| |
| |
| |
Sweetheart.
Door Daisy E.A. Junius.
‘Zeg tegen Elsie, dat haar Sweetheart gauw komt.’
‘Mij Sweetheart komt, auntie Jule,’ en de glanzende kinderoogen werden tot mij opgeslagen. Maar ik wist niet of ik lachen mocht, of afwerend kijken moest, bij het gewichtig knikken van het kloeke kopje op den malschen kinderhals, waarin zachte plooitjes als in wit fluweel.
En Elsie's handjes werkten ijverig voort aan het ontkleeden van de rooskleurige pop, die gebaad moest worden en haar lipjes, pas ontloken appelbloesem, prevelden voort:
‘Deze dolly heb ik van Mr. Bert Birnie en a lot of sweetjes heeft hij mij gebracht, toen ik ziek was in New-York, You know, auntie Jule?’
Ik knikte:
‘Maar die dolly, Elsie, heeft grootma uit Holland gestuurd...’
‘Neeë auntie, this dolly is van my Sweetheart, ja auntie Jule, from my Sweetheart’, zong het mondje.
Ik zag op den fieren, nu voorovergebogen kindernek, op heel de rust van het kind neer, en dacht er over welke beteekenis in het klein-vrouwtjes hart aan het woord Sweetheart werd gegeven?
Jane, de moeder van Elsie, sprak met dezezelfde kalmte over Elsie's nurse als over haar Sweetheart.
Drie weken later verscheen Elsie's Sweetheart - ruim negen en dertig jaar, donker uitzicht, tanige tint, zwarte oogen en met iets slingerlenigs in zijn houding, iets zoetweeks om den mond.
Man van goede familie, van vader's kant en van goede manieren, wanneer zijn humeur dat toeliet; hij was in Indië geboren, in Holland opgevoed en had thans een betrekking aan een bank te New-York.
My Sweetheart had vergeten een dolly of sweetjes mee te brengen, maar dat maakte zijn ontvangst bij Elsie niet minder hartelijk; zij had gevraagd haar evening dress te mogen dragen en nurse was dus verzocht haar te kleeden, Jane had onderwijl zelf het lichte kinderhaar tot glanzende lokken om de vingers gewonden en om Elsie's mooi ovaal kopje geschikt, op Engelsche wijze.
Tegen het uur van aankomst wachtte zij hem in haar ivoorkleurig los zijden jurkje, waarvan de hals laag uitgesneden was; de kleine poefmouwen met vlinderstrikjes, omsloten blanke, mollige kinderarmen. Ze stond voor de groote spiegelruiten, om, zoodra het rijtuig kwam aanrijden, Mr. Bert Birnie te groeten, met al de sierlijke aanvalligheid van haar lief, solied wezentje.
| |
| |
En als zij ging van het eene raam naar het andere, de kloeke beentjes in zijden sokjes en verder bloot, bruin gebrand, de voetjes in lage witte schoentjes, dan wiegden haar kleertjes en van onder den zoom van het losgeplooide jurkje kwamen de borduursels en kanten van haar gestreken witte rokjes en van het broekje en Jane staarde vol trots op haar verrukkelijk frisch kind, dat, oppervlakkige beschavingsweelde, reeds met zooveel begrip haar mooie kleertjes wist te dragen.
In den tijd van New-York was ze bijna drie - nu al ruim drie en een half jaar!
De open landauer met de beide heeren reed voor; zoodra Mr. Bert Birnie door Mrs. van Loon welkom in hun huis geheeten was, nam hij Elsie's handje en tilde haar op, met al den voorzichtigen eerbied, dien zoo'n klein vrouwtje in zijden evening dress mocht erlangen.
Spoedig kwam Elsie's vader binnen, een jonge levenslustige man met open, prettig gezicht en stralende oogen - een beetje gezet - op de fiets voelde hij zich den laatsten tijd beroerd-benauwd en hij zat ook al wel zoo lief in een victoria dan te paard; van zijn wild, wijn en verdere weelde kon hij onmogelijk afstand doen, maar het was jammer, dat de dokter een reis naar Carlsbad een der noodzakelijkheden van de naaste toekomst had genoemd.
Opgewekt keek Mr. Bert Birnie de ruime welingerichte kamers rond, aangenaam verrast in de ontvangkamer een blad met morgendranken aan te treffen. Met een handbeweging wees Mr. van Loon zijn gast een lagen, gemakkelijken stoel, terwijl hij zelf, zijn broekspijpen bij de knieën optrekkende, zich langzaam in een grooten stoel liet neerzakken, om een prettig gesprek over New-York en hun leven dáár, te beginnen. De deur werd aarzelend geopend. Nurse, die anders alléén voor Elsie en baby verkoos te zorgen, had dien morgen Mrs. van Loon gekapt en aangeboden de drawing-room met bloemen op te vroolijken, waarom zij door haar meesteres eerst met de gave van een tullen das, daarna met een blouse gelukkig was gemaakt.
Nurse had zich opgekwikt en kwam nu baby binnen brengen, hoewel haar daaromtrent niets door Mrs. van Loon bevolen was; maar met een blosje en lachje, zeide ze: ‘She looks just now so very nice, you know’ een blikje werpend op den New-York-gentleman; en Mr. van Loon, getroffen door haar ladylike voorkomen, dank zij das en blouse van zijn vrouw, stelde haar aan Mr. Bert Birnie voor als Miss Flemming, hetgeen Jane hem vooraf streng verboden had; maar wat nu bij ongeluk toch was gebeurd en Miss Flemming deed glanzen van geluk.
In de vreugde van het terugzien van hun besten huisvriend, waartoe zij Mr. Bert Birnie zoo gaandeweg van uit de verte in gedachten verheven hadden, had Jane er zich voor het oogenblik niet veel van aangetrokken.
‘Very stupid,’ dacht ze; maar de kortzichtigheid der mannen was in zulke zaken nu eenmaal groot en George was overigens niet erger dan de rest; ze zou het in gedachten houden en hem te gelegener tijd de kwade gevolgen van zijn domheid aantoonen. George intusschen, strekte de beenen uit, overtuigd dat hij een humane daad begaan had.
| |
| |
Mr. Bert Birnie had dadelijk bij aankomst gevoeld hoe hoog de welkomst-thermometer stond: het zoet-weeke verdween niet van om zijn lippen, terwijl hij overlegde voor hoe lang minstens hij hier zijn anker zou werpen.
Opgewekt zijn handen wrijvende vroeg Mr. van Loon:
‘Nou Elsie, heb je nou je Sweetheart weer? En wat is meidje mooi... sapperloot.’
Elsie knikte met groote oogen, streek even langs haar jurk, zag tot Mr. Bert Birnie op - ernstig gewichtig; toen haar evening dress vergetend, ging ze op zijn voet zitten als van ouds.
Hij nam haar beide handjes en liet haar paardje rijden.
Zij was overgelukkig, al liet zij in haar kalme rust niet veel merken. Nu en dan vlijde zij haar wangetje maar eens tegen zijn been in een zich geheel voldaan voelen. Mr. Bert Birnie had beloofd te zullen komen en Mr. Bert Birnie wàs gekomen, de groote zee over naar Elsie toe. Heel haar kleine gedachtenkring had gedraaid om die eene belofte. - Zij had nog niet veel beloften ontvangen - of zien verbreken.
Doch Elsie zou weldra haar eerste ernstige ervaring opdoen.
Zeker, het beviel Mr. Bert Birnie ontzettend goed in het huis van zijn Sweetheart; maar hij schonk toch bijna alléén aandacht aan de geurige manilla's uit den sigarenkoker van zijn gastheer, aan de voortreffelijke merken, waarmee de kristallen karaffen waren gevuld en aan de lekkere schotels, die bij dinnertijd uit de keuken werden opgedragen.
Elsie, zonder het te beseffen, voelde het, en het was of de groote oogen, blanke zielsspiegels, beslagen werden van een blauw-wazigen damp.
En Elsie zocht toenadering; zij poogde hem te trekken binnen den kring van haar wereldje, met hem te stoeien, zooals hij vroeger uit zichzelf met haar deed.
En als Elsie's vader zijn brieven schreef en haar moeder met de dienstboden bezig was of zich kleedde, dan speelde hij ook werkelijk met haar, doch altijd met een blik op de ramen om op te letten of de rijpaarden nog niet werden voorgebracht, het rijtuig nog niet wachtte, altijd met gespitste ooren of het uur, bepaald voor hun societeits- of schouwburggang, nog niet sloeg, of Elsie's vader ook kuchte, als bewijs dat hij bijna klaar was.
Van zijn geduld werd soms zeer veel gevraagd; maar Mr. Bert Birnie berustte en niettegenstaande de groote eischen zijn lankmoedigheid gesteld, beviel het hem zóó goed in het huis van zijn Sweetheart, dat hij niets scheen te begrijpen of te verstaan, toen Mrs. van Loon heel bescheiden en omzichtig enkele woorden sprak van familie van George, die komen wilde...
Mr. Bert Birnie vond de groote zonnige logeerkamer een goede kamer en - Mr. Bert Birnie bleef.
Verder toonde hij talent te bezitten, niet alleen om allerlei pretjes te bedenken, maar ook met gulle toegevendheid alles door Elsie's vader te laten betalen en dezen telkens met een woord van hulde over zijn niet-Hollandsche onbekrompenheid te kiedelen en tot het geven van meerdere bewijzen van Amerikaansche grootgeestigheid te prikkelen.
| |
| |
Maar nooit kwam het in hem op, om met Hollandsche eenvoudigheid voor Jane, ja zelfs maar een roos van de markt mee te brengen, of voor de kinderen een mooie vrucht, hoewel hij uren achter elkaar langs de bloemenmarkt slenterde om de voormiddagen te dooden, onderwijl nieuwe tochtjes en pic-nics te bedenken, naar alle meisjes om te zien, en dan opgewekt huiswaarts te keeren, met een rustige zekerheid, alsof hij minstens nog gedurende eenige maanden als gast genoodigd was.
‘Wat sprak je gisteren van een rit naar Rozendaal, om hoe laat zou dat zijn?’
‘Vandaag?’
‘Ja, ik dacht zoo.’
‘Hoe denk jij, Jane,’ vroeg Mr. van Loon.
‘O, zeer goed.’
‘Ik kwam Floortje en Anneke tegen en heb ze gezegd, dat ze om een uur of één maar eens moesten aanloopen, ze hadden vrij van school - Woensdagmiddag - misschien zouden ze mee kunnen?...’
Jane knikte.
‘Dan nemen we Elsie en nurse met baby ook mee. Hoe vindt meidje dat?’
‘Nice pappa,’ knikte Elsie; toen Mr. Bert Birnie's hand nemend en er met haar vingertjes overheenstrijkend, zoodat hij het gevoel had of er vliegepootjes overgingen, vroeg ze zoetjes: ‘brengt Floortje haar dolly mee?’
‘Ik denk zoo,’ glimlachte Mr. Bert Birnie, veegde zijn mond af en hield zijn glas bij om het te laten vullen.
‘Ik wil nou verder bij jou zitten,’ zei Elsie en liet zich optillen. ‘Ik heb jou lief in mijn hartje,’ en met haar prachtige oogen zag zij hem half verlegen, half schalk, op haar kinderlijke wijze aan.
Op den bepaalden tijd verschenen de beide meisjes, opgekleed en met manteltjes over den arm, ingevolge de uitnoodiging voor een rit door Mr. Bert Birnie en met de groeten van huis, toch wat verlegen ronddraaiend, een beetje bang voor een koelen blik uit Jane's kalm grijze oogen, omdat ze niet door háár zelf genoodigd waren; maar ze werden hartelijk ontvangen en Elsie nam dadelijk Floortjes hand en drukte er zachtjes een kus op als een groot bewijs van toegenegenheid. Bijna dagelijks kwam Floortje met haar spelen. Floortje vijftien jaar oud, was zelf nog een puur kind en zat uren achtereen met Elsie en baby in de kelder-tuinkamer, waar zon noch maan kwam, maar waar nurse de kleintjes bij voorkeur heensleepte; en alles was Floortje onverschillig, als ze maar in zorgelooze kinderweelde bij haar twee kleintjes was; want Floortje's eigen gedachten waren nog bijna voortdurend bij het hoog in een kast opgeborgen poppegoed. Gaandeweg had zij nu alles weer te voorschijn gehaald en naar Elsie gesleept, steeds meer gevoelend hoeveel zij zelf nog van dat alles hield, al had Anneke, het andere nichtje, gezegd dat het tijd werd zich daarover te schamen, een vies mondje trekkend, smalend over zooveel kinderachtigheid.
De glaswagen met drie banken werd besteld. Het was dien middag wat vochtig. Jane verzocht haar man om a drop of Maraschino.
| |
| |
‘O, I will help you’ en reeds had Mr. Bert Birnie een mandfleschje en een blad met glazen op tafel; hij schonk in, ook voor de meisjes, alsof het dames waren. Zij lachten blozend; maar zij hielden er niet van - hij ook niet - hij had zichzelf van kirschwasser voorzien, en hij snuffelde in de kast naar de doos met Russische geconfijte vruchten en ging rond bij de meisjes, bij nurse, bij de geheele familie en zichzelf tot de doos leeg was.
‘Daar is de carriage!’
Terwijl de anderen hun goed bij elkaar zochten en naar voren gingen, schonk hij zich nog even in en nam een aantal sigaren uit het rooktoestel van Mr. van Loon.
Er viel een fijne stofregen; maar de lucht was helder: ‘'t zou wel gauw opklaren,’ besliste Mr. Bert Birnie.
Nurse met Elsie en baby kregen een plaatsje op de achterbank, Mrs. van Loon met de beide meisjes op de voorste bank; Elsie's vader, altijd wat loom onder den rit, nestelde zich tegenover zijn vrouw en Mr. Bert Birnie tegenover Floortje, die zacht blozend, de zijige blonde krullen glanzend, de blauwe oogen stralend, kinderlijk genoot van de pret over dit ritje; maar een beetje onbeholpen nog, voelde zij met groote verlegenheid het moeilijke van tegenover een meneer op een wandelrit te zijn en dus eenige verantwoordelijkheid ten opzichte van den vlotten gang van het gesprek te hebben.
Ze zuchtte even en zag op. Zijn Indische oogen waren op haar gericht, blikten haar diep in de open oogen. Zijn knie raakte even de hare.
Hij glimlachte. Zij ook en kleurde.
‘Heb je je pop niet meegebracht, Floortje?’
Zij voelde zich - om zijn toon en blik - tot in haar hals rood worden en schaamde zich daarover.
‘Och,’ zei ze, het hoofd scheef afwendend, terwijl de fijntjes gekartelde wimpers half over de oogen daalden.
Anneke begon te lachen, plaagde:
‘O... e... Floortje, wat wor jij rood!’
‘Toch nog niet als de lelletjes van Anneke's ooren,’ vond Mr. Bert Birnie.
Anneke maakte een onbevallige, behaagzieke beweging met het hoofd, niet zeker of de woorden oplettendheid of aftroeverij in hielden, ze hoopte het eerste, maar vreesde terecht het tweede; in deze onzekerheid lachte ze even met wijdgerekten mond, de onregelmatige tanden overelkaar.
Half dommelig keek Mr. van Loon uit zijn slaaphoekje op, ook Jane zag even glimlachend naar het mooie kleurtje op Floortje's bloesemblanke wangen.
Mr. Bert Birnie wilde waarzeggen; uit een oud groen foedraaltje, dat hij bij zich droeg, haalde hij met groote geheimzinnigheid een pakje kaarten met valsch-rose ruggen, en een heel klein boekje van de Célèbre devineresse Mlle Lenormand de Paris.
Hij wierp het hoofd achterover, zijn oogen glansden terwijl hij de genom- | |
| |
merde kaartjes schudde. Anneke lachte schel en gemaakt om de aandacht tot zich te trekken.
Mr. Bert Birnie had de fur over zijn scherpe knieën gespreid en er de kaarten in rijen opgeteld, hij begon:
‘Chien très pres, zooals ik nu bij jou, Floortje, signifie amitié vraie et durable.’
Floortje, die nog niet veel Fransch verstond, keek, wat onthutst, het raampje uit, rechts; de Amerikaansche Jane, links.
‘Vaisseau, dit is het schip, waarmee ik weer over zee moet, ga je dan met me mee Floortje?’ Nee? Wreed kind! volgt:
‘Serpent est un signe de malheur... Serpent beteekent wreede of vrouw.’
‘Spring, barst,’ riep Anneke gemaakt aardig, ‘'t is slang, ik ken best Fransch en ik wil niet waargezegd zijn.’
‘Dat hoeft ook niet’ meende Mr. Bert Birnie; ‘volgt:’
‘Ik wil liever óók niet meer,’ zei Floortje - ‘ik begrijp het toch niet goed.’
Jane, verlicht, lachte hardop, maar Mr. Bert Birnie in de rede gevallen en dus daarover reeds ontstemd, zweeg een oogenblik van onaangename verbazing.
‘Kan je dan goed raden, Floortje?’
‘Ik weet niet, neen ik geloof niet.’
‘Ik wel,’ pochte Anneke,’ ‘raden wel.’
Mr. Bert Birnie scheen het niet te verstaan: hij maakte in zijn zakboekje een zorgvuldige teekening van een hart, schreef er eenige woorden bij en hield het Floortje voor, die, de punt van zijn potlood volgend, aarzelend begon: ‘Mon... coeur...’
‘Est plein de vous,’ vulde Mr. Bert Birnie lachend aan en nam voorzichtig van Floortje's schouder een van haar zonneblonde haren, die op het donkerblauwe laken van het korte jekkertje neergofden.
‘Och - u doet me pijn.’
‘Ik dacht, het zat los,’ verontschuldigde Mr. Bert Birnie zich, wond het om zijn vinger, bewonderde den goudglans even en legde het voorzichtig op het geteekende hart - borg het boekje met een veelbeteekenenden blik in zijn linker borstzak weg en liet - bij ongeluk - zijn zilveren potlood vallen; Floortje, kind nog, bukte zich dadelijk om het op te rapen, blijde ook, voor een oogenblik haar gloeiende wangen te kunnen verbergen.
Haar blanke hand zocht tusschen de sprieten der dikke stroomat op den vloer van het rijtuig; Mr. Bert Birnie boog zich voorover en drukte een kus, even onder het kleine rose oor op de zachte ronding van den gevulden hals, warm en blank.
Anneke schaterde het schril uit van gemaakte ontsteltenis; maar verschrikt hief Floortje het mooie hoofd op. Mr. Birnie glimlachte om den donkeren gloed, die bij het haastig afvegen van den kus, haar boos gezichtje verfde.
Zij wierp hem het potlood toe: ‘Daar, pak aan!’
‘Is Floortje erg boos?’
Hij meende beter te weten en ging rustig door met het opgeven van raadseltjes, hij wist ze hoe langer hoe aardiger; maar Floortje wou niet opzien, rimpels in het voorhoofd en de wimpers neergeslagen.
| |
| |
‘Die het raadt krijgt een zoen en Floortje zelfs zonder dat ze het raadt, omdat ze zoo aardig boos doet...’
‘Ik wil er geen hebben, hoor,’ met pruilend gezichtje en van onder de oogharen opkijkend, met een zweem van behaagzucht.
‘Nu ik wel’ en onverhoeds had hij zijn arm om haar hals gelegd, haar weer een vluchtigen kus gegeven.
Maar nu stampte de smalle voet, het gezichtje stond op huilen.
‘Ik wil niet... u mag het niet meer doen - ik vind u vreeselijk slecht.’
‘En ik vind jou een dot,’ zei Mr. Bert Birnie.
Mr. Van Loon zag even glimlachend op.
Floortje was met dien blos waarlijk allerliefst, de weelderigste knop van de mooiste bloem; Mr. Bert Birnie wendde den blik niet van haar af.
‘Floortje's gezichtje is nu precies een bloementuiltje, wil ik er eens een liedje op maken?... Wimpers... teer als varen; korenblonde haren; vergeet-me-niet-oogjes, die stralen; tandjes... als lelietjes van dalen; lippen warm als Jericho-rozen; wangen... die blozen...’
‘Ik vind u flauw,’ zei Floortje verdrietig.
Jane gaf door een blikje Mr. Bert Bernie te verstaan, dat hij moest ophouden, doch die wenk ging denzelfden weg als de even duidelijke betreffende de logeerkamer en de nieuwe gasten...
‘Ken je de Jericho-roos, Floortje?’
Zij haalde de schouders op en gaf hem eerst geen antwoord, dan:
‘Met u praat ik niet meer.’
Mr. Bert Birnie was - volgens zichzelf - een vrouwenkenner en hij liet nooit na zijn kennis te toetsen aan de werkelijkheid; eigenlijk kende hij geen vrouwen, hij kende slechts de vrouw; onbeduidend meestal, verleidelijk soms, en te winnen altijd; daarmee was bijna alles gezegd. De - wat hij noemde - onsmakelijke vrouwen, schifte hij uit, evenals het derde geslacht, de nieuwe vrouw, in normaal kostuum en met normaal buste; en vrouwen, als b.v.b. Madame de Stael, hadden nooit geboren mogen worden en waren hoe eer hoe beter vergeten. Overigens kende hij de vrouw, als een ander de bewegingen van den windwijzer op zijn dak.
Mr. Birnie dus knoopte in het Engelsch een gesprek aan met Mrs. van Loon over den rit, dien zij morgen te paard zouden maken.
Floortje, die, zoo plotseling aan haar lot overgelaten, nu zelf niet meer wist of ze dat aanhalen van straks wel of niet prettig vond - ze was al vijftien - voelde zich nu erg verlaten; - door de oogen van 't weinig bekoorlijke Anneke gleed een glans leedvermaak.
Maar Mr. Bert Birnie merkt niets - hij laat de kinderen en spreekt gewichtig met Mrs. van Loon.
Vanzelf komt Floortje nu weer bij en als hij op eens kalm zegt: ‘Zie, ik wou dat ik Floortje's mooie krullen had; ach, zoo mooi, lijken wel allemaal gouden kronkelslangetjes,’ kijkt ze niet langer naar buiten, naar het donkervochtige eikenloof, waarover het waterzonnetje een schel-gelen glans werpt;
| |
| |
maar wendt ze haar gezichtje geheel tot hem en glimlacht even met hetzelfde zacht verlegen blosje van straks.
‘Krijg ik éen zoo'n krul van je, Floortje, toe, ja? Nu even dan om mijn vinger winden, even maar? mooie blonde zij, mooi meisje; kijk nu, om nu juist je krullen te verstoppen: waarom plaag je me zoo?’
‘Ik plaag u niet, u plaagt mij.’
‘Doe ik? - nu ja, dien men lief heeft plaagt men, wist je dat nog niet? Nu weet je het dan; plaag mij dus eens...’
Jane voelt zich onrustig, ze vindt het onaangenaam, dat Mr. Bert Birnie zoo flirt met dat jonge kind. Ze heeft er een vaag bewustzijn van, dat Floortje's ouders het háár kwalijk zouden nemen.
Mr. Bert Birnie moest dat voelen...
Maar - Jane wint zich op - hij heeft een olifantshuid of haaienvel, wat maar het dikst of het hardst is; zijn blauwe teint en zoet-weeke glimlach zijn haar voor een oogenblik onverdragelijk.
Ze kijkt strak uit naar het heerlijke landschap, gedachtenloos met haar blik de zachte glooiing der heuvelen volgend. Verderaf forsche boomengroepen, najaarstinten, doorschijnend in de scherpe lucht, schitterend in de gloedvolle stralen, die tusschen de laag neerhangende regenwolken doorglanzen. Op den grond de gepolijste, afgevallen beukenootjes, begeerig door kinderhanden gezocht.
Mr. Bert Birnie maakt van Jane's afgetrokken naar buiten kijken gebruik om Floortje's poezele handen tusschen zijn beenderige vingers te nemen. Floortje weet zich niet te bergen van verlegenheid en durft niet opzien; zij wil haar handen onopgemerkt uit de zijne terugtrekken, maar hij buigt zich plotseling tot haar over en al wendt ze haar hoofd met een vlugge beweging van hem af, het volgende oogenblik voelt zij zijn snor weer in haar hals.
Nu schieten haar de tranen in de oogen, zij werpt even, tersluiks, een blik op Jane en kijkt dan halstarrig den weg op naar de schrale berkeboompjes, die ze voorbij rijden; ze zijn op een heuvel, ze ziet het panorama der stad, ver weg in de diepte de kronkelingen van den Rijn, bleek-blank de plekken water tegen het harde groen der Betuwe. Ze ziet de kerktorens, de groote van de St. Eusebiuskerk en de twee minder hooge van de St. Walburgskerk, geschenk, zooals haar als kind verteld is, van twee vrome zusjes, de een wat kleiner dan de ander, zoodat ook de eene toren lager moest zijn dan de andere - de torens roepen haar, ze voelt heimwee en verlangt naar huis.
Maar Mr. Bert Birnie sprak van nooit weer doen - vergeven, niet zoo boos kijken, och, als je blieft niet, lieve Floortje, rimpels trekken? Neen maar... Net een ouderwetsche schoolmamsel; of zij het van zóo eene had geleerd?
En Floortje dacht aan Peps, de uilige handwerkjuffrouw, die ze allen voor zuur verklaard en waarmee ze voortdurend herrie hadden - en Floortje moest wel lachen.
Ze pruilde een beetje, haalde hem aan, verkoos dan weer niet op zijn
| |
| |
vragen te antwoorden, voelde zich verloren in de oogenblikken, waarin Mr. Bert Birnie geen aandacht aan haar schonk.
Peps zou haar tot een schande van haar school verklaard en liefst tot de lei met strafregels verwezen hebben: nablijven en een briefje mee naar huis. De schrale gedaante van Anneke riep haar dat alles voor den geest en deed haar soms stilletjes lachen, soms in schuldbesef kleurtjes onder de oogen krijgen.
Maar - Mr. Bert Birnie draaide zijn snor op en keek haar door zijn bijna toegeknepen oogen in het lente-lieve gezichtje, hij genoot van haar pruilen nu, haar aardige verlegenheid dan, van haar lieve verontwaardiging, haar traantjes en lachjes, haar angstig zich terugtrekken en overmoedig zich wagen, van heel haar verwarring.
Zij waren het eerste gedeelte van Velp doorgereden, daarna ook de Rozendaalsche laan, langs de enkele mooie villa's en de vele vierkante huizen ‘met waranda op zij’, zomerverblijf van stadsche professoren, die hun vele huiselijke gerieven hier op een steenen vloer aan een vierkant tafeltje met rood-en-zwart kleedje ten offer brengen gedurende de zomermaanden; met regenweer in een rieten kraakstoel, met 't uitzicht op lekkende bessenbosschen, bedreigd door vraatzieke kippen - aldus zomertje spelend.
Van onder de dichte boomen op een open plek komend, stond het rijtuig stil. Nu flikkerde de zon op het water, dat tusschen en over groote kiezelsteenen gleed en glipte, uit een hooger gelegen beek naar een der stille vijvers.
Vóór hen het kasteel, uit het water verrijzend, omgeven van grasvelden; donkere, hooge boomen op den achtergrond: maar het kasteel, sterk verlicht, rustig in de rosse streeling der najaarszonnestralen, was als een stille vredeburcht.
‘George, hoe mooi,’ zei Jane opgetogen.
Mr. van Loon knikte; als Geldersman deed hem die spontane verrukking van zijn Amerikaansche vrouw goed. Zijn jeugd, zijn jongensbenden, hun strooptochten, hun dauwtrappen, aan alles dacht hij weer...
‘'t Hôtel is boven, nietwaar?’ vroeg Mr. Bert Birnie.
Mr. van Loon knikte en keek even naar de kleine woningen, rechts, die droomden onder de hooge boomen; op hetzelfde oogenblik opende zich een der deuren; een vrouw kwam buiten om als gids dienst te doen.
Mr. van Loon knikte toestemmend. Voorop ging de vrouw met den half-onwillig, half-berustenden gidsgang; als een kleine kudde volgde het gezelschap, wat stijf nog van den rit en aanvankelijk stil in de verwachting van het komende; over den heuvel, de rijzende en dalende boschpaden langs, wachtend op het sein van den gids tot algemeene bewonderingsuitingen; aldus waren zij de kettingbrug genaderd.
Mr. Bert Birnie stond een oogenblik stil, toen nam hij Floortje en trok haar mee. Geen heldin bij rennen of vliegen - verzette zij zich doodsbang, doch te vergeefs. Bijna ruw hield hij haar pols omvangen: snel daalde hij met haar
| |
| |
naar de diepte; zij had het gevoel, bij het krassend ratelen der kettingen en planken, of zij regelrecht het water ingingen, zij wilde hun vaart remmen, maar hij trok haar mee, omhoog nu weer, tot zij aan den overkant op het kleine plankier stonden.
Diep ademend richtte Floortje zich daar op, met een verwarden blik op het flonkerende water rechts; als van een jong vogeltje ging haar borstje op en neer. Mr. Bert Birnie zag het mooie kind met een overmoedigen glimlach in het verhitte gezichtje, waaruit zij de blonde haren wegstreek. Zij was zoo mooi als een bed met rozen pas in bloei onder Juni zonnestralen.
‘Nu mij halen,’ drensde Anneke, die gruwelijk veronachtzaamd werd.
‘Kom Floortje, ga je dan met me mee terug?’ en zacht. ‘Anders is er voor mij geen plezier aan.’
Maar Floortje ontsnapte haastig.
‘Neen, ik bedank u wel, u hebt mijn pols bijna verdraaid.’
‘Je wilde ook niet...’
‘U hoefde toch niet zoo valsch te knijpen.’
Weer rammelde de kettingbrug en Mr. Bert Birnie ging het grootoorige, magere Anneke tegemoet, dat snakte om ook een beetje aangehaald te worden.
Doch...: ‘Nu Mrs. van Loon, hoe denkt u er over, kom, ik houd u vast, de brug is nu geprobeerd.’
Maar Jane weigerde, wat strak; Anneke werd op sleeptouw genomen en verbeeldde zich het inprettig te vinden. Ze gilde schril en ging bijna hals over hoofd te water, bij haar onhandige aardigheid om onderweg den ketting te grijpen, in gemaakte bangheid.
Mr. van Loon dacht weer aan zijn jonge jaren, aan zijn rennen over de kettingbrug tegelijk met zijn broer, elk van een tegenovergestelden kant er op. Maar... droom van Carlsbad, statig wandelde hij om, gearmd met Jane, die nurse gezegd had met de kinderen achter hen aan te komen; nurse, een jonge Engelsche, wierp onvoldane blikken naar de kettingbrug, verschikte toen de zware baby op haar arm en vermaande Elsie, die stil was, om niet over de boomstronken en wortels, die kris en kras over het voetpad gingen, te struikelen.
De tocht werd voortgezet naar de bedriegertjes.
Mr. Bert Birnie had zich omtrent deze vooraf even laten inlichten door Mr. van Loon en hield zich nu of hij bij bedriegertjes was grootgebracht.
Floortje en Anneke smoeselden, draaiden om de vrouw met den sleutel heen, bleven vóór het plaveisel, waarboven de koperen pijpjes van de waterleiding even te zien waren, staan, en verraadden op alle mogelijke wijzen, dat hier het kritieke punt genaderd was.
Jane met haar koelen kalmen blik van volbloed Amerikaansche, zag even rustig van uit de hoogte neer op de drukke bewegingen der opgewonden meisjes, nam toen de laken rok van haar tailor-made op, zette haar voet in satijnleeren hooge laars met laken slobkousen van dezelfde kleur als haar japon, op den steenen rand en gaf in 't Engelsch nurse order met de kinderen over
| |
| |
te gaan. Haar blik volgde het drietal tot het veilig aan den overkant was.
De gids bleef rustig op dezelfde plaats staan, toen nam Jane haar japon nog wat hooger op, de goud- en paarschglanzende binnenstrook ritselde; zij moedigde de meisjes aan mèt haar te gaan; aarzelend, pasje voor pasje begonnen zij, met vlugge schreden kwam Mr. Bert Birnie achter hen aan en gaf, van om den rug van Jane, de gids, die bij een klein bassin had postgevat, een wenk, terwijl hij zichzelf haastig naast haar een goede plaats verzekerde.
Even bewoog de vrouw haar voet en overal spoten fonteinen op; hoog opgaande parelende pluimen, juweel sprankelende waterstralen, vreemd glanzend in de late najaarszon. De meisjes stoven vóóruit, waren in een oogenblik op vasten grond; maar Jane, verward, òveral opschietende stralen water - aan àlle kanten droppelgeflonker ontdekkend, wist niet wáárheen; vaag hoorde ze van over en door het water heen de stemmen der meisjes; Mr. Bert Birnie zag toe met zijn zoet-weeken lach om de vooruitgestoken lippen.
De gids bewoog weer den voet, een val der fonteinen en nog slechts stroomend water over het plaveisel, een kilheid in de lucht, even het bewegen der boomen, een vallen van regendroppels.
Jane hield rustig haar japon omhoog en trad naar den overkant, waar Elsie met groote onrustoogen stond toe te kijken; zij schudde het water van haar tailor-made, pas uit Engeland overgezonden, zag even hoe de strooken van haar rose zijden bovenrok en daaronder die van haar flanellen rok, door en door nat waren en vervolgde kalm met de anderen de wandeling door de prachtige lanen naar de kapel van schelpen, om hun naam in het vreemdelingenboek te teekenen.
Bij den grooten boom, aan den ingang van het park, teruggekomen, bleef de gids als een afgeloopen klok stilstaan; na haar halven gulden ontvangen te hebben, wendde zij zich met een soort dankbetuiging af en verdween weer in een der kleine woningen onder de boomen, terwijl de anderen het boschpad opklommen, dat naar het hotel leidde.
Jane had geen enkel woord van verwijt gesproken, hoewel in den korten Octobernamiddag haar natte kleeren haar al een heel onbehagelijk gevoel bezorgden. Maar als Amerikaansche altijd vlug besloten, verzocht ze dadelijk, bij aankomst in het hotel, zich bij de keukenkachel te mogen drogen.
Met gelatenheid liet ze haar rokken door de meiden uitwringen en zich een hooge keukenstoof met vuur onder de voeten schuiven.
De anderen waren in de zaal aan den tuinkant gegaan, waar Mr. Bert Birnie voor gastheer speelde en zich zoo goedgeefsch betoonde, als maar eenigszins, uit de beurs van Mr. van Loon, mogelijk was. Zonder een blik op de kringen in haar japon te werpen, trad Mrs. van Loon de zaal binnen en liet zich, koudbeleefd, de vele oplettendheden van Mr. Bert Birnie welgevallen, die als een hagedis om haar spartelde. Het rijtuig reed voor. De lucht was opgeklaard, het was droog, een gloeiende bol in het westen boven de linker- | |
| |
boomenrij. Mrs. van Loon was verrukt, de heerlijke najaarsweelde van tinten, de fijne nevelen... haar oogen schitterden:
‘Is het niet prachtig, George?’
‘Mòrgen heerlijk weer,’ voorspelde Mr. Bert Birnie dadelijk; want:
Evening red and morning gray
Are sure signs of a fine day.
Morgen heerlijke rit te paard!’
Mr. Bert Birnie, buitengewoon opgewekt, vertelde de eene aardigheid na de andere, Mr. van Loon vulde aan en ook Jane herinnerde zich gedurig een en ander uit hun leven te New-York.
Maar langzamerhand verflauwde het gesprek.
Mr. van Loon, bezorgd over zijn vrouw, werd gaandeweg nog stiller dan op den heenrit. Goedig had hij zijn breede handen met zegelgeringde pink op zijn buik saamgevouwen. In zijn pogingen om niet te gapen, trok hij zijn neus telkens neer, tot de vleugels wit zagen.
De zon verdween achter de boomen, hoog aan den hemel lichtte reeds het koudbleeke sikkeltje der maan. Jane zag naar buiten, steed kouder en steeds verdrietiger over het bederven van haar japon. Nurse had moeite baby van schreien terug te houden en Elsie zat stil met saamgeplooid mondje en neergetrokken neusje.
Anneke daarentegen had den moed nog niet opgegeven en deed voortdurend moeite Mr. Bert Birnie's aandacht van Floortje af en tot zich te trekken. 't Wou niet lukken. 't Onderscheid was te groot. Dat frissche pittige gezichtje met de uitdagend krullende haren, de hooge kleurtjes, heel het aantrekkelijke van de fiergedragen schouders, de rechtgehouden nek, de doorzichtige rose, mooigevormde ooren - daarnaast het schrale Anneke, als een helmgrasje op de Huisduinsche duinen. Sluike haren, die zij met een linksche beweging van het hoofd naar voren trachtte te werpen, zoo vaak Mr. Bert Birnie Floortje's lokkig kopje bewonderde, groote mond, liggende ooren, lepels als van een haas, die vlucht...
Een beetje loensch en met behaagzucht in heel haar houding, keek zij naar haar touwtjes achtige haren op haar schouder. Geen van haar onbehagelijke bewegingen ontging Mr. Bert Birnie; maar hij hield zich of hij niets merkte of zag.
‘Schraal wurm,’ dacht hij, ‘je maakt je zelf hoe langer hoe leelijker’ en hij vermaakte zich met den stillen strijd der twee bakvischjes; want ook Floortje scheen thans de eerste plaats te willen behouden, en evenmin ontgingen hem de schuinsche blikjes van nurse.
Hij voelde zich een pacha - inplaats van een klaplooper.
Het rijtuig reed de Velperpoort door, de Steenstraat op naar de Utrechtsche straat; eerst werd Anneke thuisgebracht - als zij nog gevreesd had een kus ontstolen te zullen worden, werd ze al te gauw gerustgesteld. Mr. Bert Birnie
| |
| |
gaf haar een slap vingerdrukje, bleef in het rijtuig en trok het portier zoo spoedig mogelijk weer dicht; zij zag nog eens, van uit de lijst der geopende voordeur, naar hem, maar hij vergat naar haar te zien. Ze was er niet boos om: die zich, als Anneke opdringen, zijn zelden boos; zij stellen zich graag tevreden met de kruimeltjes, door anderen overgelaten, en dat er juist zoo iets afstootends schuilt in dat zich op dringen aan den eenen kant en die inschikkelijkheid aan den andere, daarvan hebben zij geen vaag bewustzijn.
‘Poor thing, zoo onbescheiden leelijk en aanhalig,’ lachte hij binnensmonds tegen Mr. van Loon.
Toen was het Floortje's beurt.
Mr. Bert Birnie had even met zijn wijsvinger de zachte palm van Floortje's hand gestreeld, even nog haar in de oogen geblikt en blozend had Floortje allen gegroet, neef en nicht Van Loon hartelijk gedankt - nog een blikje, een kushand naar Elsie en baby, een vriendelijk knikje naar nurse en zij sprong op de kleine steentjes, geholpen door Mr. Bert Birnie, die met haar meeging om te bellen.
Een oudere dame was aan het raam gekomen en groette en dankte hartelijk voor het genoegen Floortje bereid.
Mr. Bert Birnie nam zijn hoed af, diep buigend voor Floortjes' moeder; hij had in dit huis eenige gezellige avondjes bijgewoond en verwachtte nog een diner of soortgelijke beleefdheid.
Mr. van Loon was wakker geworden en groette goedig, hartelijk hopend dat de koetsier spoedig de zweep over de paarden mocht leggen: 't liep naar dinnertijd; Jane knikte Engelsch-kalm terug, op 't vriendschappelijk handgewuif van nicht achter de spiegelruit, toen nog een blikje naar Floortje, die schuchter haar oogen nog éénmaal tot Mr. Bert Birnie opsloeg en Jane staarde weer den anderen kant uit naar buiten.
Die laatste blik van Floortje bleef haar bij; ze verlangde thuis te zijn.
Dat kind was straks anders tot haar gekomen, dat het thans van haar was gegaan.
Mr. Bert Birnie had de nog niet ontloken bloesems van teere twijgen gestroopt, hij had het waas van de zachte volle kinderlippen gekust, hij had bezit genomen van heel het naïve vrouwelijke liefdegevoel van het kind - dat alles had hij niet mogen doen, niets er van kwam zeker hèm toe, die even volop genoot bij den goren lach van barmaids.
Dien avond nog wenschte Jane met haar man te spreken. Mr. Bert Birnie's tegenwoordigheid was haar onduldbaar geworden. Zij wenschte hem zoo mogelijk geen uur langer in hun huis - zij voelde zich zenuwachtig van drift worden en snakte er naar een rijtuig met rand voor hun deur te hooren stilhouden en zijn koffers te zien opladen; maar zij moest niet tè forsch aanpakken; want bij al George's geschiktheid, maakte zijn Hollandsch-Geldersche afkomst hem wel eens stupid, volgens Jane, en Mr. Bert Birnie was haar géén onaangenaam woord tusschen haar en haar man waard; maar vóór de week ten einde liep, was hij de deur uit, beloofde zij zichzelf en hem.
Het rijtuig stond stil voor hun huis, de koetsier kwam van den bok en
| |
| |
klom in zijn lange zware jas stijf de blauwe hardsteenen stoep op om te bellen.
Mr. Van Loon was nu volkomen wakker en in een oogenblik bij de paarden, hij vond die Hollandsche manier van met paarden omgaan méer dan angstwekkend.
‘Als de knollen op hol sloegen...’
‘Ja... maar dat doene ze niet,’ lachte de koetsier met wijdgerekten mond.
Mr. Bert Birnie was ook vlug op de kleine steentjes om Mrs. van Loon behulpzaam te zijn bij het uitstappen. Zij zag wit en betrokken, de koude wind deed haar onaangenaam aan.
‘Jane, ga gauw naar binnen om je te verkleeden,’ riep George.
‘Ja, Mrs. van Loon, niet in de tocht blijven staan - ik help de kinderen...’
Jane luisterde niet naar hem, doch gehoorzaamde haar man.
Nurse met baby op den arm liet zich gewillig door Mr. Bert Birnie helpen - restte nog Elsie.
En Mr. Bert Birnie stak beide handen uit:
‘Kom Elsie, my Sweetheart.’
Maar:...
‘I am your Sweetheart no more.’
Elsie bleef buiten zijn bereik; de handjes in de witte, zijzachte wollen handschoentjes neerhangend langs het cachemiren manteltje, met lange satijnen linten, om het nobele kindergezichtje de ruime zijden strook van den witten kaper, het mondje ernstig, om den neus een witte streep.
‘I am your Sweetheart no more’; kalm, zeker; maar - klein vrouwtje met gefolterd hart, was het groote overweldigende gevoel reeds te sterk en niet meer te verbergen? - In elk der eerlijke oogen welde een traan, die gleed over de zachte wang - tranen koud als messneden.
En Mr. Bert Birnie, éen seconde verlegen, ging onbewust een schrede op zij.
Toen kwam Elsie naar voren en uit den kleinen mond drong een hoog en schril geluidje:
‘Pappa, kom, en help mij.’
Mr. van Loon groette den koetsier, stak zijn beurs bij zich en kwam aan het portier.
Elsie stak de armen uit en Mr. van Loon, met zijn goedige straaloogen, tilde haar met beide handen uit het rijtuig, kuste haar de tranen van de wangen, hield haar warm in zijn armen, het witte manteltje vast om de beentjes gevouwen.
‘Kijk, darling, waarom huilt ze? Heeft meidje het koud gekregen?’ en haar handjes in de handschoentjes kussend, droeg hij haar de trap op. Mr. Bert Birnie kwam achter hen aan, maar Elsie zag over hem heen naar de oosterkim, waar 's morgens de zon was opgegaan, om gansch den ochtend haar in haar klein tuintje te beschijnen.
De dag was lang geweest en làng hadden de uren in het rijtuig geduurd: stil in haar hoekje geleund, de oogen groot opgeslagen, had ze toegezien hoe haar Sweetheart haar geheel en volkómen vergat voor Floortje, háár speel- | |
| |
kameraadje, maar - tegenstelling met het armzalige Anneke - Mr. Bert Birnie hoefde op geen lachtje van Elsie meer te rekenen; geen liefkoozend streelen meer van haar kopje tegen zijn knie. Heel haar kleine ziel was hem tegemoet gegaan, toen hij woord had gehouden en de zee over, naar haar toegekomen was - verschrompeld was nu de bloem van haar stille glorie, van haar vertrouwen.
Was zij ouder geweest, de onuitroeibare liefde van de vrouw voor den man, zou haar verschoonende en verzachtende omstandigheden hebben doen zoeken en vinden, al was het alleen maar om hem - althans in leed, tot troost te mogen zijn. - Maar Elsie was een kind en haar kinderhart was nu diepbedroefd en vol wantrouwen.-
Maar morgen zal de zon weer schijnen en zul je, kindje, geholpen door nurse, weer in je tuintje spelen, en als Mamma dan zit toe te kijken met haar gedichtenboek op schoot, de sleep van haar witte tea-gown naast zich, vraag haar dan met je groote mooie oogen of zij niet weer van Sweethearts wil spreken en je alleen maar, met dolly en al, in haar armen koesteren zal, dat is béter voor je kinderhart, dat ongerept moet blijven van argwaan, kleinachting of ijverzucht.
Jou mooie glansoogjes mogen alleen lachen, jou hartje droomen van morgenlucht en zonneschijn, jou handje bloemen plukken - tot je ouder bent en het leven je voorgoed opneemt in den stroom van strijd en worsteling, van goed willen en toch niet slagen, van twijfel en van Geloof.
Van Geloof, dat de Liefde in de meest hooge, de meest wijdende beteekenis, na àlles blijft, het éénige op aarde, wat het leven waard maakt het te leven. Maar dan moet je veel, veel ouder zijn dan - ruim drie en een half jaar.
's Avonds aan het whisttafeltje, vertelde Mr. Bert Birnie vroolijk van Elsie, die zoo pleizierig gezegd had: ‘I am your sweetheart no more.’ - Met twee dikke tranen in de oogen, alleraardigst.
George glimlachte; Jane speelde niet heel oplettend, toen legde zij de kaarten neer.
‘Excuse me...’
Zij rilde even.
‘O, a drop of Maraschino’, zei Mr. Bert Birnie luchtigjes.
‘Thank you, no,’ vrij koeltjes. ‘Ik denk, ik ga naar mijn kamer, George?’
‘Just as you like, dear.’
‘You will excuse me, Mr. Birnie?’
Hij knikte. Jane schikte de pakjes kaarten naast elkaar en wilde het tafeltje even opkleppen om de spellen weg te bergen.-
‘O - beg you pardon,’ zei Mr. Bert Birnie haastig afdoend, ‘George en ik zouden nog wat kunnen doorgaan met twee blinden - of hadt je gedacht nog even mee uit te loopen?’ in spanning hem aanziende.
Jane's wenkbrauwen beefden, zij begreep plotseling zijn toeleg zoo goed om George meer geld af te winnen - - -
| |
| |
‘'n Anderen avond,’ zei Mr. van Loon, wellevend ontwijkend.
‘Very well, dan zullen we hier nog een uurtje doorgaan; daarna kunnen we nòg zien wat we doen willen, want ik heb nog geen lust naar mijn kamer te gaan...’
‘Ik denk’ - zei Jane - zich schijnbaar kalm houdend, maar de donkere oogen schaduwden het wit smal gezicht, ‘dat we nu allen zouden kunnen eindigen... Voor morgen zijn de paarden al weer vroeg besteld, en de meiden moeten ook haar rust hebben.’-
‘You are right,’ zeide Mr. Bert Birnie - ‘maar ik ben een jòngmensch en gewoon aan vrijheid, u kan me dat niet kwalijk nemen.’
‘Just as you like,’ zeide Jane rustig, naar de achterkamer der suite gaande om daar een en ander op te ruimen.
Mr. van Loon was opgestaan.
‘Wij kunnen 'n anderen avond wel eens met twee blinden spelen, - Mrs. van Loon heeft gelijk, 't is morgen weer vroeg dag, old man, me dunkt, we moesten nu maar onze moede hoofden ter ruste leggen?’
‘Dat is mij nog niet mogelijk,’ zei Mr. Bert Birnie dwars, ik moet er nog wat op uit.’
Mr. van Loon deed den sleutel van zijn ring, liet Mr. Bert Birnie uit en kwam weer binnen.
Jane zeide nog niets, als ze sprak, dan zou het zijn met al den hartstocht van haar karakter. Dan zou George alles hooren, alles, tot de kleinste kleinigheden op 't gebied der klaplooperij, door haar scherpen blik ontdekt, haar vluggen geest begrepen, - in den beginne vergoelijkt door vriendschapsgekweel - het zou blijken, dat zij alles opgemerkt, niets vergeten had.
Trump, klaplooper, indringer, dat alles zou ze hem noemen.
Die vriendschap? - Ja, om het goed in hun huis te hebben; die voorgestelde aanhankelijkheid aan de kleintjes? die groote voorkeur voor Elsie? En met Floortje, was het geen schande geweest? Die valsche oogen, die valsche lach in eens! Was hij geen vos, sluiploerend op zoete druiven? Waar hoorde hij? Op z'n hoogst in een tingel-tangel om met messen en ballen te gooien en punch te drinken met sluts.
Jane was verontwaardigd.
Zij zou het George zeggen, zij wenschte hem geen dag meer in haar huis, zij rilde van hem; zij verachtte hem.
Het gebeurde zelden, maar als Jane driftig werd, dan werd alles, waarover zij met taaie kalmte gezwegen had, in uitstekende volgorde opgesomd, terwijl haar oogen, koolzwart gloeiden, haar lippen trilden, het gezicht bleeker, het haar zwarter dan ooit scheen.
En zeide George het hem niet, dan zou zij het doen - - -
Maar Jane was tè ziek. Mat zag zij George even aan en zei koeltjes:
‘Mr. Birnie is mistaken, if he thinks this the way of doing. - I don't like him more.’
Mr. van Loon zei een enkel woord van instemming en van verontschuldiging
| |
| |
tevens; maar ook hij verlangde naar Mr. Bert Birnie's afreis, - hielp het speeltafeltje wegzetten, gaf haar een kus op het voorhoofd en draaide - na de gangdeur voor haar geopend te hebben - de gasgloelichten uit.
Jane kon dien nacht den slaap niet vatten; ze ging rechtop in bed zitten en luisterde: boven haar hoofd de regelmatige, zachte stap van nurse, het afgebroken schreien en pijnlijk dwingen van baby.
Voorzichtig schoof ze van onder de dekens uit bed, schoot een morgenjapon aan en klom zoetjes op kousen-voeten naar boven.
Nurse, in haar Engelsch nachtgewaad van zacht muisgrijs flanel, met veel strooken en ruches om den hals, het springende warm-blonde haar in het midden gescheiden, los over de schouders neerhangend, de voeten in roode muilen, torste in haar nogal hoekige armen de zware baby, doch ontving Mrs. van Loon met een bedaard glimlachje; moe van 't tobben, van het nachtwaken had ze blauwe kringen onder de oogen.
Elsie bewoog even in haar wit bedje, maar sliep weer door, zwaar ademend.
Jane nam haar kindje van de nurse over en ging er mee op een stoel zitten; gemakkelijk in al haar bewegingen, sloeg ze de beenen over elkaar om beter schoot te hebben en onderzocht of er ook iets aan de kleertjes haperde. Maar baby schreide steeds luider, zich uit den eenen arm in den andere werpend, het kopje tegen haar moeder verbergend en het terugtrekkend, zich achterovergooiend.
Jane kuste en suste, sloeg ten slotte een dekentje over haar hoofdje, beval nurse weer te gaan slapen en vertrok met de kleine naar haar eigen kamer.
Mr. van Loon, wakker geworden, vroeg wàt er was.
‘Baby is niet wel.’
Verschrikt stond hij op om het gas hooger te draaien.
Jane stapte met het kind in bed, hij bleef er voor staan, òf hij ook met iets helpen kon? en wàt of zij dacht dat het wezen zou?...
Maar baby schreide steeds door, het werd schreeuwen en krijten; Jane stond op, ging de kamer op en neer de kleine in haar armen wiegend, hij volgde haar, hulpeloos, met de oogen; zij zeide hem, maar weer in bed te gaan, waaraan, hij, toen het schreien wat bedaarde, vlug voldeed; de dekens over de ooren trekkend, nog even er bovenuit kijkend:
‘Als ik je met iets helpen kan?’ - en sliep verder.
Den volgenden morgen vroeg kwam nurse vragen naar baby; Jane verzocht haar om den dokter te zenden. De dokter kwam, maar precies zeggen wat het was kon hij nog niet - hij veronderstelde mazelen.
Mr. Bert Birnie had zichzelf aan de ontbijttafel van koffie en van gebakken ham met eieren voorzien; juist had hij zijn servet over zijn bottige knieën gespreid om daarna het eerste slokje koffie te nemen, toen nurse, met Elsie aan de hand, binnenkwam en hem het geval mededeelde.
Mr. Bert Birnie ontsteld, zette oogenblikkelijk zijn koffiekop neer. De zoete
| |
| |
glimlach, omdat nurse hem nu verder bedienen kon, glipte van om zijn mond weg, ergerlijke verbazing gleed zijn oogen in.
‘Between the cup and the lip, there is many a slip,’ zei nurse.
Even, gansch ontdaan, zag hij op, maar 't toepasselijke van de aardigheid ging voor hem verloren.
‘Infective disease!’
‘Yes, to be sure.’
Toen nam hij mes en vork ter hand en werkte letterlijk zijn ontbijt naar binnen in zooveel seconden als hij anders minuten noodig had; zijn koffie opslorpend, zijn snor met zijn servet nu en dan haastig afvegend, opkijkend naar de pendule.
Toen gebeurde er iets, dat nurse de groote ronde oogen nog wijder deed opentrekken: Mr. Bert Birnie tastte in zijn zak zóo diep tot hij zijn beurs had, gaf den knecht, die juist de vogels op de waranda kwam nazien, een fooi met het bevel dadelijk dat werk te staken en oogenblikkelijk een vigelante met imperiale te bestellen; zelf haastte hij zich naar boven, wierp alles ijlings in zijn koffer - in zijn jacht niets vergetend - liet zijn bezittingen naar beneden brengen, schreef onderwijl op zijn kamer een briefje van afscheid aan zijn gastheer en gastvrouw met belofte spoedig nog meer van zich te laten hooren, wenschte ze het beste en verzocht, hem, zoo lang de ziekte duurde, maar niet te schrijven, gaf dus ook geen adres op; vermeed nurse, Elsie en de bedienden, de beide eersten om ze geen hand, de laatsten om ze niet nog meer fooi te moeten geven en was verdwenen vóór George om halftien aan het ontbijt kwam.
Een oogenblik later verscheen ook Jane.
Hij verwelkomde haar met een vriendelijke handwuiving, zonder bepaald op te zien van zijn morgenblad. Jane kwam tot hem, om hem haar morgenkus te geven; zij, slank in haar lang morgenkleed met neerhangende linten, bleef over zijn schouder leunen en las het briefje, dat open op zij van zijn bord lag.
Toen nam ze de tea-cousie van het trekpotje, wierp suikerklontjes in hun kopjes, schonk thee in, gleed neer op de punt van een stoel, haar sleep naast zich, George zocht nu malsche stukjes ham en goedgebakken ei uit, bediende haar en hield zich vooralsnog of àl zijn aandacht bij deze bezigheden vereischt werd; toen veegde hij met zijn servet zorgvuldig zijn lippen af, en begon, zijn courant weer opnemend:
‘Wel een beetje 'n eigenaardige manier...?’
‘Ik denk zoo,’ zei Jane.
‘Maar van zijn standpunt gezien, misschien het... afdoendst.’
‘Perhaps’ zeide Jane, ‘maar als hij voortaan belet vraagt, heb ik altijd de roodvonk minstens, onder de leden.’
‘Zie Jane, zoo te spotten - en dan - zóó erg...’
‘Ik zal hem niet meer in mijn huis ontvangen, George; die klaplooper, die goochelaar, die afschuwelijke egoïst! Elsie's Sweetheart! Ja, Sweetheart van jou beurs; for shame, zoo'n ouwe man met Floortje; en nurse heeft hij ook
| |
| |
zuiver mal gemaakt; geen voet meer over onzen drempel. Don't make a fool of yourself, George.’
En Mr. van Loon wist hiermee, dat Mr. Bert Birnie had afgedaan; dat hij naar Amerika kon vertrekken, terug kon komen, een of tienmaal belet kon vragen, maar dat hun huis voor hem gesloten bleef. Hij had er vrede mee. Mr. Bert Birnie's klaplooperij was hem zelf gaan tegenstaan; maar, minder scherp van blik en minder doortastend, zou hij zich nog maar een poosje hebben laten plunderen. Hij schoof Jane de vruchtenschaal toe, opdat ze een appel voor hem zou schillen, wat ze gewillig deed. Ze was een vroolijke kloeke vrouw, die de rust van hun huis wist te handhaven; had zij een ‘allerliefst’ gastje gehad, dat uit onschuldige tijdpasseering een beetje met George trachtte te gaan flirten, dan was dat allerliefste gastje, vóór ze tot volle bewustzijn van den toestand was gekomen, op weg geweest met hartelijke groeten voor ‘thuis,’ door Jane zelf op trein of boot bezorgd; en had een van de heeren kennissen, ook al uit onschuldige tijdkorting, getracht haar te naderen, dan was hij even afdoend terecht- en teruggewezen.
‘Ieder zijn eigen nest’ zeide zij, ‘alleen de koekoek kruipt in dat van een ander.’
Van tusschen zijn half geloken oogen keek George met tevreden, schalken blik naar haar, zijn Negerkoningin, zooals hij haar graag noemde.
Maar Jane lachte nu niet. Ze voelde 't onweer, dat kwam aandrijven.
Het was of Reintje de Vos in hun midden was geweest en nu Reintje voor enkele uren gevangen zat in een spoorweg-coupé naar den Haag, kwamen vele klachten en streken los.
Elsie zag wat witjes, maar zweeg; nurse integendeel was gruwelijk woelig en humeurig en zeide nukkerig: 't was hier zoo stil of 't in de country was.
Jane deed of ze niets hoorde noch zag. Het vonnis van nurse was toch reeds geveld; ze zou de stilte der country niet lang meer behoeven te doorstaan, Jane wenschte haar na haar flirten met Mr. Bert Birnie niet langer in haar huis bij de kinderen.
De keukenmeid, brutaal, zei - en Jane stiet de kamerdeur open om ook George te laten hooren - dat dat een fijne meneer was geweest; had nog niet voor zooveel fooi gegeven; en de keukenmeid deed of ze een snuifje tusschen duim en wijsvinger driftig fijn wreef; met z'n mooie smoesjes, dat hij in tijden niet zoo lekker gegeten had.
Jane knikte, trok de kamerdeur dicht, stootte nu de deur naar de beneden trap open en antwoordde, dat zij geen enkele booi op verval had gehuurd of ooit zou huren, zij hield niet van dat bedelen, daarom gaf zij zoo'n hóóge huur, en zij verwachtte van geen dienstbode dergelijke aanmerkingen, zij wenschte zich dus over zes weken van een andere keukenmeid te voorzien, van een, die wat minder onbescheiden was.
‘Dat is nommer twee,’ zei Jane, kalm binnenkomend, nu zullen we de rest afwachten.
| |
| |
Maar de kamermeid en de oppasser, die nà de keukenmeid brutaal hadden willen worden, bleven onzichtbaar en verrichtten stil en voorzichtig hun werk.
‘Wát zeg je,’ zei Mr. van Loon, de New-York Herald opvouwend, ‘heb je er al twee over de kling?’
‘Ik niet; Mr. Bert Bernie komt daarvan de eer toe,’ antwoordde ze rustig.
‘Goodness gracious en die Bet begon net zoo excellent te koken.’
‘Ja, en nurse voldeed me vóór zijn komst ook best.’
‘Die dus ook?’
‘Die ook.’
‘Ik wou dat de kerel nooit in ons huis was gekomen.’
‘Ik zal zorgen, dat hij er niet wéér in komt.’
Maar zonder roodvonk?’ zei George, die in geen geval van Goden-verzoeken hield.
En terwijl Jane glimlachend langs hem heen ging en even tegen zijn voet schopte, zeide ze, ‘schrijf hem dan, als hij zich weer aanmeldt, dat wij vegetariers en geheel-onthouders zijn geworden; geen keukenmeid meer houden; maar ons geheel aan Tolstoiciaansche philantropie wijden. And be sure he will not even spend one penny to claim once more our hospitality.’
‘Jule, heeft baby heusch mazelen?’
Het was Floortje, met haar schooltasch; zij zag tot mij op, in de blauwe oogen veel vragen, opwellend uit het kleine hart, dat zich ook nog zoo slecht wist te beheerschen; om den mond hetzelfde verlegen glimlachje van gisteren.
‘Waarschijnlijk wel, hoe wist je het?’
‘Van Anneke, die had de tweede meid gesproken.’
Weer zagen de oogen tot mij op. Ik wist wàt zij weten moest; ik voelde alles wat zij vragen wilde. De oogen met dien stil berustenden, maar tegelijk, verlangenden blik - ik zie het mooie kind weer naast me op dien helderen Octobermorgen - telkens neerblikkend, dan het hoofd opheffend om te hooren, of 't wáár was, wat Anneke haar ook vertelde, dat hij weg was en of - zooals Anneke ook zeker had meenen te weten, alle anderen háár een heel mal kind, een jongensgek gevonden hadden?...
‘Het was gisteren wel gezellig...’ begon ik.
Ze zag me bedeesd - wat teleurgesteld aan:
‘Ja...’
‘Maar die Mr. Bert Birnie, net een schooljongen nog, met zijn kussen, en dat voor zoo'n ouwe man; hij werd al grijs en is al zoowat veertig, geloof ik, dan kun je bijna grootvader zijn...’
‘Ja,’ glimlachte ze met wijdgeopende oogen, toen weer verlegen het hoofd wegbuigend:
‘Al zóó oud.’
‘Mr. Bert Birnie vertelde, hij had nooit zusjes gehad om te plagen - nu heeft hij die scha zeker maar eens willen inhalen en 't jou daarom zoo lastig gemaakt.’
| |
| |
‘Ja...’
‘Je moet maar niet boos op hem zijn, omdat hij zoo flauw deed en er niet meer om denken?’
‘Neen.’
‘Hij zal nu wel niet weer komen.’
Ze zag stil voor zich uit. Zoo weinige uren tusschen gisteren en vandaag en - zoo lange tijd.
‘Maar je zult wel vaker met ànderen uit rijden gaan; met véel anderen in aanraking komen en... je zult altijd eenvoudig en lief blijven, als tot nu toe.. nooit coquet worden, Floortje?’
‘Nee, Jule...’
‘Elsie was gisteren na den rit bedroefd. Zij wilde niet meer, dat Mr. Bert Birnie haar zijn Sweetheart noemde.’
Zij schrikte:
‘Is ze ook verdrietig op mij?... ik kon het niet helpen - ik heb - gisteren niet om Elsie gedacht?’
‘Neen - en zij zal allicht alles gauw vergeten zijn; maar - Floortje - als je ouder wordt, denk dan altijd het eerst... om anderen. Dan doe je geen verdriet en hebt ook geen verdriet...’
‘Ja,’ ze reikte me haar hand en glimlachte me toe tot afscheid.
‘Om éen uur zal ik een pakje plakplaatjes voor Elsie in de bus komen doen, laat je het er dan door haar zelf uithalen en mag ik haar dan even door het raampje groeten?’
‘Ja.’
Mooi, lief blond, Floortje, een man als Mr. Bert Birnie kan niet beseffen hoe lief je bent - dàn had hij je gelaten in je reine sfeer van kinderlijkheid, jou en Elsie samen.
|
|