Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 9
(1899)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Nederlandsche Verzen en Nederlandsch Proza.Het rijke leven, door Anna Kaulbach (Wilhelmina Reijnbach) Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon, zonder jaartal.De schrijfster steekt het niet onder stoelen en banken dat zij een probleem behandelt en een belangwekkende vraag wenscht te beantwoorden. Waarom zou zij dat óók niet eens doen? Als haar vraag de moeite waard is om er over na te denken en haar antwoord eveneens, dan volgen wij, getrouwe lezers, gaarne de schrijfster van het begin tot het eind: mits die vraag maar ga leven in heusche menschen en niet worde heen-en-weêr gekaatst tusschen auteurs-marionetten. Welnu, dit is niet het geval. Anna Kaulbach heeft een paar menschen weten te schetsen. Dus verdient haar boek onze aandacht en daardoor het vraagstuk op den koop toe. Want, per slot van rekening, kan een romanschrijver van geen enkel vraagstuk een lezenswaardig boek maken, indien zijn personen geen heusche menschen zijn geworden en wordt, daarentegen, elk vraagstuk belangwekkend, indien zijn personen het maar zijn. Het probleem in dezen roman is eenvoudig; dat wil zeggen de schrijfster, in hare hoedanigheid van jong meisje, stelt het eenvoudig en zooals het gesteld wordt, met een lieve naïveteit, zoo wordt het ook opgelost. Daardoor is deze roman een lieve roman over de liefde. Kan het jonge meisje, in haar volkomen reinheid, vragen, eischen van den jongen man, die haar tot vrouw begeert, dat hij eveneens volkomen rein zij? Het geldt hier meer dan het vrij zijn van een amoureus verleden. De jonge man mag zulk een verleden niet gehad hebben, mag zelfs minder dan dat niet hebben gekend. Hij moet even ver zijn gebleven van de werkelijkheid van het geslachtsleven als het meisje, dat hij tot vrouw begeert òf, zoo hij dat niet is, zal het meisje een zekeren, min of meer hevigen weerzin hebben te overwinnen. Mij dunkt, dit is de meening van mejuffrouw Kaulbach en daarvoor is heel veel te zeggen, indien men zich stelt op het jonge-meisjes-standpunt en geen rekening houdt met de groote ongelijkheid van omstandigheden, waarin, zoolang onze maatschappij blijft ingericht gelijk zij tot heden ingericht was (dat wil zeggen, met het oog op het huwelijk en de finantieele mogelijkheid daarvan, voor bijna iedereen zéér slecht). Indien de jonge man kon trouwen op zijn tijd en niet eerst - zooals men nu moet zeggen - ‘wanneer hij een huishouden kan onderhouden,’ zeker, dan ware de questie hoogst eenvoudig. Maar nu dit niet het geval is, nu is diezelfde questie zeer samengesteld. Wij kunnen er hier niet meer van zeggen. De schrijfster, het vraagstuk vereenvoudigend, heeft zeer streng geoordeeld en haar zaak met veel talent en mooi meisjesgevoel bepleit. Dat haar lief hoofdpersoontje later wat zachter gaat oordeelen omdat zij werkelijk bemint en nergens anders om, bijvoorbeeld niet omdat zij haar ideaal van den reinen man ontrouw wordt, is zeer goed gevoeld en doet den medelijdenden lezer genoegen. Daardoor wordt dit boekje, met de overwinning der Liefde als apotheose, tot een der aantrekkelijkst besloten didaktische romans. Anna Kaulbach zal er veler harten meê winnen, zoo niet voor haar zaak, dan toch zeker voor zichzelf. De stijl is mooi zuiver en eenvoudig. Anna Kaulbach kan schrijven. De keuze van den titel kan ik mij niet al te best verklaren. De karakterteekening is, hoe- | |
[pagina 95]
| |
wel schetsmatig, voor het blijkbaar beoogde doel toch voldoende. | |
Bloed en Vuur, oorspronkelijke roman van Paul Meertens. Twee deelen bij G.J. Slothouwer, Amersfoort. (Zonder jaartal.)De schrijver van dezen roman heeft er ook niet naar gestreefd een zuiver kunstwerk te geven. Hij staat verre bij mejuffrouw Kaulbach ten achter als auteur. Ik moet zijn stijl onbeholpen noemen. De toon der gesprekken is onmogelijk, de beschrijvingen zijn heelemaal niet beeldend.... het is een slecht geschreven werk - laat ik dat maar dadelijk getuigen. Maar toch ligt er iets in dezen roman, dat men in veel beter geschreven boeken van dien aard niet altijd kan vinden. Bloed en Vuur is een getuigenis, een geestdriftig pleidooi voor het Leger des Heils. Het is een boeiend boek, niettegenstaande al zijn gebreken. Het moet waarheid bevatten, direct waargenomen werkelijkheid. Wij durven het daarom ter lezing aanbevelen. | |
Na de Pauze, bewerkt door Mr. G.S. Brantsma. Cohen-Zonen, Amsterdam. (Zonder jaartal.)We hebben tegen Sint Nicolaas zóó veel boeken ter aankondiging gekregen, dat we ons genoodzaakt zien er melding van te maken in de volgorde, waarin ze ons bereikten; anders worden we onbillijk, daar heel wat moest blijven liggen tot later, wegens gebrek aan plaats in deze kolommen. Zoo vallen we van een twee-deelig, warm pleidooi, op een boekje met monologen en een komediestukje. 't Bevat een gedeelte van Mr. Brantsma's repertoire en een zeer lezens- en voor monologenzeggers behartenswaardige inleiding, waaruit men zien kan dat het ploertje op den omslag in geenen deele aan Mr. Brantsma's ideaal beantwoordt. | |
Monologen, door W.F. Margadant. 's-Gravenhage, Loman en Funke. (Zonder jaartal.)De heer W.F. Margadant is een der oolijkste en vroolijkste nazaten van onze boertige voorvaderen. Als zoodanig wordt hij haast een curiositeit. Deze auteur heeft een zeer eigenaardigen kijk op de dingen en vooral op menschen en dieren. Zijn humor is niet altijd bepaald fijn, maar 't is toch de echte humor, voortgekomen uit de levensbeschouwing van den gewezen zeeman die, voor geen kleintje vervaard, onmogelijk aan de nietige verdrietelijkheden des levens veel invloed op den mensch kan toekennen. Margadant is zoo'n beetje grofsmid in onze humoristische litteratuur. Hij maakt zware en stevige dingen in een licht genre. Wie hem leest, lacht nooit fijntjes. Hij lacht niet - òf hij schatert. In dezen bundel met monologen vind ik een meesterstukje in het eigenaardige Margadant-genre. Dat is de monoloog van Piet Verweert. Konden de bladzijden van dit boek nu maar spreken met de stem van Margadant! Wie hem zijn Piet Verweert hebben hooren voordragen, zullen wel weten dat het bundeltje dàn onbetaalbaar zou zijn. | |
Toevaltreffers, door N. van Harpen. Met 24 penteekeningen van H.M. Krabbé. L.J. Veen, Amsterdam. (z.j.)Een bundeltje met leesbare soldatenverhalen, niet zoo heel goed en niet zoo heel slecht, ten minste eenvoudig geschreven. Krabbé maakte er twee dozijn penteekeningen bij, die ook niet zoo héél goed, maar volstrekt niet slecht zijn. De heer van Harpen valt, gelooven wij, nog al in den smaak bij onze jongelui. Voor hen schijnt dan ook dit boek in de eerste plaats bestemd te zijn. | |
[pagina 96]
| |
Hendrik Eben, De tocht naar Paradijsland, geïllustreerd door Johan Braakensiek, Amsterdam Cohen-Zonen (z.j.).Het komt ons voor dat de schrijver zelf niet goed wist wat hij zou doen met zijn helden, terwijl hij zijn wonderlijk verhaal aan 't schrijven was. Daardoor zullen de jonge lezers, voor wie het bestemd is, een niet al te duidelijke voorstelling krijgen van het geheel. Zij moeten ook maar niet te veel nadenken over de gebeurlijkheid der opgedischte avonturen en den schrijver volgen zonder van den gids eenige opheldering te verlangen. Zijn er nog vele jongens, die dat kunnen - dàn zal de heer Eben ook pleizier van zijn avonturenboek beleven. Mag er niet wat dolle fantazie meer in een jongensboek, dan zal hij zich misschien over het geringe succes kunnen troosten met de herinnering aan het genoegen, dat hij onder het improviseeren van zijn boek heeft gesmaakt. Braakensiek zorgde voor een goede illustratie. Hij vertegenwoordigt hier zoo wat de werkelijkheid. | |
Mariëtte, door Thérèse Hoven, L.J. Veen, Amsterdam (zonder jaartal).Mevrouw Hoven acht het niet onmogelijk dat een Fransche lichtekooi, die nog aardig wat aanbidders heeft, een jong, mooi meisje tot zich neemt om van dat arme schaap haar eventueele opvolgster te maken. Mevrouw Hoven acht het voor den lezer wel vermakelijk het een en ander te vernemen over de Fransche badplaats Vichy en vindt het geen bezwaar voor den enkelen minder ontwikkelden lezer, die zich onder de breede schaar van hare bewonderaars mocht bevinden, zoo nu en dan eens, voor de aardigheid, Fransch te schrijven. Mariëtte, het mooie meisje, dat met de Cocotte mêe ging, eindigt nog goed ‘een kloosterschool is het einde van haar aardsche omzwervingen’ en ‘het had zooveel erger (!) kunnen zijn.’ Inderdaad! | |
Haar Buurman, oorspronkelijke roman door Gerard Keller, Amsterdam Cohen-Zonen 1898.De heer Gerard Keller, die zoo velen en velen heeft vermaakt op de ware, onschuldige en toch ondeugende manier, waarop ons publiek lang vermaakt heeft willen worden, moge dan niet meer de baas wezen aan de Arnhemsche Courant, de aardige oude heer wou toch ereis laten zien dat hij er nog is. En daarom hoofdzakelijk, wil ik wedden, is hij bezweken voor den zoeten drang der uitgevers en heeft hij nog eens wat te doen gegeven aan een Nederlandsche Pers. Onze oude garde houdt zich flink op de posten. Nog kort geleden Schimmel en nu Keller! 't Is maar gelukkig dat geen onzer weet of hij ooit het voorbeeld van die heeren zal kunnen volgen. Die drukinkt, die proeven, die kleine emotie als je de krant opneemt in de verwachting dat ‘ze’ een woordje zullen zeggen van je boek. Neen, al wordt een auteur zeventig en ouder nog, zoolang hij nog wàt mans is, kan hij er niet van scheiden.... Doch als de heer Keller nu dèze kolommen doorziet - dan zal hij géén kritiek vinden van Haar Buurman, enkel maar een hartelijk woordje van vriendelijke begroeting. Zijn boek was voor ons een gezellige surprise. Zelfs dat het nog zoo'n ouderwetsch groot-leesbibliotheek-formaatsboek is vinden we pleizierig. Het had er niet ‘modern’ moeten uitzien. | |
H.J. Schimmel, Sinjeur Semeyns, met illustratiën van Ch. Rochussen, J. Hoynck van Papendrecht en E. Witkamp. Schiedam, H.A.M. Roelants, 1898.Van dit fraaie boek verschenen de laatste twee afleveringen, zoodat het nu compleet verkrijgbaar is. Aangezien de tegenwoordige redacteur voor deze rubriek de eerste afleveringen niet ontving, moeten wij met dit enkele woord volstaanGa naar voetnoot*). F.L. |
|