| |
| |
| |
Ièle.
Door Hélène Lapidoth-Swarth.
Ièle had de schamele maandroosjes, waar Miny haar mee getooid had, droomerig uit haar goudbruin haar genomen en het rose lint, dat die golvende massa in toom hield, langzaam losgestrikt. En nu zat zij bij 't open balkonraam, de handen in den schoot gevouwen, een tenger blank half-kind-half-meisje, in het blauwzilveren licht der zuivervolle lentemaan.
Zij zat heel stil, in extase, de groote oogen heel wijd open, de frissche lippen van elkaar, bleek in de omlijsting van haar lokken, die glansden in het maanlicht en trilden in den Juniwind. Zinnenstreelend woei de zachte nachtkoelte, beladen met de smeltendzoete geuren van den groeten gelerozenstruik op het balkon en de sterkere aromen van de jongbebladerde oude beuken, wier kruinen wiegelden boven de schutting uit, aan den overkant van de stille straat.
- Ièle! Ièle! klonk het van beneden, dringend en dwingend.
Maar Ièle verroerde zich niet, toen het geluid tot haar kwam.
Zij wist wel wat de zusters van haar wilden, maar zij wou niet meer naar beneden. Zij wou hierboven blijven, een uurtje rustig genieten van haar geluk. Het was zóo nieuw en Ièle was zóo jong nog, de jongste van het zestal waarin het vrouwelijk element de overhand had, zij, nog een schoolkind, het kleintje dat nog niet meetelde en nog niet uitging. Zij werd immers altijd vroeg naar bed gestuurd en nu was 't al over kinderbedtijd. Half elf galmde al de torenklok.
- Ièle! Ièle! klonk het weer van beneden, maar nu een verdieping hooger, schel en scherp, bijna bevelend.
Maar Ièle, hoewel de hatelijke stoornis het teedere zilverwaas van haar droom ruw verscheurde, deed alsof zij het opeischend geroep van haar zusters niet had gehoord.
En toch konden Truus en Jos en Miny elk oogenblik de kamer komen binnenstormen, om te zien of het kleintje werkelijk al in bed lag. Zij waren er niet aan gewend door het gewillige jongste zusje gedwarsboomd te worden. Als zij haar noodig hadden moest zij klaar staan. En zij hadden haar noodig om piano te spelen terwijl zij, de volwassen meisjes, dansten.
Maar het gedweeë kleine meisje voelde zich opeens moedig geworden. De gedienstigheid, waarmee het zachtzinnig, in eindeloos gedroom verzonken zusje de levendigere en zelfzuchtigere zusters had verwend, was plotseling overgeslagen tot flinkheid, bijna tot overmoed. Zij was nu ook een groot meisje: Alex had met haar gedanst!
Truus, Jos en Miny gaven 't op. Er kwam geen antwoord uit de slaapkamer
| |
| |
en er glipte geen lichtschijnsel uit de deurreet op het portaal. Het kleintje was dus dadelijk zoet naar bed gegaan en sliep, met een lesboek onder haar kussen, om morgenochtend weer bijtijds klaar te zijn voor den schooldag.
Nu was 't weer rustig als te voren. De gasten zouden zeker nog wel een uur blijven of langer.
En allengs spon Ièle zich weer in haar web van droomen in.
Hoe was het dan ook weer gekomen dat zij, het veertienjarig schoolkind, gewalst had met den mooien Alex, die tien jaar ouder was dan zij?
Voor den verjaardag van Truus, haar oudste zuster, die acht-en-twintig jaar werd, was een partijtje op touw gezet. En na de thee, hoewel er niet gedanst zou worden, had het opgewonden troepje de goedig glimlachende huismoeder omsingeld en overgehaald tot dansvergunning. In een wip hadden stoere jonge mannenarmen de hinderlijkste meubels uit het ruime salon in de diepe vestibule gedragen. Ièle stond, verlegen, in een hoek, naar de vroolijkheid van de anderen te kijken, alsof de algemeene pret haar niet aanging. Aanstonds werd ze aan de piano gezet om haar heele dansrepertoire af te spelen. Gedwee en vlug zweefden de slanke blanke vingers over de toetsen. En terwijl zij, in het opgejaagde stof der dansende paren, op haar krukje gezeten, de dartele noten deed samenreien tot huppelende melodieën, uitnoodigend tot rhythmisch blij bewegen, kwam er een stille bitterheid in haar op. Het was zooals altijd: aan háar genoegen dacht geen mensch. Het leek wel vanzelf te spreken dat zij op den achtergrond werd geschoven, dat zij, bij al wat er te genieten viel, de ondergeschikte rol van helpstertje moest vervullen, gehoorzaam haar zusters dienend, zonder op wederdienst of dank te mogen rekenen. Miskenning, - want waarin anders dan in leeftijd waren Truus, Jos en Miny haar meerderen? - nog nooit had ze er zich zóo door gekrenkt gevoeld. Het was haar te moede of dien avond de maat boordevol was. En ook haar oogen, die strak op de muziek tuurden, schoten vol tranen van achteruitzetting en eenzaamheid. Daar zat zij nu, op het vroolijk familiefeest, er buiten gesloten, gekleed in een afleggertje van haar jongste zuster Miny, zich op te offeren, neen, opgeofferd, alsof ze ook niet een jong meisje was! Maar zij slikte de tranen in, die haar oogen benevelden en de noten deden golven op het muziekblad, alsof die ook wilden meedansen in deinende sleepende rijen. Haar koude vingers bleven maatvast. Maar eindelijk voelde zij dat zij niet meer kon. Het had al
tien uur geslagen, haar gewone tijd om naar bed te gaan. En zij keerde zich om, zei: - Nu ben ik doodmoe! laat nu een ander maar eens spelen! en stond op om stil naar bed te gaan.
Ondanks het teleurgesteld: - Nu al moe, kind, en je hebt aldoor stil gezeten! van Jos, dat haar sarrend-wreed klonk, ondanks het beschermend:
- Van avond mag je wel een beetje later opblijven, omdat je zus jarig is! van Truus, was Ièle al tot bij de deur gevlucht, zich kleinmakend in de draperieën, toen Miny haar bij den arm had gepakt en meegetroond en op schoot getrokken en voorzien van een glas koelzoete vruchtenstroop, dat zij dorstig uitdronk. Ièle mocht Miny het liefst lijden: zij had opwellingen van
| |
| |
goedhartigheid. Maar dat kinderachtig opschoot-zitten beviel Ièle volstrekt niet. Zij was juist aan het worstelen om vrij te komen uit de blanke bloote armen van Miny, die 't aardig vond om moedertje over het kleingehouden zusje te spelen, toen Alex naar het meisjesgroepje toekwam en... haar, Ièle, om een wals vroeg.
Ja, zoo was het gekomen, dat onbekend gevoel van zaligheid in de armen van dien vreemden man. Zoetjes gewiegd - hij walste heerlijk - zag zij op tot zijn matbleek gezicht en dronk den magnetischen blik van zijn ondoordringbare fluweeloogen, den raadselachtigen glimlach van zijn heerlijken mond, rood als een mooie exotische vrucht onder de schaduw van zijn donkere snor. Nog nooit had zij zich zóo licht, zóo gelukkig gevoeld. Zij had wel altijd willen blijven zoo, in zijn armen, zwevend door het leven. En toen de wals uit was en hij haar losliet, wankelde zij duizelend de kamer uit, de trappen op, tot zij veilig in haar kamer, bij het wijdopen balkonraam zat.
Hoe goed van hem, hoe edelmoedig, zich over haar te ontfermen! dacht ze, in haar dankbare behoefte om dien vreemden jongen, van wien zij niets af wist, te idealiseeren. Zij begreep niets van het geluk dat haar doorstroomde. Zij wist alleen dat er iets nieuws, iets moois in haar jong leven gekomen was, een gloed waaraan zij zich kon koesteren, als zij zich weer zóo koud en eenzaam voelde in het drukke gezin, waar niemand belangstelde in haar peinzen en droomen.
Wielengeratel wekte Ièle uit haar vormeloos-vaag, nameloos-zoet gemijmer. De eerste rijtuigen om de gasten te halen kwamen, de plechtige nachtstilte brekend, aanrollen in de stille straat. De oranje lantarens werden al zichtbaar als drakenoogen in de sprookjesmooie lentenacht. Nu kleedde Ièle zich haastig uit, hoezeer het haar ook speet zich te ontdoen van de klêeren, die Alex had aangeraakt, alsof zij met het eenvoudig witte japonnetje, met het rose ceintuur, waarvan de groote strik, in het maanlicht, haar een vreemde reuzevlinder leek, met de witte schoentjes die zoo heerlijk gedanst hadden, nauw rakend den vloer, als gevleugeld, iets van haar nieuw geluk zou afleggen.
Om zich niet te verraden, stak zij geen licht aan en liet zij de vensters open. En toen de meisjes, na een luidruchtig en langgerekt afscheid, de gasten hadden uitgelaten en, lachend en babbelend, de trappen opstormden, lag Ièle al lang in haar smal wit bedje, als in een bad van maneschijn, de handen gevouwen boven het hoofd, de bruine vlechten langs de witte wangen, met wijdopen slapelooze oogen te staren in het hemelblauw.
Zonder zich aan de nachtrust van Ièle, die zich slapend hield, te storen, renden Truus en Jos de kamer in.
Hard kleppend gingen de vensters dicht, met een raken ruk ontrolden zich de valgordijnen, met een schrijnende vlam verjoeg de dadelijk aangestoken lamp de poëtiseerenden maannacht. Doodstil, hoewel innerlijk brandend van ongeduld om weer donker en stilte om haar heen te krijgen, lag Ièle te wachten tot haar zusters uitgebabbeld waren.
| |
| |
- Wat slaapt zoo'n kind toch vast! zei Truus, luid genoeg om Ièle wakker te maken, als zij sliep.
- Weet je 't wel zeker? fluisterde Jos geheimzinnig terug.
- Ja, kijk maar! stelde Truus gerust en zij nam de felroode kap van de lamp af en liet het schelle licht vallen op het bleek gezichtje van Ièle, die zelfs geen wimpertje bewoog.
- Nu, dan kunnen we gerust praten, zei Jos. Wat zeg jij wel van Miny met Alex?
- Ik... dat zij hem schandalig aanhaalt.
- Nietwaar? 't Komt niet te pas voor een fatsoenlijk meisje. Zoo'n nest, zoo'n flirt! Ze gunt hem niemand anders.
- Ik begrijp niet wat hij in haar kan zien! Mooi is zij toch volstrekt niet, vind jij wel?
- Neen, met die ongedistingeerde wipneus...
- En die groote mond en dat eeuwig gegichel...
- Ja, de tandententoonstelling... En die maniertjes met heeren, daar erger ik mij altijd zóo aan.
- Ze heeft fraîcheur, maar dat is ook al.
- Ja, de beauté du diable, geen mooie trekken, meende de taniggeele Jos.
- En ze is ook veel te dik voor een jong meisje, vond Truus, die beenig en hoekig was.
- Hij maakt haar wel in 't oogloopend het hof; hij heeft aldoor met haar gedanst... Zeg, Truus, denk je dat hij haar zal vragen?
- Geen nood, hoor! zoo'n jongen fladdert heel wat rond eer hij er aan denkt om zich te engageeren.
- Maar ik geloof toch dat ze op hem rekent.
- Dan is ze een mal spook, dat zeg ik.
- Ja, als je maar alles gelooft wat je cavalier je op de mouw speldt.
- Op de mouw... die is goed! die vette bloote bovenarmen, bah!... Begrijp jij hoe Mama het toestaat, dat Miny zich zóo...
- Blootgeeft... in elke beteekenis? Iemand zóo te laten merken dat je dol op hem bent! Maar och! mama let er niet op.
- En Mama wou haar dochters ook graag getrouwd zien.
- Nu, 't is mij wel, laat Miny maar het goede voorbeeld geven: van een bruiloft komt een bruiloft. Als zij slim genoeg is om zoo'n vlinder als Alex te vangen...
- Stil, daar is ze!
De veelbesprokene kwam binnen en begon zich dadelijk zwijgend uit te kleeden.
Ièle's bleek gezichtje was rood geworden van ergernis. Haar hart klopte in de keel en het dek benauwde haar. Maar zij dorst zich niet verroeren om geen hatelijk:
Luistervinken deugen niet!
naar het hoofd te krijgen. En zij vond het niet minder akelig dan haar
| |
| |
zusters dat ze alle vier die ééne slaapkamer moesten deelen. Truus, Jos en Miny hadden elk haar boudoirtje, waar zij zich rustig konden afzonderen en veilig met elkaar of met vriendinnen, haar meisjesgeheimpjes bepraten. Ièle had geen enkel plekje dat zij het hare kon noemen, niets dan haar bed in de gemeenschappelijke slaapkamer. En het kwaadspreken van Truus en Jos hinderde haar onuitsprekelijk.
- Wat kom je laat! Wat heb je toch zóo lang beneden uitgevoerd? vroeg Jos, verlegen met de plotselinge stilte.
- Ik heb mama wat helpen opruimen.
- Met je mooie rose japon aan? hoe onpractisch!
- Och! ja - en ik wou jelui meteen gelegenheid geven om eens gezellig over mij te kletsen: twee vliegen in éen klap.
- Hoe kom je er aan? zei Jos kleurend.
Maar Miny had geen lust in gekibbel. Zij haalde enkel de mollige ronde schouders op en trok loom de kam door haar dik geelblond haar. Toen maakten Truus en Jos ook voort met haar nachttoilet.
Het was een verlichting voor Ièle toen eindelijk de lamp uit was en haar zusters in bed lagen.
Zoodra het donker in de kamer was, zag zij duidelijk het mooi matbleek gezicht van Alex met zijn zijïge woestkrullende haren, blauwzwart en glanzig als kraaienveêren, met zijn diepe sombere oogen, gesluierd alsof zij het geheim van zijn hart niet verraden wilden. En zij vroeg het hem vruchteloos af:
- Houd-je van Miny? houdt Miny van jou, Alex, lieveling?
Neen, neen, zij, Ièle, wist het wel beter: Miny was licht ontvlambaar, toeschietelijk misschien, maar niet coquet. Natuurlijk was zij dolblij met de hofmakerij van Alex. Truus en Jos zouden er immers ook trotsch op zijn geweest, als hij zich had verwaardigd werk van haar te maken: dat bleek duidelijk genoeg uit haar spijtig gesmaal op haar bevoorrechte zuster. Van Ièle's ééne wals waren zij geen van beiden jaloersch. Natuurlijk, Ièle telde ook nog niet mee.
Na een slapeloozen nacht viel Ièle eindelijk, tegen den morgen, in een koortsige sluimering. De leelijke afgunst van haar twee oudste zusters vermengde zich, in haar onrustige droomen, met het mooie geheim van haar eigen nieuw gevoel van zaligheid.
Op school was zij onoplettender en leek zij dommer dan ooit, dien dag en den volgenden. Onophoudelijk moest zij aan Alex denken. Maar de vermaningen der onderwijzeressen, de snauwen van Truus en Jos, de plagerijen van haar broêrs, niets kon haar deren. Neuriënd raffelde zij haar strafwerk af. En zoodra ze een uurtje vrij had, liep ze in den tuin te droomen, zacht zingend, soms plotseling uitjubelend haar nieuw geluk of 's avonds in het priëel van kamperfoelie, zat zij te dwepen, weenend stil. In haar behoefte om haar gevoel te uiten, getemperd door haar antipathie jegens haar omgeving, nam zij haar toevlucht tot een dagboek. Zij vluchtte er mee van de éene kamer naar de andere, altijd gejaagd, zoodra er iemand binnenkwam, het geschrevene bedek- | |
| |
kend met een blad vloeipapier, het schrift, als zij naar school moest, wegstoppend in een gewezen speelgoedkaste, dat in een hoek van de slaapkamer stond, het eenig meubeltje dat van haar was en waarvan zij zorgvuldig het sleuteltje in den zak van haar schooljurk droeg. Maar dit liet ze varen toen ze eens, op school, merkte dat zij den sleutel tehuis in een andere jurk had vergeten. Zoodra zij toen tehuis kwam, verscheurde zij de blaadjes vol van haar hartsgeheim.
Ondertusschen zag zij Alex niet weer.
Een week of zes na den verjaardag van Truus, zat Ièle, die vacantie had, te lezen op de trap. De slaapkamer was in beslag genomen door Truus en Jos, die zich kleedden voor de tennisclub. Mama zat in het priëel. In het salon kon elk oogenblik visite komen. Het schuwe kind had een koele en afgezonderde schuilplaats gevonden op een klein zijtrapje van enkele treden, dat zelden of nooit werd gebruikt. Daar hoorde zij stemmen in het boudoir van Miny. Zij wou niet luisteren, schichtig opgeschrikt stond zij, met haar boek in de hand, klaar om te vluchten. Maar de luide woordenwisseling hield haar onwillekeurig terug. Miny werd gesard; nu dan, als 't al te hoog liep, zou Ièle Miny's partij gaan nemen.
- Dus je wilt niet mee omdat de ontrouwe Alex niet meer komt? plaagde de stem van Jos, wees toch verstandig, meisjelief, houd je toch groot!
- Houd je mond! zei de stem van Miny trillend van woede. Ik blijf tehuis omdat ik hoofdpijn heb, laat me nu met rust.
- Die hoofdpijn lijkt wel geregeld op tennisdag te komen! hoonde de stem van Jos terug, nu adieu, beterschap!
Toen Jos de trap af was en de deur uit met Truus, hoorde Ièle Miny snikken.
Vlug liep Ièle om naar Miny's boudoir en klopte.
Aanstonds kwam Miny, van haar divan opgesprongen, aan de deur, met een boosrood behuild gezicht.
- O god! wat nu weer? laat me toch met rust, jelui maakt me nog gek! riep Miny buiten zichzelve van drift.
Ruw drong zij Ièle weg, die, zich kleinmakend, door de deurkier wou binnensluipen. Ièle hoorde haar zich opsluiten; de sleutel knarste nijdig in het slot.
Ièle raapte haar boek op, streek eerst haar hand over den bezeerden schouder en toen over haar peinzend voorhoofd. Toen ging zij denken in den tuin.
Alex kwam dus niet meer op de tennisclub, waar de meisjes hem elke week ontmoetten. En Jos, die zoo spijtig was geweest toen Alex Miny het hof maakte, verheugde zich nu onedelmoedig in zijn wegblijven.
Wat was er dan toch tusschen Alex en Miny voorgevallen?
Een misverstand, was de slotsom van Ièle's gepeins.
En toen jubelde het in haar op: zij, Ièle zou dat misverstand uit den weg ruimen, zij zou die twee gelieven vereenigen.
Miny was nu wel ruw tegen haar geweest, maar Ièle hield genoeg van de eenige zuster die haar gewoonlijk de hand boven het hoofd hield, om haar die onrechtvaardigheid te vergeven.
| |
| |
Ja, Miny gunde zij geluk.
En Alex zou háár, kleine Ièle's broêr worden, haar aangebeden, haar uitverkoren broêr!
O op haar bloote knieën mocht Miny God wel danken voor zulk een bovenmenschelijk geluk: de vrouw zijn van Alex, dien schat, dien engel, dat ideaal!
Zij zag Miny al op haar receptie, heel in 't wit, met een blanke bouquet in de hand. Zij zag Alex in 't zwart, naast Miny, bleek van geluk, glimlachend van liefde.
En tranen van verteedering over haar eigen edelmoedigheid welden op in Ièle's oogen.
Waarom stak Ièle nu zóo hevig, in de linkerborst, even boven het hart, een felle pijn, die haar den adem benam?
Dat had zij wel meer als haar iets erg ontroerde. Stil, het was dadelijk weer over en het had niets te beduiden. Zenuwen, zei de dokter. - Aanstellerij! zeiden Truus en Jos. Schoolpijn, meenden haar ouders.
Toen het over was, ging zij naar boven, naar de slaapkamer. Uit het oude kastje haalde ze een doos postpapier, een roodleeren zakinktkokertje en een opengewerkte beenen penhouder met een miniatuurlandschapje achter een vergrootglaasje. Toen zocht ze een plekje om te schrijven. Ongeduldig ruimde zij de tafel leeg, waarop Truus en Jos kammen en borstels, ruches en handschoenen, fleschjes odeur en een poudre-de-riz-kwast hadden laten slingeren. Zij beefde een beetje en haar hart klopte bij schokken, toen zij zich neerzette om dien brief te schrijven, dien brief aan Alex, waarvan zijn geluk en dat van Miny afhing. Met zorg koos zij een velletje uit haar fantasiepapier; geen rose, dat was voor gelieven; geen mauve, dat was lichte rouw; een bleekgroen, dat was lente en hoop. En 't was van boven tot onder bestrooid met vliegende vogeltjes, dat waren haar droomen, haar gedachten, die altijd vlogen naar Alex.
En Ièle schreef:
O kom toch! kom gauw Miny troosten, zij is zóo bedroefd en zij wil niet meer naar de tennisclub omdat u er niet komt. Ik weet niet wat er tusschen u beiden is geweest, maar Truus en Jos zeiden, dat u Miny het hof maakt en dat is nog niet zoo erg lang geleden. Waarom is u nu boos op haar? Zij houdt zoo innig veel van u, zij zal zoo blij zijn als u met haar wil trouwen. O kom gauw alles goed maken en (buiten Miny, die niet weet dat ik u schrijf) zal niemand u zóo dankbaar zijn als uw aanstaande zusje
Gabriele.
Toen maakte het kind haar briefje dicht, schreef er het adres van Alex op, dat zij toevallig, door een briefkaart van haar broêr Karel, was te weten gekomen, zette haar grooten witten stroohoed op en sloop het tuinpoortje uit naar de brievenbus. Toen het schoolmeisjesachtig couvert in de gleuf was verdwenen, keerde Ièle verlicht naar huis, in het besef dat zij gedaan had wat zij kon om Alex en Miny gelukkig te maken.
| |
| |
Toen echter, den volgenden morgen, aan het ontbijt, er geen antwoord van Alex voor haar was en ook Miny geen brief had ontvangen, verkeerde de zelfvoldoening van Ièle in onbestemden angst. Gejaagd liep zij de laantjes van den tuin op en neer en, toen zij moe werd van het drentelen om de perken, ging ze een eind wandelen buiten, om haar onrust te bedaren. Maar een heel leger van gewetensbezwaren zat haar op de hielen. Als Alex nu vanmiddag kwam, inplaats van te schrijven en hij liet Miny Ièle's brief zien.... Neen, dát zou Alex niet doen. Maar áls Miny het wist, dat Ièle zoo maar, zonder te vragen of haar zuster het wel goed vond, zich met haar zaken had bemoeid.... Ièle's stemming werd gedrukt, bange voorgevoelens overweldigden haar. Als Alex het kwalijk nam dat zij zich had gemengd in een liefdesgeschiedenis, die alleen hem en Miny aanging... o, als hij een hekel aan haar kreeg, dan was zij liever dood!
Overstelpt door haar aandoeningen, opeens te moe om verder te loopen, ging ze in het gras zitten en, haar bleek gezichtje aandrukkend tegen den groenbemosten bast van een ouden boom, dien zij krampachtig met haar tengere armen omklemde, liet zij de tranen, die haar benauwden, vloeien tot ze, opgelucht, weer op kon staan en, met een hoopvol lachje naar huis wandelen. Misschien liep alles wel goed af: immers, zij had geen kwaad gewild. Zij had niet aan haar eigen belangen gedacht. Miny's huwelijk zou Ièle eenzaam en onbeschermd aan de heerschzucht van de oudere zusters overleveren.
's Middags bleef Ièle tehuis. Miny, die zich werkelijk onwel voelde en er slecht uitzag van stil verdriet, lag op haar divan, met een boek dat zij niet las, treurig te droomen van Alex. De anderen waren allen uit.
Popelend van verwachting, vatte Ièle post op het balkon. Als Alex naderde kon zij hem al uit de verte zien aankomen en Miny voorbereiden op het verrassend bezoek. Zij tuurde links, zij tuurde rechts; de visite-uren gleden voorbij, maar Alex kwam niet. Bleek van spanning en zenuwmoe, ging Ièle eindelijk naar binnen, drentelde naar het salon, sloeg de piano open en speelde de wals, die éene onvergetelijke. Onder haar warme bezielde vingers, kreeg de vroolijke dansmuziek een nieuwe diepere beteekenis.
Onbewust, stortte het kind de liefde die hoog in haar opvlamde, hartstochtelijk en toch zoo rein, in melodieën uit.
Den volgenden morgen, dreef haar onrust haar weer naar buiten en met die voorliefde voor bekende wegen van in-zich-zelfgekeerde naturen, sloeg zij dezelfde paden in. Hoewel zij altijd met Alex vervuld was, schrikte zij, toen zij zijn slanke gestalte en zijn zwart-omkruld matbleek gezicht zag naderen. Zij zocht hem te ontwijken, maar hij kwam naar haar toe en, vriendelijk lachend met zijn hevigroode lippen, waartusschen de amandelwitte tanden meelachten, sprak hij haar aan:
- Dag lief mooi kindje! wandel een eindje met mij op!
Zóó ontroerd dat zij geen woorden kon vinden, deed Ièle wat hij vroeg. Zijn bijzijn bedaarde de hartepijn die haar borst, al die weken, als met lange vlijmscherpe naalden had doorstoken.
| |
| |
- Hoe toevallig dat ik je tegen kom, zei Alex, gevleid door den indruk dien hij op het argelooze kleine meisje maakte, ik had juist een appeltje met je te schillen. Neen, wees niet bang, ik zal niet erg op je brommen, voegde hij er bij, toen hij Ièle's groote kastanjebruine oogen, wijd van schrik, tot hem opgeslagen zag. Als je eerlijk biecht, zal ik je maar een kleine boete opleggen.
Ièle bleef zwijgen, overweldigd door de magnetische persoonlijkheid van Alex, maar haar oogen zeiden hem genoeg.
O wat las de verwende mooie Alex al niet in die onschuldige meisjesoogen! - Vereering, toewijding, onbewuste liefde.
En zijn ijdelheid jubelde in hem op:
- Dit teêr etherisch veertienjarig meisje, juist op de grens van kind- en vrouw-zijn, aanbidt mij, behoort mij, zou willen sterven voor mijn geluk!
- Kom, speel geen stommetje, wees niet verlegen, antwoord maar op mijn vragen, zei hij vriendelijk met zijn verleidelijkst stemgeluid.
Een stille hoofdknik van Ièle beloofde hem gehoorzaamheid.
- Wist Miny heusch niet dat je mij dat briefje schreeft, Gabriele?
- Neen, heusch niet.
- Zweer het mij dat het geen afgesproken werk was, zweer het mij bij wat je het liefste en het heiligste in de heele wereld is.
- Ik zweer het u, zei Ièle plechtig en gedwee, bij wat mij het liefste en het heiligste op de heele wereld is.
Alex voelde de vraag op zijn lippen: wát haar dan wel het liefste en het heiligste zijn kon, maar hij wist wel dat het haar liefde was en... het was nog te vroeg om die teedere bekentenis uit te lokken.
Hij zuchtte van verlichting en vroeg voort:
- Denkt Miny heusch dat ik plan had met haar te trouwen?
- Dat weet ik niet.
- Denk jij dat ze erg veèl om mij geeft?
- O ja, natuurlijk!
- Waarom natuurlijk? zei hij meer achteloos dan vragenderwijs. En dacht jij dat ik zóóveel van Miny hield om te verlangen haar altijd bij mij te hebben?
- Ja, dat dacht ik en Truus en Jos dachten het ook, toen u, dien avond van Truus haar verjaardag, zoo druk met haar had gedanst.
Alex haalde, wenkbrauwfronsend, de schouders op en liep een eind door zonder verder vragen.
- Is u nu boos? zei Ièle zacht.
- Op jou niet, kind, jij bent een engel. Je naamgenoot de engel Gabriël, bewaakte het Paradijs om die arme Adam en Eva er uit te weren, maar jij zoudt juist andersom willen doen: Miny en mij een paradijs op aarde helpen verschaffen, nietwaar?
Bij het omslaan van een eenzaam, dicht beschaduwd zijlaantje, trok hij Ièle naar zich toe en lei den arm, al pratend, om haar tenger middel.
- Luister, zei hij, en doe je best om mij te begrijpen. Ik vind Miny een
| |
| |
gezellige meid, een vroolijke zus en ik heb haar wel een heel klein beetje het hof gemaakt, maar dat beteekent niets, dat is zoo'n gewoon jongens- en meisjesspelletje dat wij flirten noemen. Vandaag de eene, morgen de andere, dat heeft niets te maken met zulke vreeselijk-gewichtige dingen als zich engageeren en trouwen. Als die goede Miny zich dat in het hoofd heeft gehaald, dan spijt het mij voor haar, maar ik heb er geen schuld aan.
- Die arme Miny! zei Ièle zacht en er dreven tranen in haar opgeheven oogen.
En waarlijk, een verteedering van medelijden met haar zuster mengde zich in haar zaligheid, maar het was de verheven weemoed van een uitverkorene over een verworpene: het hemelsche gevoel van eigen heil had toch de overhand.
Er was een bank onder een prachtigen kastanjeboom, Daar trok Alex Ièle naartoe en, den arm nog altijd om haar heen, zei hij met een half schalkschen, half verliefden blik uit zijn donkere fluweeloogen:
- Nu nog twee dingen, Gabriele: ten eerste moet je mij beloven nooit, tegen niemand ter wereld, een woord te reppen van ons gesprek, van onze ontmoeting.
- Ik beloof het u, zei Ièle, bedwelmd door zijn nabijheid.
- Neen, zoo gewoon beloven is mij niet genoeg, zweer plechtig, zeg mijn woorden na: ik zweer, op wat mij het liefste en het heiligste op de heele wereld is....
Stamelend van zaligheid, zei Ièle hem de woorden na.
- En wat... en wie, zeg Gabriele, is je het liefste en het heiligste op de heele wereld? fluisterde hij bijna ademloos, haar willig lichaam al dichter aan het zijne dringend, haar met zijn oogen, met zijn adem, met heel zijn wezen dwingend haar liefde te bekennen.
En in een snik, zei Ièle:
- Alex!
Toen, met een zegevierend lachje, aanstonds gebruikmakend van het oogenblik, als de volleerde hartenveroveraar dien hij zich voelde, zei Alex:
- En nu de boete, Gabriele!
En met nog in de ooren den zoeten klank van den engelennaam, dien tehuis werd afgeknot tot Ièle en dien hij zoo welluidend uitsprak, liet het kind zich het halfopen mondje kussen door de vochtigwarme lippen van den aangebeden Alex.
Verrukt, sloeg zij de teêre armen, warm in het batist van haar blousemouwen, om zijn zachten blanken hals en wierp, in willige overgave, haar doodsbleek kopje achterover op den arm die haar ondersteunde.
- Hou je zóoveel van mij? vroeg Alex ontroerd.
Zij zocht naar al de liefdewoorden, waarmee zij den held van haar droomen, dien ze, in haar edelmoedigheid had willen afstaan aan haar zuster, zoo zoetjes streelde, dag en nacht. Maar geen woord kwam over haar lippen. En alleen met haar heerlijke eerlijke oogen zei het onschuldig kind, te rein voor schaamte, den jongen man al wat haar lippen niet konden uiten.
| |
| |
Bewonderend, zag hij het serafisch gezichtje aan.
- Ik vind je ook zoo lief, zoo mooi, zei, trillend van nog ingehouden hartstocht, zijn teedere verleidersstem.
Ièle zuchtte diep, zwijmelend van geluk.
Zij lag in zijn armen, zijn lippen hadden haar gekust, zijn hand gleed streelend over haar hoofd, de weelde-uitstraling van zijn magnetische warmte was om haar heen.
En zacht als een zucht, suisde het over haar lippen:
- O zóo sterven....
Toen schrikte Alex op uit de behagelijkheid van zijn idylletje.
- Wat, sterven? onzin! Doe niet zoo sentimenteel, kind, je leven begint pas, zei hij gewild-vroolijk en, met een jongensachtigen schaterlach, maakte hij zich los uit de omhelzing van Ièle, die, pijnlijk aangedaan, rechtop trachtte te zitten, nog half bedwelmd, zwaar aanleunend tegen den bankrug.
- Willen we nu maar een eindje opwandelen? het zal tijd voor je worden, zei hij na een kleine pooze.
- Goed, zei Ièle, die wankelend opstond.
Alex keek recht voor zich uit, draaide zenuwachtig aan zijn snorpunten, beet zich op den onderlip en liep gejaagd voort, zonder Ièle aan te raken.
- Hier zullen we nu maar afscheid nemen, zei hij in de groote laan, we moeten niet samen gezien worden. En geen woord, hoor, geen woord!
- Neen, zei Ièle, hem een ijskoud handje toestekend, dag Alex!
- Dag schatje, niet zoo bleek zien, hoor, zei hij, losjes haar hand in de zijne nemend.
In een ommezien was hij weg.
Ièle stond, met de éene hand op het duizelend hoofd, met de andere op de linkerborst, waar de oude pijn haar weer met vlijmscherpe naalden doorpriemde.
Onafzienbaar welfde zich de breede beukenlaan, die zij door moest om tehuis te komen. O hoe kwam ze er nog ooit? De afstand leek haar eindeloos. Zij kon, nu Alex heen was, geen stap meer verder. Pijnlijk hijgend naar adem, liet zij zich neervallen in het gras van den wegkant. Het dunne weefsel van haar lila blouse golfde op en neer boven het zwoegen van haar hart.
Toen de benauwdheid was geweken, leunde ze, uitgeput, het geschokte lijfje aan een boomstam. De geurende koelte, het frissche bladeren-gesuisel, de kalme schaduw deden haar weldadig aan.
En in groote golven stroomde het even verstoorde geluk weer door al haar blij-ontwaakte zinnen in haar teedere meisjesziel.
Den volgenden morgen, op hetzelfde uur, na een koortsig-slapeloozen nacht, haastte Ièle zich naar de bank onder de kastanje. Zij vloog meer dan zij wandelde, haar oogen schitterden van vreugde. Hoewel Alex haar geen rendez-vous had gegeven, twijfelde zij geen oogenblik aan zijn komst. Natuurlijk had hij even vurig als zij naar den morgen verlangd, natuurlijk zou hij aanstonds zich komen koesteren in den gloed van haar liefde. Zij nam zich
| |
| |
voor, niet meer zoo stil en verlegen te zijn als gisteren en, terwijl zij zich voortspoedde door de beukenlaan, herhaalde ze, om zich moed te geven, al de innige woordjes van liefde en vereering die ze altijd ingehouden had toen zij nog meende dat Alex verliefd was op Miny. Dichtbij het zijlaantje gekomen, ging haar prevelen in zacht zingen over. Zij was niet erg teleurgesteld dat Alex er nog niet was; nu kon ze eerst nog eens alles overgenieten. Tehuis, in de benauwde slaapkamer-atmosfeer, waar Miny's bed zoo dicht bij het hare stond, had haar geheim haar te zwaar gedrukt om haar nieuwverworven geluk tot zijn recht te laten komen. Was zij niet schuldig tegenover Miny? Angstig had zij het zich afgevraagd. - Neen, antwoordde nu haar verstand op die vraag van haar gevoel. Zij had, zonder berekening, haar eigen belangen verloochend, gedaan wat zij kon om Alex en Miny weer tot elkaar te brengen. En het was een al verloren zaak geweest die zij bepleit had in haar briefje. Na dien onvergetelijken avond had Alex, om Miny te vermijden, geen voet meer gezet op het tennisterrein.
Na die wals met haar, de kleine kindgehouden Ièle, was Miny vergeten, Miny die met haar rond, wit en rose gezichtje, haar lachende blauwe oogen en haar geelblond haar, voor de beauté van het gezin doorging! Het gevoel van zaligheid dat Ièle had doortinteld in zijn armen, bij die eerste ontmoeting, was dus wederkeerig geweest. Het was de coup de foudre-liefde waarvan ze wel gelezen had in de romans die Truus en Jos lieten slingeren. En de eed van geheimhouding was eigenlijk ook heel romantisch.
Zoo dacht ze, al wachtend in het laantje. En Miny's treurend beeld werd weldra verdrongen door het stralend beeld van den aangebedene.
Alex kwam niet. Toch ging Ièle in een gelukkige stemming naar huis. Zij had genoeg om van te droomen, dagenlang. Die éene kus, die zekerheid van bemind zijn was voedsel genoeg voor een hart dat, voor liefde bestemd, bij een ongevoelige moeder, een onverschilligen vader en afgunstige zusters nooit eenig voedsel had gevonden.
Dien middag - het was tennisdag - zag Ièle Miny voor 't eerst weer met Truus en Jos meegaan. Zou zij hopen dat Alex ook komt? of zou ze zich over de teleurstelling heenzetten? dacht Ièle.
Tegen etenstijd zag Ièle, die de rozen op het balkon water had gegeven en, met haar gieter in de hand, daar stond te droomen, Truus en Jos komen aanwandelen en, een heel eind achteraan, Miny met een slanken jongen. Die twee waren in druk gesprek en Miny had een bos rose rozen in de hand, waarvan ze er éen coquet in haar ceintuur stak. De jonge man, flink in zijn wit flanellen pak, bijna even blond als Miny, bedelde blijkbaar om een rozeknop, dien zij hem, bij het afscheidnemen, dan ook gaf, met haar guitig aanhalig lachje. Later hoorde Ièle dat Alex er weer niet was geweest en dat Miny nu aan het flirten was met dien blonden jongen, die haar die rozen had meegebracht.
Alex vergeten! hoe was het mogelijk? Miny daalde in Ièle's achting tot het wufte mannenvangstertje dat ze in werkelijkheid was. Het zelfverwijt dat
| |
| |
haar nog bezwaarde viel Ièle van het hart, verruimend en verlichtend. En, in de schemering, aan de piano, gaf zij die stemming van bevrijding lucht in wild opjubelend gefantaseer.
Truus en Jos benijdden Miny wel, maar op haar spijtige manier, waren zij toch ook blij dat er nu eindelijk iemand die het ernstig leek te meenen, Miny het hof maakte. Miny stelde de leelijke zusters te veel in de schaduw. Eer Miny veilig en wel geëngageerd was, hadden Truus en Jos toch geen kans.
- En dan moeten wij ons nog haasten, hoorde Ièle Jos zeggen in den tuin. Als Ièle aan de beurt komt om ook uit te gaan....
- Nu wat zou dat nog? snauwde Truus, vind je dat bleeke saaie kind soms mooi?
- Ze zál een heel mooi meisje worden, mooier dan Miny.
- Dat kan licht, ik kán Miny maar niet mooi vinden, maar een man laat zich toch nog gemakkelijker inpalmen door zoo'n lachebek dan door zoo'n vervelende suffert.
- Nu, in alle gevallen hebben wij nog den tijd, een jaar of vier op zijn minst eer dat kind meetelt. En dan zijn wij al lang getrouwd.
Ièle wachtte een week. Toen kon zij niet meer van angst en hartpijn. Zij nam een rose velletje met een vlucht vogeltjes bestrooid en schreef:
Mijn lieve aangebeden Alex!
Waarom kom je niet meer in ons laantje? Je bent toch niet ziek? Elken ochtend wacht ik tevergeefs op je. Kom morgen tegen halfelf, ik heb je zóoveel te vertellen.
Ik heb je onbeschrijfelijk lief.
Gabriele.
P.S. Deze vogeltjes zijn mijn droomen die naar je toe vliegen, liefste mijn!
Den volgenden ochtend, lang vóor halfelf, was Ièle in het kastanjelaantje. Zij droeg dezelfde lila blouse als dien morgen van den eersten kus. Een horloge bezat zij niet, maar met zuidewind, zooals nu, kon zij duidelijk de kerkklok hooren slaan. Gejaagd liep zij heen en weer, bevend van de heftige ontroering die haar têer gestel ondermijnde, en ondanks haar verlangen naar Alex, beklemd door instinctieven angst. De lucht was drukkend-zoel en grijs-dreigend van broeiend onweer. Toen de verre klokkegalm, in de plechtig suizende stilte, Ièle meldde dat het halfelf was, stond haar hevig bonzend hart even stil. Maar toen zij, met zijn nonchalanten wandelpas, Alex zag aankomen, vloeide haar bloed weer vrijer.
- Zoo, kindje, kom je zoentjes halen? zei hij, zich zettend op de bank en haar bij het ijskoude vermagerde handje trekkend naast hem. Hij keek haar aan met een ironisch beschermend lachje: wat wás die kleine meid dol op hem!
Maar Ièle zag dat lachje niet: zij was zóo verblind door haar liefde. Evenmin als Alex de verwoesting zag door het verterend vuur van haar liefde in het brooze gevoelskind aangericht.
| |
| |
Zij nestelde zich in zijn armen en hief de groote blauwomkringde oogen, die nog grooter schenen in het smaller gezichtje, vol dwepende adoratie tot hem op. En weer kuste hij het bleeke halfopen mondje en weer snikte ze, in extase:
- O zóo nu sterven.... zoen me dood!
Toen ontbrandde in Alex een vreemd-woeste hartstocht. Krachtig drukte hij haar in zijn armen, tilde haar op zijn schoot en kuste, kuste haar heerlijke oogen, haar donzen wangen, haar slank blank halsje, haar golvend haar, haar verlangenden mond. En hij zag niet hoe ze al bleeker en bleeker werd onder dien kussenregen, en hij voelde niet hoe haar hart zwol en bonsde tegen zijn borst met ál fellere en snellere slagen....
En eensklaps richtte zij zich op uit haar lijdelijke houding - en kuste hem.
Zóo had geen vrouw Alex ooit gekust, zóo vlammend innig, als gaf zij hem haar heele ziel. Maar die kus duurde eindeloos. Zwaar en ál zwaarder lag ze in de armen van haar liefste, tot Alex, opgeschrikt uit zijn zinnenzwijmel, zag en begreep en voelde eer hij het zag....
Zij was gestorven in zijn armen: hij had zijn speelpop doodgekust.
|
|