verhouding tusschen ouders en kind radicaal gewijzigd. Het ouderlijk gezag werpt niet meer algemeen den scheidsmuur op tusschen de verwordende maatschappij en den groeienden, jongen mensch. Integendeel: het kind neemt van buiten meê naar de ouderlijke woning dat nieuwe - hetzij dan goed of gevaarlijk - waarvan het verneemt buitenshuis. De ouders komen voor de keuze om zich voortdurend, met het kind en om het kind, te houden op de hoogte van den snellen gang des denklevens òf hun kind van zich te zien vervreemden, althans te zien ontgroeien aan hun contrôle. In beide gevallen wordt het individualisme gebaat, want de invloed van onderwijs en omgang met andere kinderen is niet zóó groot als voorheen was of kòn zijn de invloed van den ouder, juist omdat die nieuwe invloed niet van ééne persoonlijkheid, maar van vele, onderling zeer verschillende persoonlijkheden uitgaat.
Blijkt nu het modern opgevoede kind letterkundig talent te bezitten, dan zal het zich met veel meer vrijmoedigheid durven uiten en, zoo de kracht daartoe in hem is, veel gemakkelijker geheel vrij zich geven in zijn werk dan een even begaafd, maar geheel anders opgevoed jeugdig mensch. Neiging tot gedwee volgen is hem althans niet jaren aan jaren ingeprent. Met even sterke individualiteit, wordt hij veel gemakkelijker en veel eerder zichzelf.
Tegen tweëerlei hebben oudere kunstenaars maar al te vaak moeten worstelen: tegen hun angst om zich vrij te maken en tegen den nêerdrukkend kritischen invloed hunner omgeving, die zoo licht in vrijheidsuitingen jammervolle dwalingen moest zien en onbegrepen zelfstandigheid zoo licht verderfelijk moest achten. Anders te zien doen dan de groote meesters - die men had leeren hoogachten, in wier werken den maatstaf der kunst was te vinden - door het eigen, onervaren, beginnend, zoekend kind! Was dat niet in de allerhoogste mate beangstigend? En de nieuwe denkbeelden, die men vreesde, te zien aangehangen en verdedigd door den jeugdigen mensch, die men tot vrede had willen brengen langs denzelfden weg dien men zelf had leeren volgen - was dat niet hard voor ouders, die niet langzamerhand het vreemde door hun kind in huis hadden voelen brengen, zooals vaders en moeders van lateren tijd?
Wij meenen daarom dat, wie zich zekere verschijnselen in de moderne Letterkunde wil verklaren, ook rekening dient te houden met de groote veranderingen, in de verhouding tusschen jongere en oudere geslachten gekomen.
En met nog wat anders.
Juist omdat geen machtige strooming de menschen in den waan brengt dat er maar éene kunst kan wezen in onzen tijd, is men zich beter dan in andere tijdperken bewust van het levende der kunst, dat is dus van het wisselen der vormen, het altijd maar betrekkelijk en voorloopig bevredigende der uitdrukkingswijzen; gevoelt men inniger dat hetgeen de blijvende waarde van een kunstwerk kan zijn, niet is, niet wezen kan, bij geen mogelijkheid, juist dat eerst opvallende, uiterlijke.
Dit bewustzijn heeft medegebracht eene groote onbevangenheid in de waardeering der meesterwerken, eene onbevangenheid, waarvan ook de onderwijzers blijk geven. Immers, onbepaalde vereering voor de meesters in de woord-