grootmachten der burgermaatschappij parodieërend door een kat, een hond en een aap te dresseeren en aan te kleeden als rechter, kardinaal en generaal. Van Damme, arm boekhandelaartje, neemt uit zuiver medelijden twee straatwijven en een boef in huis, die hem bestelen en altijd samen twisten. De man zeurt over de voorspellingen van Nostradamus.
De schilder Ter Haer kunnen wij onbesproken laten. Zeer groote beteekenis hebben de kinderen Gérard voor Hugo. Hun vader, ook anarchist, werd naar Biribi (strafkolonie in Noord-Afrika) gezonden, omdat hij anarchistische kranten en brochures in huis had. Zijn kinderen naaien voor kleêrmakers en vergaan van ellende. Hugo komt veel bij hen, doet zijn best het teringachtige jongetje, Pierrot, nog te redden door de stakkerds te laten verhuizen, maar Pierrot sterft met een kreet van verwijt tegen de maatschappij op de lippen. Dat lijden der kinderen Gérard en de dood van Pierrot, die zijn lieveling was geworden, maken diepen indruk op Hugo, die ons wordt geschilderd - met groot talent! - als een zacht, medelijdend mensch.
Lang denkt hij over den hertog van Dinkara. De man is een schurk, die gruwelen heeft bedreven in zijn land, toen hij daar een burgeroorlog had doen uitbreken, die hem op den troon van Roetelië zou hebben moeten brengen. De kans was hem niet ongunstig, maar door zijn euveldaden verloor hij zijn partijgenooten. Te Parijs leidt hij een liederlijk leven. Maar Hugo de Vos verneemt dat hij daar niet lang blijven zal. De hertog heeft geld geleend van bankiers en zal nòg eens de rampen van den oorlog over zijn land brengen.
Hugo, diep rampzalig door het leed, waarvan hij getuige moet zijn, walgend van de maatschappij en dus van het leven, vooral nadat Pierrot Gérard gestorven is, kan door de liefde van Malise niet gered worden. Zij staat ook, als katholieke, die berust en aan een alles vergeldend hiernamaals gelooft, te ver van hem. Hugo de Vos wil sterven. Maar zijn doodgaan kan nog nuttig zijn voor een gansch volk. Roetelië moet hij redden van den burgeroorlog door zijn zelfmoord. Het hertogelijk geboefte, den hertog van Dinkara, moet hij vermoorden. En dat doet hij. Ongelukkig komt, juist op het oogenblik dat hij den man zal dooden, de onschuldige Vandamme hem op straat aanspreken. Hij wordt ook een slachtoffer van Hugo; men veroordeelt hem als medeplichtige. Zoo heeft elke daad gevolgen, die men niet kan voorzien. Hugo de Vos moet, natuurlijk, worden geguillotineerd. Zijn zieke moeder is verlamd van ontzetting, zijn broeders verwijten hem zijn schanddaad. Ze begrijpen niet wat hem dreef. Malise, diep rampzalig, komt hem in de gevangenis bezoeken. Haar liefde is niet gevloden, maar ook zij kan het edele van zijn daad niet begrijpen.
Wat nu dezen moord uit diep medelijden met het bedreigde volk van Roetelië aangaat, we zullen er hier maar niet over spreken. Dat zou ons te ver voeren van het doel, dat Wagenvoort heeft beoogd. Hij heeft willen laten zien den ondergang van het altruïstisch ideaal in en door de egoïstische burgermaatschappij. Of Hugo de Vos, begaafd, gevoelvol, liefderijk van gemoed, ondergaat door zijn leven vol walging te rekken tot het gevoel in hem is ver-