| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
...‘Nu de oorlog meer dan een jaar geduurd heeft, worden alle voorschriften der beschaafde oorlogvoering in den wind geslagen. De fakkel heeft het zwaard vervangen als het voornaamste oorlogstuig. De marsch der Britsche colonnes gaat vergezeld van den rook der brandende hofsteden....
Zedelijk is de Britsche regeering verplicht om de krijgsverrichtingen te houden binnen de perken, op formeele wijze door de vertegenwoordigers van alle mogendheden aangeduid en door haar zelve bekrachtigd, zelfs toen de oorlog in vollen gang was. Wanneer wij daarom thans vinden dat het Britsche leger alle belangrijke voorschriften van het Haagsche verdrag overtreedt, dan wordt het tijd, te vragen of deze gewelddadigheid tegen de beschaving toegelaten kan worden zonder protest, en of het Britsche leger er straffeloos in volharden kan. Deze misdaden tegen de menschelijkheid, deze wreedheden, bij voorbaat veroordeeld door de regeering, door wier generaals zij bedreven worden, zullen anders voorbeelden worden voor internationale navolging, en zullen ten gevolge hebben het herstel van de oude, wreedaardige praktijken als het reglement van oorlogvoering voor de twintigste eeuw.
Tegen dezen teruggang naar de barbaarschheid, deze noodlottige poging om de klok van den menschelijken vooruitgang van de twintigste naar de zeventiende eeuw terug te zetten, is iedere beschaafde natie verplicht te protesteeren. De feiten zijn, helaas, onbetwistbaar en onbetwist. Het getuigenis van Britsche officieren en soldaten, die nu in het veld zijn, is voldingend, en wordt officieel bevestigd door de proclamaties van de Britsche generaals’...
Beschouwingen zooals deze heeft men in den laatsten tijd kunnen vinden in bladen van alle richting en in de pers van haast alle landen van de wereld - op zichzelf zouden ze dus niet merkwaardig zijn, maar het feit dat ze in een Engelsch vlugschrift aangetroffen worden, is van beteekenis. Ze zijn ontleend aan Hell Let Loose! een der vliegende blaadjes die het op sensatie berekende, maar niettemin indruk makende geschrijf van W.T. Stead naar alle hoeken der aarde overbrengen, en Stead voegt er de bewijzen bij. Zelfs dàt zou, bij de tegenwoordige stemming onder het Engelsche volk, nog niet zoo héél veel beteekenen, indien Stead alleen stond. Naast hem vinden we nu echter, eindelijk: John Morley en Sir H. Campbell-Bannerman - de eerste de ziel van de eigenlijke liberale partij in Engeland, de andere een onbeteekenende leider, maar toch de officieele vertegenwoordiger en woordvoerder van de partij, haar hoofd voor het oog van de wereld.
Campbell-Bannerman heeft in een van zijn politieke redevoeringen gezegd - schoorvoetend wel is waar, maar hij heeft het dan toch gezegd - dat als het waar was dat er in Zuid-Afrika dergelijke feiten bedreven werden gelijk uit het oorlogsnieuws schijnt te blijken, zulk een tactiek toch niet voortgezet zou mogen worden. Morley heeft beter gedaan: hij zond aan de Times een brief met bijzonderheden, die blijkbaar waar zijn, al komen ze van den Boerenkant (en Morley zou ze niet zóó openbaar maken, indien hij er niet voor kon
| |
| |
instaan,) en die van de verschrikkelijke manier waarop in de Republieken vrouwen en kinderen als beesten behandeld worden, en alle eigendommen zooveel mogelijk vernield bij 't geringste vermoeden - of ook geheel zònder reden - een beeld geven, te welsprekender omdat het in zoo sobere trekken gehouden is.
Zulke stappen, door mannen als Morley en Bannerman gedaan, kunnen meer uitwerken om een wending te geven aan de openbare meening in Engeland, dan honderd pamfletten, of dan alle pogingen buiten Engeland bijeengenomen. Maar hoe wordt het effect grootendeels weer weggenomen door de afschuwelijke reportage van het oorlogsterrein, daarbij inbegrepen de soms met innige valschheid saamgestelde officieele rapporten van de Britsche generaals, of wat het ministerie te Londen daarvan gelieft openbaar te maken. Is het niet afschuwelijk, dat in de officieele verslagen telkens nog gewag gemaakt wordt van Boeren die de witte vlag misbruiken, die de handen opsteken om zich gevangen te geven, en daarna weer schieten, e.d.? Dat zulke dingen anders dan bij uitzondering niet voorkomen, dat behoeft nu niet meer bewezen te worden: de heele oorlog is, voor wie hem oplettend nagegaan heeft, daarvoor het bewijs. Toch vinden blijkbaar vluchtige vermoedens en losse praatjes, die tot zulke beschuldigingen leiden, hun weg in de rapporten die het Engelsche volk wel als de waarheid moet aannemen, op straffe van te moeten twijfelen aan de eerlijkheid van zijn aanzienlijkste legeraanvoerders en staatslieden - men stelle zich maar eens voor, dat wij Nederlanders in zulk een geval verkeerden, en men zal de moeilijkheid beseffen, ook voor den rechtschapen Engelschman, om zich een zuivere meening te vormen. Toch moeten zulke onware beschuldigingen dan natuurlijk ook dienen om alle hardheid, wreedheid zelfs, tegenover de Boerenbevolking begaan, goed te praten of althans als maatregelen van weerwraak eenigermate te verontschuldigen.
Wel gaat de naïveteit van het Engelsche publiek daarbij heel ver. Ziet het dan zelf niet in, dat het onzinnig is, het de Boeren kwalijk te nemen dat zij tegenwoordig, eindelijk, uitzetbare kogels gebruiken, nu zij hun amunitie moeten veroveren op de Engelschen, die dan toch de uitvinders van dat onmenschelijke projectiel zijn en ze door de vrijwilligerscorpsen ruimschoots hebben laten gebruiken in Zuid-Afrika? Ziet 't niet in dat al die beschuldigingen, volgens welke de Boeren halve wilden zouden zijn, niet te rijmen zijn met het onomstootelijke feit dat de Boeren zich al-door menschelijk, uit strategisch oogpunt veel te humaan en te gematigd, gedragen hebben, en tegenwoordig nog alle gevangenen die zij maken dadelijk weer in vrijheid stellen? En zoo is er meer.
En de Engelschen daar tegenover! Zij hebben van den beginne af wreedheden begaan, geplunderd en vernield, en kaffers gebruikt en barbaarsche wapens gebezigd, en overal vernield; eenige maanden geleden heeft Roberts zijn schandelijke proclamaties uitgevaardigd, die nu bekend genoeg zijn, en thans komt het bericht dat Lord Kitchener er over denkt, den oorlog nog scherper te voeren - 't is hem toevertrouwd - nu is het gruwelijke recon-
| |
| |
centrado-stelsel ook van Weyler overgenomen: vrouwen en kinderen worden weggevoerd en in kampen opgesloten, of over de grenzen gezet. Is 't niet ongeloofelijk? Wat blijft er voor Kitchener nog te doen over dan zijn krijgsgevangenen en bloc te vermoorden, of minstens hen te martelen, naar der Apachen trant? Is 't wonder dat eindelijk de stemmen in Engeland krachtiger betoogen dat het, zelfs materialistisch beschouwd, dom is, veroverd grondgebied zóó te verwoesten en te ontvolken? Maar wat een weefsels van wanbegrippen en leugens moeten het volksgeweten in Engeland verstrikt hebben, dat men dit argument nog alleen durft gebruiken, en niet of nauwelijks durft protesteeren in naam van recht en humaniteit.
En bij dat alles ziet de beschaafde wereld toe, zoo al niet kalm, dan toch lijdelijk. De volkeren, dat beteekent immers in laatste instantie de regeeringen (en in hoever vertegenwoordigen de regeeringen het volk?) hebben niets te zeggen als zij niet tot de vijf of zes machtigste behooren, en die hebben, als 't er op aankomt, voor niets anders oogen dan voor Real-Politik. 't Is nog pas in den Duitschen Rijksdag door graaf Von Bülow, in een meer welsprekend dan ernstig pleidooi, duidelijk genoeg gezegd, en in gewone woorden overgezet beteekent die politiek dat er op de wereld niets gaat boven guldens, stuivers en centen. Dat moge hard klinken, maar wie er over nadenkt, ontkomt aan deze oplossing niet, en ze is waarlijk wel zoo droevig, dat men ze zou ontwijken als 't mogelijk was. Het materialisme dus geeft den doorslag - en verder mag het volk zooveel geestdrift toonen als het wil, mits 't dáár niet aan raakt.
Gelukkig dat het Fransche volk in dàt opzicht nog al vrij gelaten wordt, of, eerlijker gezegd: dat het er wel op past dat het door de bewaarders van zijn materieele belangen niet al te slaafs aan banden wordt gelegd. Toen President Kruger te Marseille voet aan wal zette, heeft het zijn bewondering en sympathie voor dien vertegenwoordiger van de verdrukte republieken luid en prachtig geuit, en al werden van die uitingen van geestdrift noodzakelijkerwijze de scherpste puntjes afgenomen, de Engelschen kunnen in deze ondubbelzinnige bewondering van hun slachtoffers weer aanleiding vinden om nog eens te peinzen over het bekende gezegde dat geen volk op de wereld zoo gehaat is als het Engelsche.
Naijver, afgunst - antwoordt John Bull.
Spoediger dan men verwachtte, zijn de gezanten te Peking het eens geworden over de eischen die zij aan de Chineesche regeering zullen stellen, en ofschoon de regeeringen nog overleggen ten aanzien van een paar punten in dat program, kan men 't er voor houden - zoo luidt ten minste een openlijk officieele verklaring - dat de mogendheden het eens zijn over de hoofdzaken.
Gaan we eens na, hoe China zijn zonde zal moeten boeten.
Een gezantschap onder leiding van een prins van den bloede zal zich naar Berlijn begeven om den keizer verontschuldiging te vragen voor den moord op zijn gezant, en de nagedachtenis van baron von Ketteler zal geëerd worden
| |
| |
door de oprichting van een gedenkteeken, ter plaatse zelve waar de moord geschied is, met een officieele betuiging van leedwezen in 't Duitsch, Latijn en Chineesch. Voorts zal op alle begraafplaatsen van vreemdelingen, welke geschonden zijn, een ‘monument expiatoire’ geplaatst worden. Tot zoover is alles in den haak, ofschoon de Europeanen handen vol werk zouden hebben indien zij dergelijke gedenksteenen moesten zetten boven de Chineesche graven, ten behoeve van den spoorwegaanleg vernield op een wijze, dubbel ergerlijk voor den Chinees die zijn voorouders een zooveel sterkere vereering toedraagt dan de westerling doet. Maar hoor nu de volgende eischen:
De Chineesche regeering zal de belhamels der oproerige beweging straffen, en ook hen die nog door de gezanten aangewezen zullen worden.-
Het laatste gedeelte van dezen eisch is volkomen onaannemelijk. De regeering zou een damocles-zwaard laten hangen boven het hoofd van nog ongenoemde personen, en 't aan de barbaarsche en ongemanierde vreemdelingen moeten overlaten, voor hoe lang, en wie er ten slotte door getroffen zou worden! Als het de gezanten eens in 't hoofd kwam, de Keizerin-Regentes zelve als een der hoofdschuldigen, althans een der voornaamste medeplichtigen aan te wijzen!
De onderkoningen en andere bestuursambtenaren zullen verantwoordelijk zijn voor de orde in hun gebied, en zij die niet beletten dat vreemdelingen gemolesteerd worden, zullen hun betrekking verliezen, en nooit weer tot een anderen post geroepen kunnen worden.-
Weer zoo 'n draconische maatregel. Dat is wel een redeneering op zijn Chineesch, dat er altijd een ambtenaar moet zijn die verantwoordelijk geacht wordt, al is hij het ook niet, maar waarom dan geen stap verder gegaan, en bijv. de vrouwen en kinderen van zulke ambtenaren gedeporteerd? Dat behoort óók tot de Chineesche rechtsbegrippen.
China zal schadeloosstelling verleenen aan regeeringen, vereenigingen en particulieren, voorts aan Chineezen die in dienst van de vreemdelingen schade geleden hebben, en ook die categorieën van schadeloosstelling voldoen, welke de gezanten later nog zullen vaststellen.
Dat kan dan wel in de milliarden loopen. Wie nu maar uit de verte betrokken is geweest bij de troebelen, moet wel het tegendeel van een leepert zijn en iemand van een geheel onwaarschijnlijke rechtschapenheid, indien hij er niet in slaagt, van zoo'n gouden regen eenige straaltjes op te vangen. En dan nog: de versterkingen van Takoe en andere forten, die het vrije verkeer tusschen Peking (waar voortaan de gezanten nog op bijzondere manier beschermd moeten worden) zullen geslecht worden; het verbod van den invoer van wapens wordt vooreerst gehandhaafd. Er zijn nog een paar punten voorloopig aan 't program toegevoegd, bijv. de hervorming van het Tsoen-li-jamen in een ministerie van buitenlandsche zaken naar Westersch model; daarover schijnen de heeren 't echter nog niet eens te zijn.
Het overige is ook al genoeg, zou men zeggen. En als we hier spreken van belachelijk overdreven eischen, dan is daarmede slechts schijnbaar in tegenspraak,
| |
| |
dat elk van die punten van 't program, op zichzelf genomen, veel redelijks bevat: schadeloosstelling, eerherstel, bestraffing en zoo meer. De zaak is, dat de gezanten als echte theoretici aan 't werk zijn geweest en zich niet bezig gehouden hebben met de vraag of, in de gegeven omstandigheden, hun eischen wel aannemelijk waren.
Dan hebben zij ook enkele kleinigheden vergeten. Hebben de Chineezen de zendelingen geïnviteerd, of de vreemde keoplieden en ingenieurs? Of zijn dezen 't geweest, die hun godsdienst, opium en spoorwegen (waar de tevreden Chinees nu eenmaal niet van weten wou) hebben opgedrongen? Hebben de Chineezen misschien vriendelijk verzocht of de westerlingen ook tractaten met hen wilden sluiten, opdat zekere soort van vreemdelingen nog boven andere bevoorrecht zouden worden, en ‘kringen van invloed’ zouden verkrijgen in het Rijk van het Midden? Zouden zij hun beste havens weggeschonken hebben, dien afstand verbergende onder den fraaien naam van verpachting, als 't verguldsel van de pil en als een scherm tegen naijver? Of hebben de vreemdelingen, die sedert eeuwen China als een land beschouwen dat geen eigen rechten heeft, maar waar men vrijelijk mag nemen wat men krijgen kan, zelf eenige schuld aan de crisis, die nu uitgebroken is? Graaf v. Bülow zegt wel dat de bezetting van Kiao-tsjou geenszins den stoot gegeven heeft tot de troebelen in China, maar is men dat met hem eens? En men denke eens aan het welbekende optreden van bisschop Anzer in de heilige stad van Confucius. En Rusland dan - China's ‘eenige vriend’!
Hoe schandelijk en gruwelijk de Chineezen zich ook gedragen mogen hebben tegenover gezanten, zendelingen en bekeerlingen - de diepere oorzaken mogen niet uit 't oog verloren worden en hadden althans tot gematigdheid moeten leiden in de eischen van bestraffing en schadeloosstelling, die zooals ze nu opgemaakt zijn, meer hebben van een wraakoefening dan van iets anders. Het verwoeste Tiëntsin, de honderden gedoode Chineezen, de weerlooze bevolking van den Amoer-oever, gruwelijk door de Russen vermoord, de geschonden paleizen en verbrijzelde pagodes, de rooftochten en barbaarschheden waaraan de vreemde troepen zich schuldig gemaakt hebben, op den weg van Takoe naar Peking en in den omtrek van de hoofdstad - ze spreken evenzeer van het gevoel dat de ontzettings-troepen bezielt. Er is dus, zelfs zonder verdere eischen, al aardig wat verhaald op de Chineezen; alleen niet op de schuldigste Chineezen.
Maar zou het mogelijk zijn, dezen laatsten hun welverdiende straf te bezorgen? De gezanten en de kabinetten zullen misschien nog eens overdenken, wat gezaghebbende mannen als Sir Robert Hart en v. Brandt dezer dagen bijna in gelijken zin hebben betoogd, en ook, wat de Chineesche gezant te Parijs aan een journalist gezegd moet hebben. Wees toch niet zoo dwaas - zeide in substantie deze Oostersche Excellentie - om te denken dat die onderhandelingen resultaat kunnen hebben. Dat alles geschiedt van den Chineeschen kant slechts om het publiek in Europa zand in de oogen te strooien. Het ergst zijn de vredesonderhandelaars Tsjing en Li-hoeng-tsjang
| |
| |
er aan toe. Blijven zij koppig, dan behoeven de onderhandelingen niet eens begonnen te worden, geven zij ook maar schijnbaar toe aan de buitensporige eischen van de vreemdelingen, dan zullen zij ongetwijfeld bij de eerste gelegenheid dat de handlangers der Regentes hen te pakken krijgen, als souffre-douleur dienst doen. Hun eenig doel is dus, om tijd te winnen, en de kat uit den boom te kijken.
De tijd zal 't leeren of die gezant het bij 't rechte eind had; het komt ons inderdaad niet onwaarschijnlijk voor. Afgezien van de zeker verdachte rol, die door het Chineesche hof, thans zich nog schuil houdend ergens in 't binnenland, wordt gespeeld, is het voor ons begrip volslagen ondenkbaar, dat Rusland, nu vrijwel in 't bezit van al wat het vooreerst verlangen kan, en sterk geïnteresseerd bij een niet al te zeer verzwakt China, in allen ernst zou meedoen aan een politiek van dwang tegenover China, welke ongepast en onverstandig zou zijn, al was ze niet onuitvoerbaar. Misschien wil de Russische regeering, ter wille der comedie van het internationaal concert, wel meê-eischen, zoo lang 't bij woorden blijft, maar overigens - trekt het zijn troepen uit den omtrek van Peking terug.
Het is aan de Fransche Kamer al dadelijk merkbaar geweest, dat zij weer bijeen kwam op het oogenblik dat de wereld-tentoonstelling op haar laatste beenen liep; behalve een ongetwijfeld mislukte poging om de Dreyfuszaak te laten herleven - tot dusver is de Kamer daar buiten gebleven - vond zij in het geval van Sipido, den dader van den aanslag op den prins van Wales, en in het zoogenaamde decoratiën-schandaal, waarbij bloedverwanten van minister Decrais betrokken heette te zijn, aanleiding genoeg om de regeering wat te doen te geven. Maar deze redde zich zonder veel moeite, en het Kabinet schijnt, als geheel genomen, vaster te staan dan ooit.
Maar er zijn in de afgeloopen maand dingen gebeurd, die meer onze aandacht vragen dan de maar matig (en financieel in 't geheel niet) geslaagde Parijsche wereld-tentoonstelling; al hebben ze ook plaats gehad verder van ons af. De Amerikaansche presidents-verkiezing is afgeloopen. Bryan, die zich door het verlies van zijn ‘First Battle’ niet had laten ontmoedigen, heeft nu zijn tweeden veldslag verloren tegen Mac Kinley.
Tot het laatst toe hadden de democraten nog hoop behouden, hun candidaat te zien slagen. Werkelijk scheen Bryan's positie nu sterker dan in 1896, toen hij gemakkelijk als de lichtvaardige financieele plannenmaker, de tegenstander van sound money, uitgekreten kon worden; thans was de strijd tegen het imperialisme het eerste artikel van zijn verkiezingsprogram. Maar het verwachte omzwenken van den staat New York, en van de vier vroeger democratische staten die op de grens tusschen het noordelijke (meest republikeinsche) en zuidelijke (bijna geheel democratische) staten liggen: West Virginië, Maryland, Delaware en Kentucky, heeft slechts plaats gehad voor laatstgenoemden staat, daarentegen hebben de democraten elders nog ernstige verliezen geleden, zoodat de republikeinsche meerderheid, tenminste in het college
| |
| |
dat den President verkiest, nog aanzienlijk grooter was dan vier jaar geleden. Afgezien van de innerlijke oorzaken, met de politieke beginselen der twee groote partijen verband houdende, schrijft men dezen uitslag hoofdzakelijk toe aan het feit dat de combinatie van de zilverkwestie met de imperialistische kwestie Bryan ongeluk gebracht heeft: was hij over te halen geweest om zijn overtuiging ter zake van het muntvraagstuk tijdelijk op den achtergrond te schuiven, en enkel nadruk te leggen op de nadeelen van Mac Kinley's imperialisme, dan had zijn kans veel gunstiger gestaan. Daarvoor was Bryan echter te eerlijk.
C.E.
|
|