Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 10
(1900)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Kijkje in Batavia.
| |
[pagina 258]
| |
een rond dopje opzetten. - Want een hooge hoed! - lieve hemel! hoe deftig zou dat hier zijn! Waarlijk, al vindt u het nòg zoo gek en uw kind nòg zoo lastig - dat gaat nu niet anders.... Een hooge hoed behoort hier alleen bij ceremoniëele gelegenheden thuis en bovendien behooren de gelukkige dragers dan minstens 1000 gulden traktement in de maand te bezitten. Men zou in Holland niet zooveel achter of liever onder zulk een onschuldig hoofddeksel zoeken, niet waar? Er is zelfs nog meer aan dit voorwerp annex en wel iets zeer gewichtigs, n.l. een eigen opinie! En nu mama?.... Aan u is niet veel te veranderen, moederlief. De dameskleeding hier verschilt zoo weinig, ja zelfs wat de warmte betreft, eigenlijk te weinig met die van de Hollandsche en menig Bataviaansch elegantje kan zeer goed wedijveren met een uit Den Haag. Brug in de oude stad (kantoor van de Java-bank).
Hier zien wij haar echter nog niet. Straks als wij ons ritje per tram door oud Batavia hebben gemaakt, komen wij te Weltevreden en daar kunt ge tegen zes à zeven uur de elegante wereld bewonderen. Eerst gaan wij een gedeelte der oude stad door - de kantoorwereld - of de ‘City’ van Batavia. Al is het hier warm, toch is het zijn hier een verademing na de stoffige, heete en eentonige reis van Priok. Aan menig typisch plekje blijft uw blik onwillekeurig hangen; en ook de bewoners zijn de aandacht wel waard. Allerlei typen krioelen hier dooreen: Inlanders, Arabieren en Chineezen ziet ge overal. Vooral het laatste ras is sterk vertegenwoordigd. Ge zult u wat moeten gewennen aan de onaangename geuren, die zich hier en daar verspreiden, zulk een luchtje is onafscheidelijk van een Chineesch kamp. De tram voert er ons echter spoedig voorbij en nu komen we op | |
[pagina 259]
| |
Molenvliet. Doet het u hier niet eenigszins aan een Hollandsche gracht denken? Vooral daar, waar een gedeelte er van 's avonds electrisch verlicht is, zoudt ge u al wandelende kunnen verbeelden in Europa te zijn. Straks als wij op de brug komen van Noordwijk moet ge uw blikken eens wijden aan dit aardig hoekje. - Vooral des morgens heel vroeg, als de lucht nog een weinig bedekt is - de beiden kanten der gracht zich weerspiegelen in het water - eene logge schuit haar mast spits in de lucht richt - huizen en boomen daarachter in een licht waas weg dommelen - dan zou het bepaald een motief kunnen zijn voor een Jacob Maris! Jammer, dat de schelle zon het mooi tonige zoo gauw wegneemt! Van deze brug af ziet ge ook het dorado der dames - n.l. de smaakvolle toko van ‘Eigen Hulp’. In het avonduur vooral is het er vaak een drukte van belang en van menig echtgenoot wordt het geduld op de proef gesteld als vrouwtjelief haar inkoopen gaat doen! Doch hierin is ook alweer voorzien! Mijnheer kan, als hij niet zeker is de proef goed te doorstaan, even in de vriendelijke voorgalerij van de ‘Harmonie’ uitrusten. Deze societeit is schuin tegenover ‘Eigen Hulp’ gelegen en vooral is het er een aardig zitje als er s'avonds muziek in den daarbij gelegen tuin is. Heden avond zullen wij liever eens een kijkje nemen in ‘Concordia’, de societeit in het militaire kampement; waarlijk, wanneer wij daar zitten, kunnen wij ons bijna voorstellen in het Haagsche bosch een muziekavondje bij te wonen. De gasballonnen glanzen als groote lichtende bloemen tusschen het weelderig groen; - hooge boomen wuiven hun toppen boven onze hoofden en de muziek verhoogt het aantrekkelijke van het avonduur. Als een blank tooverpaleisje verrijst het keurige gebouw tegen de puur donker blauwe lucht; waarlijk, het is hier een heerlijk plekje om eens te droomen en onze gedachten op de tonen der muziek te laten wiegelen. Hier ziet ge bijna de geheele Bataviasche wereld - meestal is het au grand complet en vindt men soms met moeite een leeg tafeltje. Daarom geniet ge vaak meer als ge gaat ‘toeschouwen’, dat wil zeggen als ge buiten in uw rijtuig als toeschouwer en toehoorder fungeert. Behalve de ‘Harmonie’ en ‘Concordia’ bezit Batavia nog den Dierentuin. Hoewel deze nu in zooverre niet aan het doel beantwoordt dat het dierlijk element er te vergeefs te zoeken is (of het moesten titjakken wezen die hier overal zijn!) zoo is het toch een zeer aardig uitspanningsoord. Het is een groote, ruime tuin, geheel electrisch verlicht. - Behalve dat er vaak danslustigen komen, kunnen de liefhebbers en liefhebsters van rolschaatsenrijden hier hun harten ophalen en op de tonen der vroolijke muziek rondzweven. - Een paar keer woonden wij reeds hier een bloemencorso bij - en bij zulk een gelegenheid ziet men eerst op hoeveel schoons en liefs Batavia kan bogen; het is waarlijk wel de moeite waard hierheen te | |
[pagina 260]
| |
gaan, al was het alleen maar om den goeden smaak der jonge dames en de verschillende resultaten dier nijvere handjes te bewonderen. Trouwens zij weten het ook wel wat een lief kopje vermag, half verscholen tusschen bloemen en confettis, fantastisch verlicht door het electrisch schijnsel! De heeren fungeeren dan meestal als clown.... doch eerlijk gezegd maken zij soms wel eens den indruk wat taai te zijn. - Neen, ‘de kleeren maken hier niet alleen den clown’ doch ook ‘de manieren’. - Het geheele publiek trouwens moest bij zulk eene gelegenheid een tikje Fransche luchthartigheid bezitten, - dat behoort nu eenmaal bij zulk een bloemenfeest! Doch, ik geloof, lieve oudjes, dat mijn schrijven u haast den indruk zou geven, alsof wij hier niets deden dan pret maken en dat is toch waarlijk niet het geval! Neen, er wordt hier ook gewerkt en zelfs hard gewerkt! - ‘Natuurlijk alleen door de heeren!’ zegt papa! - Nu ja, natuurlijk, maar heusch vaderlief,Een huisjongen.
de vrouwen zitten toch werkelijk niet den geheelen dag in haar luierstoel te wippen! Al ziet u mij sarcastisch aan, toch wil ik u verzekeren dat mijn klein Indisch huishouden mij na aan het hart ligt en menig ochtendje omvliegt door gewichtige onderhandelingen met kokkie en Nassid, onzen huisjongen, zelfs met kooplui, die met hun ‘roegi betoel Nja’, recht lastig kunnen wezen! Van het gebied waar kokkie heerscht zal ik u maar geen beschrijving geven, moederlief. Grooter verschil is er bijna niet te bedenken, tusschen een helder blinkende Hollandsche keuken en zulk een zwart hol als hier, - doch ‘jenun, man trägt was man nicht änderen kann’. - Och, dit spreekwoord moet men zoo vaak hier te pas brengen, het is een broertje van het echt Indische ‘alles komt terecht!’
Doch nu ik u 't een en ander van Batavia bij avond heb laten zien, wil ik | |
[pagina 261]
| |
het u ook 's morgens heel vroeg toonen. - Nu zult u eens genieten van een heerlijken, frisschen, Indischen morgenstond en ik stel mij voor dat ik tusschen u beidjes inwandel onder de schaduwrijke boomen langs het ‘Koningsplein’. Langzaam trekken de ochtendnevels op, - aan den overkant vertoont zich in een nevelig blauw de koepel van de Willemskerk, door donker geboomte omgeven - en als wij goed zien, kunnen we als een glinsterend wit streepje het dak van het station onderscheiden. - Is het hier niet heerlijk? Dat enorm wijd uitgestrekte veld, met de lichte rustige lucht daarboven, doet ons als 't ware ruimer adem halen en hoe weelderig en vreemdzaam liggen de witte huizen verscholen tusschen het groen! Hier prijkt ook het paleis van den Gouverneur-Generaal, dat uiterlijk niet met dat van Buitenzorg kan wedijveren, doch niettemin wel even onze aandacht waard is. Het ligt daar zoo statig en blank tegen den donkergroenen achtergrond, met een enkel beeld midden op het daarvoor gelegen gazon. Schuin tegenover het paleis is een klein park aangelegd, waarin ook het waterreservoir staat; een aardig smaakvol gebouwtje. Wij willen even het parkje binnengaan en ons een poosje op een der bankjes neêrzetten, waardoor wij een ruimen blik over het plein krijgen. Het is nu nog betrekkelijk stil op den grooten weg. Hier en daar slechts een enkele wandelaar of ruiter.... Doch aan den overkant nadert een escadron cavalerie. Eerst zien we iets onduidelijk tusschen de boomen doorschemeren, dan opeens zien we ze zwenken en het open veld inrennen. Hoe blinkt dat alles in de vroege morgenzon en hoe opwekkend klinkt het schetterend trompetgeschal! Het is alsof er met het militair element ook meer leven is gekomen; al meer en meer wandelaars, ruiters en rijtuigen vertoonen zich, vooral baboes met de haar toevertrouwde kleinen ziet men hier in grooten getale wandelen. Ja, moedertje, u als zoo'n echte Hollandsche, zoudt wellicht uw kind niet aan zulk een ‘bruin mensch’ toevertrouwen, maar waarlijk de meesten hier zorgen veel beter voor de babys dan onze Hollandsche kindermeisjes! Het begint nu reeds warm te worden en daar wij nog, vóor de groote hitte komt, meer willen zien, zullen we gebruik maken van het echt Bataviasch vervoermiddel, nl. een ‘dos à dos’, soms bij verkorting genoemd ‘'s à dos’ of nog korter ‘doos’. Het zijn kleine hooge wagentjes, getrokken door bespottelijk kleine paarden. Het is waarlijk eene heele kunst er vlug in te klimmen en als ge het niet gewend zijt, moet ge u goed vasthouden, want ge wordt soms jammerlijk door elkaar geschud! en al zien de respectievelijke koetsiers er meestal vrij slaperig uit, toch rijden zij tamelijk goed en wekt het zelfs meermalen de bewondering, hoe vlug zij voor tram en rijtuigen kunnen uitwijken. Nog een goede eigenschap bezitten de ‘'s à dos’, nl. dat zij bijna onmiddellijk daar zijn als we slechts even onze stem verheffen. In dit opzicht gelijken | |
[pagina 262]
| |
ze wel op het tafeltje uit het sprookje, dat op het geroep van ‘tafeltje dek u’ kant en klaar stond. Nu wij het Koningsplein in zijne volle glorie hebben gezien, zullen we langs een kleinen omweg naar het woelige en minder deftige ‘Passar baroe’, het paradijs der zuinige huismoeders, gaan! Eerst rijden wij even langs Noord- en Rijswijk, een vriendelijk gedeelte, dat ons onwillekeurig aan een boulevard doet denken, met de rij boomen langs het breede trottoir en de verschillende groote toko's aan beide zijden. EenWaterlooplein.
weinig verder kunt ge van een eigenaardig schouwspel genieten: daar nl. waar een breede trap naar het water leidt, is het bain-mixe der inlanders. Het is een koddig gezicht al die roodbruine lichamen boven het water te zien uitsteken. Heele families gaan hier 's morgens heen. Papa, mama en het kind maken hier ten aanschouwen van iederen voorbijganger hun ochtendtoilet. Vindt u het shocking mama? Och kom, daar zijn wij reeds lang aan gewend. | |
[pagina 263]
| |
Aan het einde van Rijswijk ligt de Sluisbrug, waar het water met dreunend geraas onderdoor vliedt; van hier uit heeft men een alleraardigst kijkje op de gracht, waar het alweder krioelt van badende en plassende inlanders. Langzamerhand komen wij nu langs de citadel in de militaire buurt, het Waterlooplein, een verkleinde uitgave van het Koningsplein, toch is het een tamelijk groot exercitieveld, waarin het gedenkteeken van Waterloo wel wat popperig schijnt. Rondom liggen de officierswoningen, bijna alle op elkaar gelijkend, in hun midden, als hen beschermend, het departement, waarvoor het standbeeld van Koen statig verrijst, ons toeroepende: ‘ende desespereert niet!’ En nu hebben wij eindelijk ons doel bereikt! Een bedrijvig hoekje dat Passar baroe. Als de stekende zon u niet zoo hinderde, zoudt ge er met het grootste genot een geheelen morgen al opmerkende en rondkijkendeDe kali-besaar, Batavia.
kunnen doorbrengen. Een mengelmoes van alleraardigste, bont gekleurde geveltjes, hier en daar een uitstekend zeil, fel wit lichtend door den zonneschijn, waaronder in de violette schaduw menschen en winkeltjes wegdommelen. Een echt rommeltje, zoo'n toko! Van alles kunt ge er krijgen, van blikjes groenten tot scheerspiegeltjes toe; ja, de meest uiteenloopende zaken zult ge er niet te vergeefs zoeken. Ge moogt alles uithalen en bekijken; de Chinees, die achter u aanslentert, laat alleen af en toe zijn lang gerekt ‘hèèè?’ hooren of ‘tjali apa?’Ga naar voetnoot(1) Eene aardige afwisseling tusschen al die Chineesche winkeltjes zijn de Klingaleesche toko's. De Klingaleezen zijn over het geheel gedienstiger en vlugger dan hunne Chineesche concurrenten. Ze hebben een schilderach- | |
[pagina 264]
| |
tig type met hun groote donkere oogen en haren, waarop de roode fez dikwijls zulk een aardig effect maakt. Zij behooren bepaald in hun omgeving van vreemd gekleurde vazen, donkere lakwerken en bont zijden shawls en ankins. Voor een vreemdeling is het vooral verleidelijk een blik te slaan in zulk een door-elkander van artisticiteit en meestal verlaat men hun toko met een, helaas, leege beurs.
Me dunkt, lieve oudjes, dat wij na zulk een warm tochtje wel wat rust verdienen in onze koele achtergalerij, genietende van een glas ijswater. Kan u zich nu eenigszins een voorstelling maken van onze nieuwe omgeving, of denkt u mij nog altijd ergens op een woeste vlakte, beplant met klapperboomen en krioelende van tijgers en slangen? Trekt Batavia u aan? en zou u er op uw ouden dag nog niet toe kunnen komen ons hier op te zoeken?.... of lijkt het u beter bij uw haardje samen stil in de vurige kolen te staren, denkende aan uw kind, dat zoo ver wegging?.... zich haar voorstellende toen ze u vaarwel en.... tot weerziens toeriep.... hoe zij wezen zàl, als zij haar dierbare oudjes weer eens in de armen sluit!.... Wanneer.... wanneer!?.... Doch kom, geen pessimistische gedachten! Dirk zou mij beknorren, als hij wist dat ik er weer aan toegaf; en toch is het vaak zoo moeielijk die strijd met het verlangen!....
Ons beider hartelijke groeten. Dag, lieve ouders, denkt veel aan Uwe
Hanny. |
|