| |
| |
| |
Nederlandsche Verzen en Nederlandsch Proza.
Het Boek van Nagadrah den Balling, door Dr. A. Kempe, Leid. A.H. Adriani, 1900.
Vooral bij de beoordeeling van een werk als dit, moet men zich duidelijk rekenschap zien te geven van hetgeen de schrijver heeft meenen te leveren. Alvorens te letten op den uitslag, dient men te letten op het doel. Het Boek van Nagadrah is een didaktisch geschrift, dat de schrijver zoo welsprekend, zoo dichterlijk heeft willen maken als hij maar kon. Zijn bedoeling was: tegenover de wereld te gaan staan om te getuigen van hetgeen daar leeft in zijn ziel. Het boek is dan ook eene uitdaging aan de menschen, die vrede hebben met de tegenwoordige maatschappelijke toestanden. Zijn bedoeling was ook: in profetische taal tot de menschen te spreken: zijn boek werd daarom geschreven in een stijl, waarvan de schrijver zal vinden dat hij in kracht den Bijbelstijl nabij komt. Hij wilde verder optreden als dichter: zijn boek bevat dan ook het een en ander, gedrukt in korte regeltjes, wat de schrijver houdt voor hooge poëzie en de opzet van het werk is die van een parabel in 't erg lang.
Ofschoon het in den regel verkeerd is de persoon van den schrijver te vereenzelvigen met den held uit een boek, mag men gerust aannemen dat Nagadrah is de verdichterlijkte Dr. A. Kempe, zich plaatsend buiten de werkelijkheid, maar niet zóó ver of hetgeen er in Nagadrah omgaat is nog maar even versterkt dàtgene, wat er omgaat in den schrijver. Mocht dit niet het geval wezen, dan zou deze schepping weinig meer zijn dan eene mystificatie en dit kunnen wij onmogelijk aannemen.
Nagadrah heeft aan de menschen te zeggen, wat zij al door zeer velen hebben hooren verkondigen. Daarom wekt dit boek verbazing, noch ergernis bij hen, die eenigermate op de hoogte zijn van hetgeen door socialisten en anarchisten over den godsdienst en de maatschappij werd geschreven.
Nagadrah, dan, beweert het volgende:
Jezus moet niet vereerd worden als Gods zoon. Hij was mensch als wij en hij dwaalde soms. De christelijke leer is niet in haar geheel te aanvaarden. Het is bovendien moeielijk uit te maken in hoeverre zij volkomen zuiver tot ons gekomen is. Godsdienst moet niet aan de kinderen worden geleerd. Zinnelijke begeerte is op zichzelf niet verkeerd. Men moet er dus geen afschuw van veinzen en dien aankweeken. Het huwelijk moet niet bindend zijn voor het leven; doch aangegaan worden voor den tijd van vijf jaren. Gescheiden echtgenooten kunnen nog eenmaal na de scheiding hertrouwen. Omtrent de huwelijksgoederen en de voogdij moeten andere wetten gemaakt worden. Nagadrah geeft een ontwerp huwelijkswet ten beste. De regeering, die het verraad beloont en in de koloniën des lands opium en sterke dranken laat invoeren, is onzedelijk. De grond moet het eigendom blijven van de gemeenschap. Over de vrouwenbeweging laat Nagadrah zich in gematigden zin uit. De doodstraf moet weer ingevoerd worden.
Zulke stellingen hebben wij reeds vaak vernomen. We schrikken daarvan niet meer. Dat Nagadrah wordt verbannen uit zijn land, omdat hij ze verkondigt aan den volke, doet ons vermoeden dat hij leefde in Rusland of in Perzië of in een zoodanig rijk van despotisme. In Nederland mag men deze dingen zeggen.
Het boek is een parabel of een sprookje, zoo men wil. Nagadrah heeft te doen met allegorische wezens: de Zinnelijke Liefde, de Hoogere Liefde, den Geest, die klaagt enz. Hij is gelukkig getrouwd, maar kijkt wel eens met begeerte naar andere vrouwen. Hij noemt zich Natuur- | |
| |
wijsgeer en heeft waarschuwende vizioenen, waardoor zijn wijsheid nog grooter wordt.
Het proza van Dr. Kempe is niet correct en erg leelijk. De schrijver wil verheven zijn, maar slaagt op geen enkele bladzijde. Het is niet voldoende maar zinnen te maken met ‘hij antwoordde, zeggende’ om statig proza te schrijven dat het proza der Bijbel-overzetting nabij komt. De verzen - zijn geen verzen. Van zijn machteloosheid, legt Dr. Kempe herhaaldelijk de naïve bekentenis af. Telkens deelt hij mede iets niet te kunnen beschrijven, o.a. op pag. 32, 45, 51, 58. Vaak wordt een volzin niet afgemaakt en eenige ruimte gevuld met puntjes. In de als poezië gegeven stukken, komen belachelijke regels en episoden voor. Ik bedoel niet de correcties op de bijbelwoorden alleen, maar ook verhalende fragmenten. Menschen, die door kuiperij ridderorders machtig zijn geworden, moeten die oprapen, na hun dood, uit ‘het vuilste vuil.’ Een is er bezig: Hij vindt zijn kruisje.
‘Hij was verrukt en hoe onooglijk
het ding er uitzag, toch was hij gelukkig.
Doch zie, een Sperwer daalde neder uit den hooge
Het deftige gelaat hief smeekend d'oogen opwaarts, doch
een kwalijk riekend vocht viel op hem neer
en bloed en tranen huilend kroop hij verder’.
Zoo worden ‘ministers, gouverneurs, grootwaardigheidsbekleeders’ behandeld. Dominees, pastoors en pausen moeten het eveneens ontgelden. Aristoteles rekent af met Gregorius den Zevende.
Dr. Kempe mist gevoel voor het potsierlijke. In zijn vlagen van verheven doen, wordt hij niet gewaarschuwd wanneer dwaze gezegden hem ontsnappen. Bij 't herlezen merkt hij die niet op. Enkele voorbeelden.
‘In het land van Nagadrah werd de geest vaardig over de vrouwen en zij stonden op tegen de mannen... Gelijk het rund, dat lang onverdiende, slechte behandeling verdroeg enz. (pag. 114). ‘Gelijk in den loop der eeuwen de vrouw in het huishouden iemand geworden is van gewichtige beteekenis, zoo is ook nu de tijd gekomen enz. (pag. 115). Hoort, gij vrouwen hier vergaderd, gehuwde en ongehuwde, oudere en jongere, hooger geplaatste in stand en mindere, hoort mijne woorden (pag. 123)... ‘als van een kermis-goochelaar’, kon er bij staan! ‘Wetten, waarin de onmenschelijkheid in plaats van de gerechtigheid schijnt te hebben voorgezeten (pag. 123) elders: aan de hand der wetgeving’. Nagadrah zegt deze dwaze onbeleefdheid in eene vergadering van vrouwen: ‘Gij zegt: Wij spreken over de ongehuwden, maar wie waarborgt U dat dezen niet trouwen? Trouwen dan alleen de schoonen? (pag. 126)’. ‘Een enkele vuurproefhoudende doffer werd nog gehoord’ (131) enz. enz. Op de meeste bladzijden, misschien, zijn dergelijke dwaasheden te vinden. Dit zou nu nog zoo erg niet zijn, indien de schrijver in poëzie en proza, hoe leelijk dan ook, in een sprookje, hoe buitengewoon onhandig ook samengesteld, ten minste wat nieuws had verkondigd. Wij zouden dan het erg pretentieuse van den vorm maar vergeten om te genieten van zeer persoonlijke denkbeelden. Ongelukkig, naar wij boven zeiden, heeft het Dr. Kempe behaagd zijn ‘Natuurwijsgeer’ niet anders te laten verkondigen dan wat stellingen, die een ietwat belezen jongmensch van buiten kent. Er zijn er zoo te lezen in Dageraad, in boekjes van Jean Grave en andere anarchistische werken. Hoe iemand, die niet meer te vertellen heeft er toe komt dat zóó omslachtig te doen, op een toon, die ons in 't begin iets heelemaal ongehoords doet verwachten, met een omhaal van allegorische figuren, die den lezer doen schrikken, is haast
onbegrijpelijk. Deze natuurwijsgeer heeft eene zeer vreemde mentaliteit en zijn boek zou diensten
| |
| |
kunnen bewijzen aan den psycholoog, die lust mocht hebben te onderzoeken, hoe de meest eenvoudige en minst oorspronkelijke gedachten op de minst natuurlijke en minst origineele wijze tot uiting kunnen komen.
Over de strekking van dit werk behoeven wij ons hier niet uit te laten.
Eene groote inconsequentie ligt in het plaatsen van het motto, waar de schrijver beweert in het boek dat wij niet precies weten wat Jezus heeft geleerd. Wie dit zegt, mag maar niet kiezen wat hem goed voorkomt. Dat is al heel onwetenschappelijk voor een natuurwijsgeer.
| |
De liefde van een Boer (roman uit Transvaal) door Louise Stratenus, Utrecht, A.W. Bruna en Zoon. (Zonder jaartal).
Een roman in twee deelen, waarvan niet veel goeds te zeggen valt. Louise Stratenus moet worden gerangschikt onder de vrouwen, die het allerminste begrip hebben van schrijfkunst en tevens onder haar, die het allernaarstigst omgaan met de pen. Haar specialiteit is de actueele spektakelroman. We kregen er onlangs een over de Boeren, we zullen er waarschijnlijk dezer dagen weêr een ontvangen over Het bloeddrama in China of zoo wat.
Intusschen, valt toch iets te roemen, in dit boek van de snelschrijvende dame: het eerste gegeven. Een zeer ernstige, jonge Transvaler gaat hartstochtelijk houden van een Engelsch meisje en nu heeft freule Stratenus waarschijnlijk eventjes het plan gehad ons aan te toonen hoe de Engelsche, eerst bezield met het voornemen den hoogstaanden boer zoo min mogelijk ongelukkig te maken, tòch al meer en meer afschuw krijgt van het boersche gezin en het bestaan in de eenzaamheid der velden. Ongelukkig, heeft zij dit plan al gauw laten varen en is het oorspronkelijke gegeven bedorven door allerlei geknoei er bij; zoodat wij inééns diep in de akeligste vulgariteit zitten. Verraders, een geheim genootschap, een tooverheks, Cecil Rhodes(tan) komen uit het leelijke tooverdoosje te voorschijn. Waar eerst heel eventjes een spoor van psychologisch en ernst viel waar te nemen, komt al gauw de reeks grove bedenksels, die het allerminste soort van lezers moeten boeien.
De menschen uit de Stratenus-romans praten tegen elkander als rederijkers uit den ouden tijd op de planken van een achterhoeksch herbergtooneeltje en waar de schrijfster ons wat had moeten laten zien, krijgen wij uitroepjes en beschrijvingen als uit een haastig geïmproviseerden kinderbrief.
| |
Parias door Mina Kruseman, J.P. Revers, Dordrecht. (Zonder jaartal).
Wekt het boek van dr. A. Kempe een voor den schrijver niet vleiende verbazing, de tweedeelige roman, die Mina Kruseman dezer dagen de wereld inzond, doet hen, die bij de schrijfster althans eenig begrip van literatuur hadden verondersteld, een oogenblik twijfelen aan de identiteit van de romancière. Is dàt nu van ‘de’ Mina Kruseman?! Och ja, het staat ook in de opdracht aan de ‘liplapjes en de chineesinnetjes, met wie (zij) dagelijks omging als met jongere zusjes, die (haar) begrepen en met (haar) samenwerkten aan de verheffing der vrouw.’
Parias is een onmogelijk boek. Wij weten het niet anders te kenschetsen. Het is onmogelijk als avonturenroman, onmogelijk als pleitroman, onmogelijk als psychologische roman, onmogelijk als ‘Indische’ roman. Het is een samenstel van onmogelijkheden, die we moeilijk hier kunnen resumeeren, omdat zij te groot in aantal zijn. Er wordt in dezen roman ook gepreêkt vóór de vrije liefde, tegen den oorlog, vóór de preêkende dramatische kunst.... alles lang, banaal, vervelend. De avonturen zijn zóó dwaas, dat die een mensch nog aan 't lezen
| |
| |
houden, nieuwsgierig wat de schrijfster in een volgend hoofdstuk weêr voor onmogelijks zal laten gebeuren. 't Is jammer voor Mina Kruseman dat zij voor dit werk een uitgever gevonden heeft. En als men nu bedenkt dat de dagbladen hebben meêgedeeld hoe Mina Kruseman het handschrift zelf is gaan brengen van Boulogne sur Seine naar Dordrecht, omdat zij redenen meende te hebben de fransche post niet te vertrouwen van wege het cabinet-noir, dan zou haast eene minder vleiende veronderstelling bij ons opkomen. Laat ons gelooven aan onbegrensde naïveteit. Mina Kruseman schijnt het beneden zich geacht te hebben haar drukproeven behoorlijk na te zien. Het boek is vol tergende fouten.
| |
Om de Keizerskroon (leven en daden van Graaf Willem II van Holland, Roomsch koning, stichter van 's-Gravenhage, anno 1250) door J.R. van der Lans, 1900. Stoomdrukkerij, Langendam en Co., Nijmegen.
Dit is ook al een actueele roman, in één deel, maar in een dik. De heer Van der Lans heeft al heel wat historische romans geschreven, over tijdperken uit de Vaderlandsche- en uit de Wereldgeschiedenis. Zijn jongste werk werd uitgegeven met het oog op het feit, dat 's-Gravenhage weldra 650 jaar zal hebben bestaan. De oprechte Hagenaar denkt dus, dezer dagen, veel aan ‘den roemrijken Roomsch-Koning, Graaf Willem II van Holland, door Alberdingk Thijm gerekend tot de voortreffelijkste vorsten, die in ons Vaderland bewind hebben gevoerd.’
De schrijver heeft willen geven ‘een breed tafreel van middeleeuwsch leven’, naar hij zegt in zijn lange voorrede, waarin ook wordt aangeteekend: ‘op het oogenblik dat men te 's-Gravenhage de aloude stichting van den Roomsch-Koning, zijn vorstelijke ridderzaal weer in haar edelen luister poogt te herstellen, mag dit boek zeker actueel heeten.’ Wij noemden 't al zoo. Wat de hoofdpersoon aangaat, zegt de schrijver: ‘hier is gepoogd zijn ridderlijke, koninklijke gestalte in al haar reine grootheid en hooge majesteit te doen schitteren als een der onvergankelijkste gloriën van het Nederlandsche volk.’
Wat den heer Van der Lans ontbreekt is allerminst liefde voor zijn onderwerp, maar - helaas! - uitbeeldende kracht.
Hij gebruikt een overvloed van groote woorden, hij toont ijverig te hebben gelezen over zijn held, hij toont alles op zijn mooist te willen voorstellen tot eer van Willem en tot glorie van Holland, maar met dit al geeft hij niet meer dan een aangelengd verhaal van Willems regeering, volgens de opvatting van vroegere geschiedschrijvers, benevens daarbij passende romantische avonturen.
We krijgen, na den roman, twee toevoegsels over De ridderzaal te 's-Gravenhage en De herstelling der grafelijke zalen.
Van dit boek geeft de schrijver-uitgever een tweede druk, naar Het Vaderland bericht.
| |
| |
| |
Nieuwe Boeken.
Opstellen door Henri Borel, L.J. Veen, Amsterdam.
- Dit is een bundel met artikelen uit De Gids, Nederland en Indische couranten. Met bewondering moet men lezen, in Een kroningsfeest op Java, de beschrijving van de gamêlan; vreemd doet dat Iets over kritiek aan, in een boek, waarin ook enkele ongemotiveerde beweringen te lezen staan, die niet minder erg zijn dan de door den schrijver gewraakte. Goed is de omschrijving van ‘de éénige kunst van schrijven’ aan het eind der causerie, edelmoedig warm is het stukje over Otto Knaap.
| |
Beknopte geschiedenis van de opvoeding en het onderwijs, vooral in Nederland, door H. Scheepstra en H. Walstra, (tweede druk) Groningen, J.B. Wolters, 1900.
- Dit werkje moet ook worden gelezen door hen, die met punt D van het programma voor de hoofdakte tot hun rust geen zier hebben uit te staan. De geschiedenis van ons onderwijs en van de opvoeding vormt een der allerbelangrijkste onderdeelen van de beschavingsgeschiedenis, die tegenwoordig, door vele dilettanten ook, met grooten ijver wordt beoefend. Zoo nog iets mag worden gezegd, nadat hetgeen de samenstellers van dit nuttige boek ons hebben gegeven, dankbaar is genoten, zouden wij wenschen, dat eene grootere uitgave verscheen, waarin meer bladzijden konden worden gewijd aan de opvoeding, handelend niet over de theorie in de eerste plaats, maar over de praktijk der opvoeding in school en huis. Er moet veel over dit onderwerp te vinden zijn, dat, samengevoegd door de heeren Scheepstra en Walstra, van het hoogste belang zou worden voor den gewonen lezer. Wij missen noode een alphabetisch register.
| |
Opstanding, roman van Leo Tolstoy,
naar den volledigen tekst bewerkt (twee deelen. Drukkerij ‘Vrede’ te 's-Gravenhage, 1899. - Zeker de belangrijkste uitgave der speciale drukkerij Vrede. Een, naar wij vernemen, zeer getrouwe vertaling van Tolstoys aangrijpend boek, werd door haar zeer fraai uitgegeven.
| |
De witte Dorothea door Ernst von Wildenbruch. Utrecht, H. Honig, 1900. -
Vertaling van een in Duitschland zeer druk gelezen roman. De vertaler, die zich niet noemt, behoeft zich allerminst voor zijn werk te schamen.
| |
Ludwig Ganghofer's In de stilte van het woud (twee deelen, bij Bruna en Zoon, Utrecht) is overgezet door J.v.M.
Het is een boeiend boek, vrij vlot vertaald. Wij stuitten op enkele fouten: bist Du verrückt? is niet ‘ben je verrukt?’ en Seil is niet zeil, maar touw.
* * *
Bij Bruno en Zoon te Utrecht verscheen de goed leesbare vertaling (twee deelen) van Donkere Schaduwen uit het Duitsch van Nataly von Eschtruth met portret van de schrijfster op den omslag.
F.L.
|
|