Nederlandsche Verzen en Nederlandsch Proza.
Operette-bloed door Fiore della Neve, roman in twee deelen bij J.P. Revers. Dordrecht 1899.
Deze roman moet geschreven zijn in den rook van cigaretten, in den geur van een reukwatertje. Lekker op zijn gemak, is Fiore della Neve aan 't vertellen gegaan. Tot punt van uitgang had hij een stukje werkelijkheid gekozen; tot steunpunten voor zijn verbeelding eenige waarnemingen. Met zijn dankbaar gegeven kon hij veel doen. Hij heeft het verwerkt tot een vermaakromannetje en hij is er in geslaagd met zijn arbeid de lezers van het tijdschrift Nederland zeer prettig bezig te houden. Natuurlijk is het dus, dat Fiore della Neve zijn roman liet uitgeven in een paar ‘kloeke’ deelen en 't zal niemand verwonderen als die deelen gretig worden gekocht door de houders van leesbibliotheken en de bestuurderen van leesgezelschappen. Voor het publiek van dergelijke Nederlandsche inrichtingen is het boek bij uitstek geschikt, ook al zijn er wat bladzijden bijgekomen, die de voorzichtige redacteur-schrijver niet in Nederland heeft laten afdrukken.
Operette-bloed is hier en daar ‘pakkend’ hier en daar humoristisch, hier en daar ‘heel lief’, hier en daar erg wijs, hier en daar een beetje nuffig en van het begin tot het eind vlot geschreven. Geen mensch kan er akelig van worden of er zich aan ergeren. 't Is een aardig speeldingetje, dat getuigt van groote schrijfvaardigheid en de fransche woorden, die er in voorkomen, zijn niet zóó groot in aantal, dat zij een beoordeelaar boos maken. Fiore della Neve kan bepaald wat ernstigers en beters geven; maar hij heeft met Operette-bloed blijkbaar vooral wat aangenaams willen bieden aan de lezers van zijn tijdschrift. Die krijgen, gelijk de lezers van alle mogelijke tijdschriften uit onze dagen, zóóveel sombers en ontmoedigends onder de oogen dat, nietwaar? er dringende behoefte bestaat aan lektuur, die in spanning brengt en toch geen akeligen indruk achter laat.
Operette-bloed is wat operette-achtig, nu ja! Daar hebt ge, bijvoorbeeld, dat tooneel tusschen de heldin en vorst Clarenthal, (pag. 135 en vlg.) dat doet denken aan de beruchte schildering uit Klaasje Zevenster. Het jonge meisje zal bijna met geweld worden genoodzaakt de liefkozingen van een gemeenen vorst-vent te ondergaan. Zij is met hem opgesloten in een kamer vol bloemen en geuren van specerijen. Maar zij steekt de gordijnen in brand. De onmensch vlucht en laat haar alleen in het brandende vertrek. Zal zij worden geroosterd en aldus haar deugd worden beloond als die van den heiligen Laurentius? Neen! Het meisje wordt gered... Wat al zuchten van verlichting hoort men aan jonge maagdenboezems ontsnappen op die pag. 146 onderaan.
Aardige trekjes, hier en daar, die het iemand bijna zouden doen bejammeren, dat Fiore della Neve niet liever een ernstig boek heeft willen maken. Intusschen, wat hij moet hebben bedoeld te geven, gaf hij aan zijn groot publiek van dankbare lezers en dus blijft ons niets meer over dan hem geluk te wenschen met zijn slagen.