Nederlandsche Verzen en Nederlandsch Proza.
In tranen. Een boek van leed, oorspronkelijke roman door Ant. L. Akkerhuys. Schrijver van Strijd. Delft. A.W. Segboer (zonder jaartal.)
Als jongmensch, was Albert doodelijk van Betsy Räde en het meisje hield van hem. Maar Alberts vader, mr. Van Rantinck, weet zijn zoon te bewegen van zijn huwelijksplannen af te zien, omdat het meisje Indisch bloed door de aderen stroomt en de oude heer dat bedenkelijk vindt. Albert, doctor in de letteren en auteur, wordt ook nog directeur van een dekenfabriek en trouwt met een lief, aanhankelijk vrouwtje, Else, die hem een zoontje schenkt, Leo genaamd. Leo toont reeds als klein jongetje aanleg te hebben voor de schilderkunst.
Betsy en Else ontmoeten elkander. Else weet niets van Betsy's vroegere betrekking tot haar man en is dan ook zeer vriendelijk als juffrouw Räde haar later komt bezoeken. Wij vernemen, door een gesprek, tusschen Albert en diens vader gevoerd, dat de jonge man nog altijd Betsy lief heeft. ‘Ook met Betsy was ik gelukkig geweest, evengoed als met Else.’
Betsy Räde wil zich nuttig maken en neemt het nagelaten dochtertje van een werkvrouw in huis: Tine. Men gaat nu kwaad van haar spreken. Om aan de wereld te bewijzen dat zij Betsy Räde (die ze nauwelijks kent) voor deugdzaam houdt, laat Else het belasterde meisje met haar pleegkind te logeeren vragen door haar man. In plaats van zijn vrouw nu alles te zeggen, zwijgt deze. Waarom? Dit is met geen mogelijkheid na te gaan. Albert en Betsy gevoelen wel dat ze nog steeds hartstochtelijk van elkander houden. Een declaratie volgt in den tuin van Zomerzorg te Leiden, waar een partijtje wordt gegeven. Else krijgt vermoedens.
Tien jaar later, weet zij alles en voelt het arme vrouwtje zich diep rampzalig. Leo is, inmiddels, een hoogst begaafd schilder geworden. Hij tracht zijn moeder te troosten; maar kan geen achting gevoelen voor zijn vader. Deze is, nu en dan, op het punt van zich te bekeeren, doch laat zich telkens weêr door Betsy verleiden. Zijn vader, Mr. van Rantinck, doet wat hij kan om zijn zoon van het slechte pad af te houden, doch hij slaagt daarin niet. En dan vernemen wij dat de idealistische schilder Leo, Else's eenig kind, Tine bemint: het pleegkind van Betsy Räde! Wij ontstellen, natuurlijk, en die ontsteltenis wordt tot benauwdheid, waar wij lezen hoe Betsy den vader van Leo in huis lokt, hem tot vluchten verleidt... en dan Else komt, ook listig gelokt... Albert moet kiezen. Hij verwenscht Betsy en zal voortaan, in der minne van Else gescheiden, ver van vrouw en zoon en vroegere minnares moeten leven.
Leo wil niemand anders dan Tine tot vrouw hebben. Hij is beroemd. Maar, hoe zullen ooit zijn ouders toestemmen? Gelukkig voor hem, verzoenen zij zich. Dan sterft Betsy Räde. Op haar sterfbed, wil zij Else en Albert en Leo en Tine bij zich zien. Men vergeeft elkander, terwijl Leo zijn Tine den eersten liefdekus geven mag.
Dit is, zeer in het kort verteld, het geschiedenisje van een drie-honderd bladzijden grooten roman, die geschreven werd door een der meest argeloozen onder onze romanschrijvers. Al klinkt de titel modern In tranen, een boek van leed, de auteur schrijft zooals men, jaren geleden, dorps-rederijkers hoorde galmen van de planken Daar is geen natuurlijk gesprek in 't heele werk; daar zijn geen twintig onopgeschroefde volzinnen uit al die driehonderd bladzijden op te visschen.
Albert, de begaafde letterkundige, maakt erbarmelijke rijmpjes; de ongenoemde