heven kalmte, de mooie, sereene expressie van zijn helder gelaat, waaromheen de leeuwenmanen golfden zonder eenige pretentie, als de voor hem eenige wijze, waarop hij zijn haren kon laten staan.
Altijd had mij dit grootsche in Jacob Maris' uiterlijk getroffen en een zeer merkwaardig medaillon van den knappen en bekenden Franschen beeldhouwer Paul Dubois, gemaakt vóór 1870, gedurende Maris' verblijf te Parijs en voorstellende den schilder en zijn vrouw, bewijst volkomen de juistheid van deze zienswijze. Immers dit profil van den grooten schilder op jeugdigen leeftijd is volmaakt Grieksch en zou aan een fries van een of ander Atheenschen tempel kunnen zijn ontleend.
Naar een photographie, gemaakt door een zijner dochters voor zijn vertrek naar Carlsbad.
Een andere gelijkenis, die mij ook dikwijls in Jacob Maris trof was die met Théophile Gautier. Veel, zeer veel, physiek zoowel als moreel hadden zij gemeen, deze beide artiesten. Een geschilderd portret door Albert Neuhuys vertoont een treffende overeenkomst met het gelaat van den schitterenden dichter van ‘Emaux et Camées’ en van ‘Mademoiselle de Maupin’, en evenals deze had Jacob Maris ook in zijn uiterlijk iets van een Merovingisch vorst door zijne grootsche expressie van kalme macht en kracht.
De Josselin de Jong had in omstreeks 1888 eenige rake etsen gemaakt, maar, ik ben er vrij zeker van, nooit een ‘droge-naald.’ Hij kwam daarvoor eens bij mij, en beproefde het procédé, dat, zooals alle procédés, voor iemand die talent heeft, niets beteekent.
Toen maakte hij zijn plaat, welke ik voor hem afdrukte. Dezen ‘eersten staat’ nam hij mede naar zijn model, naar wien hij het corrigeerde, het met de pen op-teekenend.
Deze proef, van eigenaardig belang, bezit ik als een preciosum; zij is hierbij gereproduceerd. Zij alleen vertoont alle kwaliteiten van dit portret, daar de afdrukken, gemaakt voor de uitgave, een serie van ‘Twelve Landscapes’ naar schilderijen en aquarellen van Maris, waarvoor het bestemd was, lang niet mooi genoeg zijn afgedrukt.
Toch ben ik blij die uitgave, waarvan ik niet enkel genoegen beleefde, gewaagd te hebben, daar wij nu aan haar ontstaan een merkwaardig portret van J. Maris uit dien tijd te danken hebben.
Het is wel jammer dat niet méér schilders, dat niet een Josef Israëls zijn