
no. 492. versiersel paardentuig in goud.
die de steenen onderling verbinden, te ontveinzen, waardoor de steenen des te bevalliger hun lichtgroene kleur doen uitvloeien in het teerbruine van een Indische vrouwenhuid, een zeer goed specimen van moderner zuivere kunstnijverheid.
Verscheidene gordels en buikbanden zijn te roemen, zoo een gouden (No. 419), vervaardigd uit vierkante met gedreven randen omgeven gladgouden platen, alleen gebroken door een ovaal bloemenornament in 't midden, en een gebombeerd sluitstuk dat de bevestigingshaken verborgen houdt; vooral dit laatste, met de golvende lijnen van het in verschillende kleuren bewerkte goud en zijn slank gebogen ronding, het rijke werk van
no. 38. bronzen kikvorsch. java. h. 10 cm.
een gevoelig kunstenaar. Ten slotte een nog eenvoudiger maar daarom niet minder voor name buikband zonder sluitstuk, waarbij de gouden schakels geheel glad zijn en zeer gelukkig worden afgesloten door een fijn gedreven parelrandje.
Van zeer primitieve bewerking zijn ook de gedreven gouden plaatjes, misschien dienende ter versiering van hoofdstellen of ander paardentuig, waarop afbeeldingen van kikkers en schildpadden.
Onder de gebruiksvoorwerpen munten uit de koperen kommen (bokor) en kwispedoren
no. 288. koperen armring. timor.
(tampak-loedah) ten gebruike van de betelkauwers, door pracht van lijnenbeweging. Hier vooral zal men erkennen, welk een
| |
| |
no. 296. zilveren armring van pasoemah lebes.
wonderschoonen indruk het gladde gepolijste of even zichtbaar geciseleerde koper kan maken indien de vorm zuiver is en de strakke en zich welvende lijnen ongezocht in elkaar overglijden. Hierin uit zich wel het sterkst de onbevangenheid van de rijke en pretentielooze kunstenaarsziel, waaraan wij ook de heerlijke vormen van Chineesch en Japansch porcelein danken. In kleur spreekt het sterkst het kwispedoor, vervaardigd uit een alliage van zilver en koper, een metaal, dat wij onder de aandacht willen brengen van onze zilversmeden en dat juist om zijn kleur verre te verkiezen is boven het veel kostbaarder vermeille - zooals bekend is, zilver zóó in het vuur verguld, dat de oppervlakte een menging van goud en zilverkleur krijgt - omdat het zich krachtiger en pittiger voordoet, terwijl vermeille iets slaps en looms heeft.
Sirihstellen met hun verschillende potjes en kommetjes zijn er verscheidene, hierbij vooral te noemen een rijk geciseleerd koperen kistje, waarvan de vlakken, anders wel wat eentonig, vernuftig gebroken worden door op de juiste plaats aangebrachte rozetjes; en onder de bijbehoorende doosjes, enkele met draken en vogels, evengoed van teekening als de Japansche.
Om de pinang of betelnoot en de gambirkoekjes - geperste bladeren en takjes van de gambirplant - te snijden, gebruikt men daarvoor speciaal vervaardigde notensnijders (Katjib). Natuurlijk zijn de beste ijzeren instrumenten van dien aard weer uit Java afkomstig. Met koper of goud geincrusteerd in vogelbek, paarden of drakenkop vorm, een
no. 13. kajeb van verguld ijzer. h. 19 cm.
daarvan zeer precieus door een het vogeloog nabootsend robijntje, een andere eigenaardig door de imitatie van een wajangpoppenkop maken zij allen den indruk van groote sierlijkheid en gemakkelijk te hanteeren te zijn, een derde, waarschijnlijk een der oudste, in den vorm van een drakenkop rijk golvende van lijn als uit opgaande vlammen gebeeld met zorgvuldige verdeeling van dunne gouden incrustatielijntjes, en no. 13 heel precieus door rondom de einden van het handvat gezette zeer kleine bleekroode robijntjes die het als met miniatuur vorstenkroontjes afsluiten. Al deze instrumenten ten gebruike van vorsten of regenten. De gewone inlander gebruikt voor het kleinmaken van zijn gambir of pinang een hoornen vijzeltje dat hij meestal bij zich draagt. Naast de reeds bovengenoemde strootjeskokers vermelden wij ook de eenvoudige sigarenkokers van meerendeels Bangkasch of Bilitoengsch tin of die van bamboe, waarvan eenige bedekt met kunstig filigrain werk. Dit laatste is wel de zwakste zijde van de Indische metaalbewerkingskunst. Heel wat fraaier is een gouden, geheel opengewerkt amber bolletje, geen filigrain, waarin de teere blaadjes der vierbladige bloemetjes zoo gracelijk zich naar elkaar buigen en de openingen fijne ruitjes en driehoekjes vormen van groote zuiverheid.
Voor huiselijk gebruik dienen de verschillende koperen ketels waarbij vooral een roodkoperen keteltje onze bewondering trok, in zijn soort een prachtstuk. De deksel met zijn stompen vorm zet volmaakt de flauwe glooiing van den breeden ketelzak voort, het tuitje is er op de juiste plaats aangelascht en zoo natuurlijk er uit opgegroeid als de tak aan een boomstam. Heel naif dienen tot ornamentatie rondloopende rijen van kleine hamerslagen, een model voorwerp voor een school van metaalbewerking. Als men nu weet dat een inlandsche koperslager slechts deze gereedschapgen tot zijn beschikking heeft: vier groote en kleine hamers, een ijzeren aanbeeld, een schaar, een nijptang, een passer, een smeltkroes, een blaasbalg en een pook en een werkman bij geregelden afzet hoogstens f0.12 - zegge twaalf cent - per dag verdient dan is het niet noodig er
| |
| |
nog op te wijzen hoe sterk de kunst die menschen als het ware in het bloed zit. Trouwens ook met de goudsmeden en ijzersmeden is het even treurig gesteld. De eersten verdienen van f 0.21 tot f 0.275 per dag, de laatste niet meer dan f 0.25, terwijl hun werktuigen ook niet veel beter zijn dan die der koperslagers. Alleen een gamelanmaker kan, indien het hem vooral niet tegenloopt, een daggeld maken van f 0.50; maar als zijn klokken scheuren of hij kan de toon niet zuiver krijgen of de vorm is niet fraai bij een goeden klank dan is al zijn werk vergeefs en werkt hij zelfs met verlies. Deze opmerkingen mogen dienen om het inlandsche werk des te meer te doen waardeeren. Naast bovengenoemden ketel noemen wij nog die in den vorm van eenden, zij missen evenmin schoonheid van vorm als originaliteit, maar door hun pretentie staan ze beneden den eerste. Een voorwerp waarvan het doel niet recht duidelijk is - misschien speelgoed, misschien om reukwerk in te branden - is een pad of kikvorsch op wielen. Het kan een afbeeldsel zijn van de Kong-kong een soort pad welke dien naam draagt om het metaalachtige geluid - alsof een koperslager aan 't werk was - dat hij maakt; de ringetjes die in den rug gegraveerd zijn, doen ook denken aan de eierzakjes van de Amerikaansche Pipa. Hoe het zij, het voorwerp is onberispelijk van modelé, vooral zichtbaar bij een van voren vallende belichting, en prachtig van contour. Hierop zou men nu eens juist kunnen demonstreeren dat voor een bepaald voorwerp alleen een bepaalde stof kan en mag gebruikt worden. De gladde vochtige lenigheid en het gespannen zijn van de buigzame huid over het weinig gespierde vleesch van dit dier kan onmogelijk reëeler dan juist in koper worden uitgedrukt. Men zou zeggen het dier is koper geboren en koper opgegroeid.
no. 200. amberbolhouder van goud. 18e eeuw.
Als aardig bewijs van den practischen geest des inlanders wijzen wij nog op een gouden lepeltje (N. 68). Het is de volkomen zuivere nabootsing van een tot lepel gebogen pisang blad, een aardig voorbeeld hoe men geheel zonder constructie een handig gebruiksvoorwerp kan vervaardigen.
no. 8. katjib. l. 21 cm.
Rest ons nog te spreken over de wapens waarvan wij er slechts een willen beschrijven, een kris, een waar juweel van vinding. Verrukkelijk is de combinatie van goud en koper hierbij toegepast. De schede is van donkerbruin hout, omwikkeld met gladde roodkoperen banden boven en beneden afgesloten door een geel gouden band van dubbele breedte met geen ander ornament dan eenige kleine parelringetjes, het bovenstuk van donker gesneden hout met een enkel rood koperen spijkertje; het gevest van hetzelfde zwarte gesneden hout met een zilveren band omgeven, het geheel zeldzaam smaakvol en verre te verkiezen boven de vele kostbare gouden gedreven krissen uit de Lombokschat wier kunstige bewerking toch boven alle lof verheven is.
Alles te samen genomen geeft deze tentoonstelling een tamelijk volledig overzicht van de verschillende metalen voortbrengselen van kunstnijverheid uit de meeste streken van onze O.I. bezittingen. Het ware te wenschen dat er een wetenschappelijk onderzoek gedaan werd naar de Indische wijze van metaalbewerking - een verdienstelijk begin is gemaakt door den heer De Does in het tijdschrift voor Ind. Land- en Volkenkunde 1893 - en het resultaat daarvan neergelegd in een rijk met illustraties voorzien werk. De zorg hiervoor zij der regeering aanbevolen, die zoo bereidwillig was een en ander ter beschikking te stellen van de vereeniging ‘Oost en West.’
Dr. Aeg. W. Timmerman.
|
|