| |
| |
| |
Rodin.
Door J. de Meester.
Rodin, door Mlle Claudel.
't Is het beste den roem te beschouwen als iets bijkomstigs, van niet veel gewicht. Anders gaat men zoo giftig denken over veel dingen en menschen; iets, dat deze immers niet waard zijn. Mag het ons nog wel verbazen, dat Zola bij heele klompen menschdom eerst een man van beteekenis werd, iemand voor wien men eerbied moet hebben, door zijn brief betreffende
| |
| |
Bellone.
| |
| |
Dreyfus? Dat nu in Engeland ieder wou lezen hoe hij daar precies heeft geleefd, en de vertaler van zijne werken vroeger voor den rechter moest komen? Het is iets grappigs, schoon heel natuurlijks; meer dan een glimlach is het verschil in gevolgen niet waard, daar juist dezelfde moed Zola zijn boeken heeft doen schrijven, èn dat stukje proza ‘J'accuse’.
Rodin is een brok van zijn ‘roem’ verschuldigd aan het gekibbel, al het rumoer, over zijn geweigerd Balzac-ontwerp. Nochtans dient hier niet overdreven. Zoo in Frankrijk zelf vóór dezen afgunstige artiesten wellicht de eenigen zijn geweest, die heel goed wisten, al zei'en ze 't niet, hoe hoog, hoe alleen hij staat; zoo hij, als de meesten in alle tijden, eerder beroemd werd dan bekend; zoo de namen te noemen zijn van de critici, kunstbeminnaars, die hem reeds van vroeg af trouw zijn; iets meer algemeen begrepen is hij elders eerder, is hij elders at sedert lang. Bijvoorbeeld in Amerika. Ook in Duitschland: 't Museum te Dresden heeft een aantal werken van hem.
Nu het volgend jaar met de Wereldtentoonstelling zal hij te Parijs uitkomen. Schoon geenszins zonder tegenzin, heeft de gemeenteraad hem een stukje grond in huur gegeven in het deftigste deel van de stad, dicht bij de Seine en bij het tentoonstellingsterrein; daar zal hij een paviljoen doen bouwen, voor de verzameling van zijn Oeuvre. Het is te verwachten, dat dan zijn volk eindelijk zijne grootheid zal voelen. Belangwekkend waren zijn uitlatingen, toen men een oogenblik moest vreezen, dat de grond hem geweigerd zou worden. De eerlijke eenvoud waarmee hij, indachtig makend aan zijn stille, nooit aangemoedigde voortwerken van vele jaren, nu erkende aanspraak te maken op de belangstelling van de wereld, kenschetste aangenaam den kunstenaar, die nooit heeft meegedaan aan al dat gestreef en geknoei, waardoor 99/100 der hedendaagsche fransche schilders zichzelf maatschappelijk vooruit, maar de kunst fundamenteel achteruit brengen, doch die nu ook weet, en dus het zegt, dat zijn arbeid beteekenis heeft.
Rodin heeft een moeielijk leven gehad. Jaren lang heeft hij werken moeten, zonder zich te kunnen uiten. Van zijn zeventiende jaar af, heeft hij voor eigen kost moeten zorgen: gemakkelijk het brood gevonden, maar den tijd ontbeerd om voort te werken. In die jaren was Barye zijn toevlucht. Barye is zijn leermeester geweest: degeen die invloed op hem had, in wiens geest hij vond wat hij zocht. Langen tijd heeft hij gewerkt bij en voor Carrier-Belleuse, zoowel te Parijs, als, na '70, te Brussel: - dat zijn de lijdensjaren geweest; hij was toen (in '40 geboren) een volwassen man, die wist wat hij wilde, die nog zekerder wist wat hem ontbrak, en die niet slechts weinig tijd had om iets eigens te maken, maar wanneer het hem een enkele maal was gelukt, ruzie kreeg met zijn patroon, en elders zich niet begrepen zag. Eerst in '79 kwam er een beetje licht in zijn toekomst.
Rodin heeft nu drie werkplaatsen. Behalve zijn atelier in de Rue de l'Université, heeft hij een groot, vervallen maar deftig aandoend huis in de
| |
| |
niet zeer aanzienlijke wijk der Gobelins ingericht tot werkplaatsmagazijn. In die eenzame ruimten vol stemming heeft hij schatten bijeengebracht, want wat niet het minst bij hem verbaast, is de productiekracht. In de derde plaats heeft hij zijn woning: een landhuis met prachtigen tuin, in een stillen hoek van het lieve Meudon.
Van zijn uiterlijk geeft de tot de Hollandsche Tentoonstelling behoorende Buste door zijne leerlinge Mlle Claudel een denkbeeld. Hij is een gezonde, levenskrachtige man, met niets ziekelijks, buitenissigs in of aan zich.
* * *
Victor Hugo.
Wij tijdgenooten, niet-Franschen, denken bij hem gereedelijk aan Zola. Hoeveel die twee reuzen bij nadere beschouwing zouden blijken te verschillen, er is toch meer dan dit eene heerlijke feit, dat een zelfde land in een zelfden tijd hen heeft voortgebracht. Meer dan nog dit, dat hun beider grootheid moeilijk is erkend. Dan het wonder van hun voortbrengingsvermogen, hun zin om, naar den geest van Balzac, de wereld met hun genie te omvatten.
Priesters, in deze tijden van zwakheid, van heel veel uitputting door beschaving, zijn zij van denzelfden ouden, telkens weer nieuwen eeredienst.
| |
| |
De natuur lief te hebben, zóó krachtig de natuur lief te hebben - ziedaar het zeer eenvoudig lijkende, wat beiden onderscheidt. Niets meer; maar wij moeten juist van hen leeren, hoeveel dit is. Voor wie weten, hoe sterk de lyrische aandrift van Zola den invloed van Hugo heeft ondergaan, was het een eigenaardig treffend iets, op de Rodin-tentoonstelling terstond te komen staan tegenover een soort van ouden god, die niemand anders was dan de dichter van Guernsey. Zooals Hugo in de dichtkunst den klassicistischen rommel onderstboven heeft gegooid, zoo Rodin het doode academisme in de beeldhouwkunst.
Falguière.
In Zola's L'Oeuvre, ten deele epos van zijne kunstenaarsjeugd, uit de jonge Sandoz-Zola zijn kunstverlangen met deze woorden: ‘Ah! que ce serait beau, si l'on donnait son existence entière à une oeuvre où l'on tâcherait de mettre les choses, les bêtes, les hommes, l'arche immense! Et pas dans l'ordre des manuels de philosophie, selon la hiérarchie imbécile dont notre orgueil se berce; mais en pleine coulée de la vie universelle.... Enfin, le grand tout, sans haut ni bas, ni sale, ni propre, tel qu'il fonctionne...’
Ook Rodin is uitgegaan, ter verovering van de natuur, in de overtuiging dat alles van haar kostbaar is en wenschenswaard. ‘C'est l'esprit en rut,’ heeft men van hem gezegd. ‘J'en ai des fourmillements dans les mains,’ zei, sprekende van zijn scheppingsdrang, Claude, de schilder uit l'Oeuvre, Sandoz-Zola's kameraad.
Barye was Rodin voorafgegaan. Barye was de vriend der Barbizonners, die schilders uit het midden der eeuw, wier revolutionnaire doen ook onze Hollandsche school geweest is tot zegen. Lyrische kracht, liefdekracht zóó groot, dat zij zich weet te uiten, en trouw - ziedaar ook hun geheim. Barye gaf zijn liefde en trouw aan de dieren. De studie van het dier is nooit verwaarloosd in de Fransche beeldende kunst, maar de beeldhouwers
| |
| |
hadden alleen belangstelling voor het paard. Andere dieren brachten 't niet verder dan tot decoratief motief. Barye, het eerst, vond hen nauwlettend aanschouwen waard. Zijn geduldig, stelselmatig onderzoek, wetenschappelijk-trouw,
Bénédictions.
maakte het beeldhouwen van een dier eenvoudig tot een anderen arbeid dan het bij Fransche beeldhouwers was. Hij had ‘un oeil si sincère qu'il semblait toujours voir pour la première fois,’ heeft Eugène Guillaume gelukkig van hem gezegd.
| |
| |
Rodin, Barye's dieren bewonderend, droomde, loonslaaf bij Carrier-Belleuse, van zijn eigen menschen.
La Défense.
Van zijn allereerste werken heeft te Rotterdam enkel een uitmuntende foto een denkbeeld gegeven. Toen ‘l'Homme au nez cassé’ in 1864 werd ingezonden voor den Salon, werd het geweigerd. Dertien jaar later zond hij ‘l'Age d'airain’: men beschuldigde hem een afgietsel te geven, op levend model genomen! De beschuldiging, ontzenuwd, werd een krachtige hulde, beteekende 't zelfde als de grief, vroeger tegen de gebroken Neus ingebracht. Zoo'n natuurgetrouwheid bracht van de wijs! En woudt gij thans den uitslag zien van het voortwerken met een zelfde trouw, dan vondt gij hier den kop van Falguière, dat miraculeuze brok karakter en leven, waagstuk van expressieve uitvoering, wonder van doordringende expressie.
| |
| |
Les Bourgeois de Calais.
Er is aan dezen Kop een kleine geschiedenis verbonden van geestige, hoogintellectueele wraak op den man die nu Balzac heeft gemaakt; het is wel
| |
| |
benijdenswaardig een voorbeeld van wilskracht en zelfbeheersching, aan wraakzucht zulke uiting te geven.
Vlak voor dezen stoeren karakter-kop stond te Rotterdam, op 'n hoog voetstuk, die groep, als vervluchtigd van teere gracie, getiteld Bénédictions, zoo fijn, zoo lief, maar tevens zoo nobel en hoog van aanvalligheid: schitterend contrast met wat het kenmerkende was van dien stillen, stuggen Falguière-kop, een en al ruige nijdassigheid.
Eve.
Juffrouw Cladel, de journaliste, die, met Rodin nog al bekend, in den Kunstkring een voordracht over hem heeft gehouden - ze had dat eerst te Brussel gedaan, en werd toen te liever ook hier verwacht, daar men haar met Rodin's leerlinge, juffrouw Claudel verwisselde - de Parijsche conférencière heeft ons verzekerd, dat Rodin van deze groepen veel minder houdt dan van de enkele morceaux, de brokken leven, in pleister vastgehouden.
Aan onze bewondering behoeft deze begrijpelijke voorkeur van den kunstenaar niet te schaden; en zooals wij genieten van de bevallige distinctie in Bénédictions, zullen wij het doen van de heerlijke patriotsche passie, in die furie
| |
| |
van een Fransche Maagd, La Défense achter den zieltogenden strijder.
Van Rodin's meest beroemde groep, tevens een vaderlandslievend werk bij
Le Printemps.
uitnemendheid, Les Bourgeois de Calais, hadden we te Rotterdam slechts de borstbeelden. Maar wij behoefden niet meer. Uitnemend geplaatst, hebben deze zes gesproken tot iedereen. Ongetwijfeld is het land der glorieuze regenten- | |
| |
portretten geschikt om, met den kop van Falguière, zulke koppen te waardeeren. Om in dit, in den mooisten zin decoratieve werk, zoo eenvoudig-, rustig-, strak-oprecht, het heldhaftige en dramatische van de geschiedenis uitgedrukt te voelen met een diepe kennis der menschelijke natuur, welke het dulden-in-lijden dezer burgers, die de vrijheid hunner medeburgers koopen met een smaad en schande, grooter straf dan de hun, naar zij meenen, wachtende doodstraf, volkomen weer te geven wist, zonder iets dat op pose, op lijdensvolle houding gelijkt.
Frère et Soeur.
Met de Burgers heeft de Eva vast wel het meest de aandacht getrokken. Ook dit beeld kwam zoo goed hier uit! Vooral, wanneer men 't op een afstand wilde zien, uit het bovenzaaltje; en, dichtbij bekeken, links van terzijde. Eva is de Bijbel-al-moeder. Haar hoofd is gebogen in diepsten ootmoed, haar armen zijn schaamtevol tegen de borst gedrukt: zij schaamt zich voor de pracht van dat lijf, die weelde van sterk-malsche rondingen, dien wellust van forsche vleezigheid - tot voortbrengen van nieuw vleesch geschapen. Zij schaamt zich de moeder der menschen te zijn, immers de moeder van menschelijk lijden.
Men kon, ten onzent, de Eva beschouwen als de overbelangrijke inleiding tot heel een reeks kunstwerken, welke weder deden denken aan Zola, aan
| |
| |
een zin uit l'Oeuvre, een zin van Sandoz: die in zijn eerste boek verkondigd had, dat alles gezegd moet worden, ‘surtout l'acte sexuel, l'origine et l'achèvement continu du monde, tiré de la honte où on le cache’. - De, helaas gestorven, dichter Georges Rodenbach heeft in een bundel, getiteld L'élite, aan Rodin een opstel gewijd. Van een artiest als Rodin, schreef hij, kan men zeggen ‘qu'il vit de plain-pied avec la Nature. Il s'égale à elle. Il est lui-même une force de la Nature’. Daar nu Rodin ‘est si conforme à la Nature, il devait nécessairement accorder à l'amour dans son oeuvre la même importance capitale qu'il a dans la Nature elle-même’.
Femme.
Kenschetsende stalen van dit gedeelte van zijn werk waren in den Kunstkring te zien. Nochtans was de reeks niet volledig en moest men het bijzonder betreuren, dat er werk te Brussel was achtergebleven. - Schrikkelijk is de plaag van den hartstocht in een enkel brok vrouwelijf, door den woedenden drang tot zich-geven gekromd, en in een groep als Satyre à l'arc. Hier is de ‘liefde’ alleen begeerte, vreeslijke slavernij-tragedie. Doch uit deze faze komen wij tot een geluksbeeld als Le Printemps, d' eeuwige blijdschap, de eeuwige hoop in de zaligheid der wederzijdsche toewijding. Naast dit beeld stelt onze heugenis Frère et Soeur, waar alleen de toewijding, volkomen kuisch, nog over is: allerteerste conceptie, zoo bevallig, van het zacht-verrukkelijke in ontluikend leven.
Er is, natuurlijk, aan deze werken een ‘anecdote’-kant, er is een gedachte in, bij het uitsluitend plastisch voortbrengsel. Maar wanneer wij, tenslotte, dit beschouwen, en nu den man van La Défense, de figuren van Luxure et Avarice nemen, de vele stukken mans- en vooral vrouwelijf (die Femme accroupie, één melodie van lenigheid), de naaktfiguren èn het lijk op La mort
| |
| |
du poète, de knapen op Ugolin, en eigenlijk al wat daar aan verbazende verscheidenheid van houdingen en bewegingen vereenigd was in de vitrine, dan zien wij, naast den dichter van het machtige levensgevoel, der sublieme opvattingen (waaronder nog wel La Mort mag genoemd, dat halve individu, voor een deel reeds met de Aarde vereenigd), den eigenlijken beeldhouwer, die de uitbeelding van het menschelijk lijf heeft vernieuwd en hervormd, die eindelijk weer leven bracht in wat jaar in jaar uit te Parijs door zóóvele knappe rappe geduldige, maar geestelooze handen aan het Leven ontnomen werd.
Muse.
Want vorm en inhoud zijn een en weinig zouden den kunstenaar de poëzie en de wijze zin baten, niet meer dan vruchteloos gehunker zou al zulke gevoels- en gedachte-aanleg blijken, indien zijn begeerten van hart en hoofd niet worden konden tot equivaleerende daad door het meesterschap van oog en hand. Altoos gevaarlijk is de redeneering, die scheiding brengt in wat zoo één is van wording, maar noodig leek het niettemin, hier dit onderscheid te maken, ten einde met een enkel woord van leeke-bewondering van 's meesters techniek te gewagen.
Heeft men - we vermeldden het al - aanvankelijk niet gedacht, dat de
| |
| |
man die zóó het lichaam wist weer te geven, zich schuldig maakte aan moulage? 't Was opeens zoo gansch iets anders dan de ongelukkige à peu près, waarmee het academisme, blindgekeken op de klassieken en zelf slechts lettend op het oppervlakkig-aangename, zich en het menschdom tevreden stelde! 't Was het innige, het werkelijk leven, voorstellingen buiten het kleine gamma van uitdrukkingen en houdingen, waarmee de hedendaagsche beeldhouwkunst pretendeerde die eindelooze variëteit, den Mensch, in zijn
Femme au livre.
eindelooze gemoedsuitingen door lichaamswerking, te doen bestaan in marmer en pleister. Nieuw leken de vormen, of het niet onze eigene waren, die we ieder oogenblik, hádden we de oogen, bij ons zelf of onzen kameraad zouden kunnen waarnemen. Rodin is de eerste en de eenige van dezen onzen tijd, die aldus de uitdrukkingswijzen van het menschelijk lichaam weer wist te zien, die waarlijk heenkeek door de huid, naar dat nooit volledig aanschouwde wonder van den arbeid der zenuwen en spieren. Het is immers alles zóó
| |
| |
samengesteld, het schijnbaar eenvoudigste, de werking tegelijk van ledematen, van welke we er tegelijk toch maar één kunnen zien. En dat dacht de klassiek-geheeten schijnjuistheid te hebben begrepen en overwonnen! Rodin, naturist, is gekomen met zijne liefde voor de natuur, om de onmacht en onkunde van het academisme met voorbeelden aan te toonen. Zoo zien wij zijne prediking van de pracht der natuur, de heerlijkheid van het leven, dubbel: door de gedachte in zijne werken èn door de pracht van zijne werken leert hij ons, meer schoonheid van de natuur te zien. Nu slaat zijn lyriek in volle kracht uit, en toont ons de majesteit van het vleesch in een vrouweromp zóó hevig van schoonheid, als dat lijf van de Muze, die, op het definitieve beeld, boven Victor Hugo zal zweven. Dan speelt zijn meesterschap met haar gracie, doch zulk gewaagd-belangrijk spel als in die zóó het vulgaire naderende en toch niet terugstootende houding van La Femme au livre. Onbelangrijk is het nooit; alleen - natuurlijk - dikwijls voor ons té belangrijk. Maar dan tracht men te leeren bewonderen.
|
|