onvoldoende. De oude heer wil zijn zoon niet meer zien als deze een meisje zonder fortuin gaat trouwen en verzoent zich niet met het jonge paar als er een kleintje is gekomen. Dat is hard en overstandig van den ouden heer. Hij gaat gauw dood. Zijn weduwe speculeert dan om Huib en Robertine in de gelegenheid te stellen buiten te gaan wonen. Huib komt bij de ‘veld’, en koopt een paardje. 't Officiers huishouden is gelukkig, tot moeders geld opgespeculeerd is en zij akelig zuinig moeten leven. Huib krijgt een slecht humeur, begint er over te denken zijn vrouw te bedriegen met een naaistertje... jakkert zijn paardje af, tot het dood gaat en koopt er dan een veel te duur voor in de plaats... kortom, de officier toont in 't geheel niet dat zijn harmonische ontwikkeling, in dienst van het vaderland verkregen, hem iets waardiger den finantiëelen tegenspoed dragen laat dan een middelmenschelijk burger, die 't lang zoo prettig niet heeft, dat doen zou. Maar Huib is misschien geen type.
De arme man moet ‘de veld’ verlaten en onderdirecteur worden van een fabriek in een groote koopstad (Amsterdam). Het is wèl verschrikkelijk!
Behalve met het officiershuishoudentje, maken wij kennis met den reeds genoemden luitenant Meesters, met een jong meisje, dat gezellig leven in een kleine garnizoensplaats aardiger vindt dan een saai bestaan in een groote koopstad en met een ploertigen koopman, die de poes in 't donker knijpt. (haar vader, Huibs neef.)
Zeer lezenswaardig zijn de beschrijvingen, die Mil van Hoorn ten beste geeft, van het kazerneleven, de oefeningen, een jachtspel met hindernissen.... Hier en daar, is de teekening van het jonge huishoudentje van Gilse zeer goed gelukt en menige bijzonderheid, die moet aanduiden hoe armoede den jongen man demoraliseert en zijn liefde doet verminderen, is met talent aangebracht. Dat de kennismaking van Georgine, het rijke nichtje van Huib, en Meesters, den artistieken luitenant bij de ‘veld’, niet mag leiden tot een huwelijk, waardoor Meesters' ideaal misschien zou zijn verwezenlijkt, (zie boven) zouden wij wellicht jammer vinden, indien de schrijver had goedgevonden ons die personen wat duidelijker te schetsen dan hij deed. Zijn roman is niet oordeelkundig opgezet en heet misschien daarom ‘romantische schets’. Jammer is het toch. Mil van Hoorn zou heel goed een militairen roman kunnen schrijven, die wèl goed in elkaar zat en waarin niet des lezers belangstelling onnoodig werd afgeleid van de hoofdzaak. Want hij toont herhaaldelijk een schrijver te zijn, die goed waarneemt en schrijft met liefde voor zijn werk. Zou hem geduld ter voorbereiding ontbreken?
Gaarne zij erkend dat, niettegenstaande enkele gebreken, waarop het onze plicht was te wijzen, Paardje behoort tot de romans, die men met genoegen leest. Wij maken ons ernstig ongerust over de van Gilses. Nadat Huib zijn betrekking heeft verlaten, zal 't er hun, vreezen wij, niet beter op gaan. Maar het pakkende schetsje van dien overste, die jaren en jaren lang armoê heeft geleden en dan, nog flink en ijverig, plotseling op non-activiteit wordt gesteld, doet ons vermoeden dat, inderdaad, een officier zonder fortuin maar niet in dienst moet blijven als hij getrouwd is en er een burger betrekking voor hem open komt. De oude heer van Gilse zal vinden, - in de niet-aardsche gewesten - dat hij ten opzichte van Huib toch maar gelijk heeft gehad.
F.L.
Alweder moeten besprekingen van nieuwe uitgaven op plaatsing wachten; ditmaal doordat twee actueele artikelen onverwacht verandering eischten in de samenstelling van ons nommer.