| |
| |
| |
Het kweeken van kanarievogels.
Door H. van Holk.
Op Vrijdag den 13den Augustus 1573 bij een sterken oostenwind verliet een klein zeilschip de haven van Lissabon. Er waren slechts drie personen aan boord en de lading bestond niet uit alledaagsche goederen. Geen mond- en krijgsbehoeften of ducaten, zooals dat toentertijd gedurende den Spaanschen oorlog bij de meeste zeilschepen het geval was, maar uit eenige groote kooien, inhoudende wel duizend vroolijk zingende vogeltjes, welke deze kooplieden gevangen hadden op de Canarische eilanden aan de westkust van Afrika en nu vervoerden naar de wereldmarkt te Livorno.
Doch genaderd tot de Italiaansche kust had het schip met zwaren storm te kampen. Het bleek niet zeewaardig genoeg te zijn en verongelukte. De bemanning kwam noodlottig om het leven.
Maar op het laatste oogenblik verichtte de kapitein een prijzenswaardige daad. Hij opende alle kooien, waardoor de gevangen vogels hunne vrijheid verkregen en westwaarts vlogen door de kracht van den oostenwind naar het eiland Elba, waar zij ongedeerd aankwamen en zich voor goed vestigden in de dichte bosschen.
Al eerder, omstreeks het jaar 1500, waren door onze Hollanders, die toentertijd meester op den oceaan waren, eenige dezer Canario's naar ons land overgebracht, waar zij bijzonder de aandacht trokken door hun welluidend gezang en glanzend grauw-groen gevederte.
En toen nu deze vogeltjes op het eiland Elba snel vermeerderden, ontsproot van daar uit een geregelde toevoer naar de Europeesche markten, zoowel door de Hollanders als de Italianen, omdat die suikervogeltjes, aldus genaamd omdat zij zooveel van suiker hielden, in het bijzonder bij de dames hoe langer hoe meer in aanzien kwamen.
En thans, drie eeuwen later, zijn canario's over de gansche aardbodem verspreid. Maar eertijds grauw-groen, ondergingen deze vogels in gevangen staat door het Europeesch klimaat en voeder en ook door de onvermoeide zorgen van de liefhebbers bij de keuze der vogels welke zij samen deden paren, eene aanmerkelijke verandering van kleur en ook later - door het uitzoeken en paren van de grootste exemplaren - van gestalte, zoodat de gele kanaries, zooals wij die heden ten dage kennen, in waarheid Europeesche huisvogels zijn die inderdaad met de wilde, zooals die voorkomen op de Canarische eilanden of met de saffraanvink uit Brazilië, of met de Kaapsche kanarie, òf met de Piet uit de Transvaal niets meer gemeen hebben.
Wanneer er dan ook sprake is van ‘echten’, bedoelt men daar tegenwoordig mede de raszuiveren: 1o. als edelzangers uit het Harzgebergte, 2o. als gekleurde Engelsche vogels uit de stapelplaats Norwich, 3o. als gefriseerden uit Parijs, Roubaix en Rijssel, 4o. als smalle lange en kromme
| |
| |
Brabanters, Brusselaars of Gentsche postuurvogels uit België, en 5o. als komende uit ons eigen land, speciaal uit Gemert, Helmond, Boxmeer enz.
De kanarie zooals hij als ‘wilde’ uit Spanje geïmporteerd wordt, zou aan onzen tegenwoordigen smaak niet meer voldoen, noch van kleur noch van gestalte en wordt alleen nog maar als curiositeit geïmporteerd voor liefhebbers.
Tegenwoordig is de Harzer, of zoogenaamde ‘Saks’, het meest in trek, omdat deze vogel zich zoo boven alle andere soorten onderscheidt door zijn welluidend zacht gezang, bepaaldelijk door zijn rolling bestaande uit eenige gelijkmatig lange trillers
De kanaries kunnen zich in gevangen staat verbazend vermenigvuldigen. Één paartje geeft in 't voorjaar soms wel dertig jongen.
Ook zijn deze vogeltjes zeer leerzaam. In den goeden ouden tijd toen de boter zoo goedkoop was, behoorde het bij de dames tot den bon ton dat zij bij receptiën of feestelijke gelegenheden ten hunnen huize verschenen met een kanarievogel op den wijsvinger, waarmede zij zich ook meermalen door bekwame schilders lieten afbeelden zooals wij dat nog dikwijls zien op oude familieportretten en oude tegeltableaux.
Dat kanaries ook in den tegenwoordigen tijd nog wel uit hun kooi komen om uit de hand te eten is genoegzaam bekend en evenzoo dat zij in de vrije natuur kunnen rondvliegen om voedsel te zoeken voor hunne jongen zoolang dezen nog in het nest in de kooi zijn voor het geopende venster.
Ook het putten in een putterkooi behoort tot hunne kunststukken. Met dien verstande dat alle deze kunsten hun, terwijl zij nog jong zijn, geleerd moeten worden.
Zoo kan men gezonde kanaries zoodra zij zes à acht weken oud zijn en teekenen geven te willen zingen, afzonderlijk opkooien en in een kamer zetten waar zich geene andere vogels ophouden en waar geen gezang van anderen hen hindert.
Deze kanaries moet men slechts eens per week voederen om alle afleiding te voorkomen.
Men bedekt nu 's morgens en 's avonds wanneer het zeer stil is, en ook nog eens op den dag gedurende eenige minuten, de kooi van iederen vogel met een doek en laat dan herhaaldelijk een kleine muziekdoos spelen of fluit op een picolo of flageolet eene eenvoudige melodie naar eigen verkiezing.
Om een voorbeeld aan te geven:
Rollend voor Harzer vogels
of voor andere kanaries:
| |
| |
of voor kanaries, vinken en merels:
Zoo kan men alles voorspelen indien men de melodieën niet te lang maakt en er twee maanden geduld voor over heeft of soms nog iets langer.
Sommige kanarievogels leeren zingen op commando door het hun toedienen van een paar hennipzaadjes.
Dat jonge vogels geluiden overnemen is bekend van de merels, vinken en spreeuwen. Dat is volstrekt geen nieuwtje. Jonge spreeuwen bij een kippenhok leeren soms kraaien als een haan.
Immers een goudvink en een lijster leeren heel goed een vroolijke melodie fluiten. Het zou ook misschien niet onmogelijk zijn het klassieke gekukel van de hanen te moderniseeren, hetgeen eene groote variatie zou geven op hanenkraai-concerten, welke nu vrijwel ééntonig zijn.
Dat een haan van nature melodieus is getuigt zijn geneurie als hij onbezorgd zijne hennetjes aan den maaltijd roept:
Bij kanaries dient men zorgvuldig attent te zijn dat de leerling vooral van 't mannelijk geslacht is, anders is de moeite te vergeefsch.
Voor de beschrijving van de verschillende gestalten en de keuze welke de liefhebbers hebben te volgen bij het aanschaffen van stamvogels, komt gewoonlijk allereerst in aanmerking:
Harzer vogel op het nest.
De Harzer: in den regel lichtgeel van kleur, hier en daar onregelmatig groen gevlekt en hoofdzakelijk gezocht om de bijzonderheid van zijn zang, doch nimmer om zijn veerenpracht. Zijne lengte bedraagt in den regel ongeveer 14 centimeter. Als fokvogel is hij te prefereeren omdat hij in den regel zeer vruchtbaar is. De meesten dezer vogels worden gekweekt in
| |
| |
Andreasberg, een stadje van ongeveer 4000 inwoners, van wie zich twee derde gedeelte, veelal de vrouwen en meisjes, bezighouden met de kanariekweekerij en het maken van kooien. De broedkooien zijn gewoonlijk een meter breed en ingericht voor 1 man en 3 wijfjes, hoewel er ook driemaal grootere broedkamers voorkomen voor 3 mannen en 12 wijfjes, terwijl anderen weder kooien prefereeren van de dubbele grootte der gewone zangkooi voor 1 man en 1 pop. De jaarlijksche productie alleen rondom Andreasberg bedraagt wel 50,000 vogels, te zamen vertegenwoordigende f100,000. Niet alleen personen uit de arme volksklasse met hunne vrouwen en kinderen houden zich in Andreasberg met de kanariekweekerij bezig, maar ook de rijkeren, om een aantal mooie vogels te telen als een soort sport.
Broedkooi voor 1 man en 1 pop.
En in het sportland Engeland houden ook de voornaamste personen dames en heeren er belangrijke kweekerijen op na vooral in de omstreken van Norwich, waar elk jaar wel 50,000 vogels gefokt worden. De Norwich-vogels rollen niet zoo buitengewoon als de Harzers maar zingen toch ijverig. De meesten dezer vogels zijn eenige centimeters grooter dan de Harzers en sommigen hebben zelfs eene lengte van 20 centimeter.
The Turncrest en gekuifde Norwich, ontstaan door kruising van de gefriseerde Hollandsche met gewone kanaries.
Maar bovenal een bijzonder kenmerk van de Engelsche kanaries, is hun krachtige volle gestalte en hun buitengewoon fraai gevederte, verkregen door het voederen, hetzij met peper of onschadelijke fabrieks-kleurstoffen, door het rood van hard gekookte eieren gemengd, waardoor de vogels oranjebruin en rood van vederen worden, hetzij door het voeren van brood, meel en zemelen en haver waardoor de veeren bijna zuiver wit worden, behalve de zwarte of groene afteekeningen welke door kruising van kleuren reeds aanwezig zijn, zooals een zware ronde kuif, nu eens zwart of grijs, en dan weder geel of groen, maar altijd zuiver rond zonder op den achterkop te zijn uitgegroeid.
De firma Mackley te Norwich heeft op verschillende Engelsche exposities met deze vogels reeds meer dan 8000 prijzen gewonnen, waaronder verscheidene gouden cups.
De waarde van deze Engelsche vogels verdeeld in London-Fancy's, Turncrest's, Quakers, Glasgow-Don's, Norwich-Fancy's, Lizards, Cinnamons, slanke York- | |
| |
shire's en groote Manchesters, enz. varieeren voor de wijfjes van f 4 - f 50 en voor de mannetjes van f 6 - f 100, ja voor sommige ‘Manchester coppies’ tot f 150. Een afzet, zooals geschiedt in Norwich bijvoorbeeld, van ongeveer 50,000 vogels per jaar, kan dan ook wel geschat worden op eenige tonnen gouds. En een aantal Engelsche jonge dames vormen met de kanariekweekerij een aardige spaarkas en maken van dat geld een reis door Europa. Zouden de Hollandsche dames daar geen lust in hebben? Ook in andere landen van Europa is de kanariekweekerij zeer belangrijk en worden dure vogels gekweekt, bijv. in Frankrijk speciaal te Roubaix en Rijssel. Dit zijn ‘de Parijschen,’ lange vogels met gekrulde veeren zooals men dat ziet bij chineesche kippen. Deze vogels doen denken aan ‘Skye Terriers’ en Russische windhonden. (Zie de teekening gefriseerde Parijsche.)
Gelijkmatig geteekende Crested-Norwich.
In den regel zijn van deze soort kanaries de witte vogels de grootste en het grofste bevederd, terwijl de gelere vogels het slankste en het minste ruig zijn in de veeren, welke exemplaren door vele liefhebbers worden betaald met francs 100 à 150 het paar.
Hoewel nu de kleinere en gladdere exemplaren tot lagere prijzen verkocht worden kan men toch wel aannemen dat er ook in Parijs, Roubaix en Rijssel een groot kapitaal aan kanarievogels geproduceerd wordt.
Vervolgens worden in België, te Brussel, Antwerpen, Brugge en Gent buitengewoon mooie vogels gefokt van model zoowel als van kleur. Dit zijn de groote Gentsche Postuurvogels, sommige wel 20 cM. lang en in tegenstelling met de groote Parijsche gefriseerde, van mindere ruigte, als zijnde een overgang van Parijsche op Brabanter - van Brabanter op Brusselaar - van Brusselaar op Belg, gansch glad in de veeren en waarbij eenige omgekeerde veeren juist als een groote fout worden aangemerkt.
Eene opgezette gele Norwich.
Deze zijn zeer slank van gestalte, hoog op de beenen en voor 't oog krachtig en prachtig, tot eene waarde van 100 tot 400 franken het paar. België behoeft dus, wat de kanariekweekerij betreft, niet achter te staan bij andere landen.
En nu komende in ons eigen land, te Gemert, Helmond, Boxmeer enz.,
| |
| |
ontmoeten wij vogels welke daar door bekwame kweekers gefokt worden, van vorm en kleur ongeveer gelijk aan de Harzer vogels.
Doch hoewel de elevage ook in die streken een heele bedrijvigheid en groote voordeelen oplevert, is dit niet in verhouding tot de sommen welke daareven zijn aangegeven uit andere landen omdat in dit deel van ons land geen afzonderlijk ras wordt gekweekt dat bepaald is aan te duiden als Hollandsche vogel, maar inplaats daarvan vogeltjes van f 1.50 tot f 3 per stuk.
Het zou zeer gewenscht zijn dat onze landgenooten zich op dit aantrekkelijke gebied niet zoozeer door het buitenland lieten bedillen terwijl zij goedkooper de vogels zelf kunnen produceeren, vooral ook de bastaardvogels uit Frankrijk en Engeland, welke zij met honderden guldens betalen, en die daar toch slechts, hoe schoon zij overigens zijn, gefokt worden van Hollandsche vinken met kanariepoppen.
Hollandsche rechte gladde kanarie uit het jaar 1800. Tegenwoordig nog te Roubaix.
Het zou aardiger en voordeeliger zijn als de buitenlanders in Holland kwamen zoeken naar mooie kanarievogels, zooals dat gebeurde omstreeks 1712 toen te Amsterdam onder het burgemeesterschap van den heer Corver de Hollandsche kanariefokkerij tot ver in het buitenland in groot aanzien was en vooral ook beoefend werd onder de voornaamste luiden te Amsterdam en ook bij genoemden Edelachtb., die o.m. in deze eene groote kundigheid bezat en in zijne ledige uren eene groote geneuchte vond in het aanschouwen zijner vermakelijke kanariequeekerij. ZEd. Achtb. kweekte een bijzondere soort. Zeer schoone exemplaren: zwartbonte, citroenkleurige, grijze, witte met roode oogen, isabelle, agaatkleurige, bruine, roode enz., maar bovenal donker citroenkleurige, bij welke vogels het geheele lichaam overdekt was met vederen van witten grondslag, hoewel de schoone citroenkleur alleen zichtbaar bleef, uitgenomen eenig wit in de zijveeren en den staart. Deze vogels werden wijd en zijd geprezen als prachtexemplaren van kweekkunst en zijn thans in ons land niet meer te vinden dan alleen bij enkele exemplaren in de vermaarde verzameling van den heer de Bas te 's Gravenhage, voorzitter van ‘Avicultura’.
Hollandsche bonte kanarie uit het jaar 1700.
Want de kennis der kleurenmengeling d.w.z. hoe men bij vogels, zonder eene bepaalde voedermethode te volgen toch mooi gekleurde vogels en symetrisch
| |
| |
geteekenden kan telen, is wel niet geheel verloren gegaan, maar toch bij de tegenwoordige fokkers niet bekend.
In elk geval is het Hollandsche model verloren gegaan, waardoor onze kanaries op de wereldmarkten uitmuntten en dat wij nu nog alleen zien op de straks genoemde schilderstukken en tegeltableaux: een volle, kloeke, donker citroenkleurige vogel, waaruit weder later grootere modellen gefokt werden en ten slotte gefriseerden. Van dezen verplaatste weder later de kweekerij zich naar de omstreken van Roubaix; vogels van 100 tot 200 francs het paar en nog wel steeds genaamd: Hollandsche, naar hunne overgrootouders, maar geen enkele overeenkomst hebbende met de tegenwoordige gewone posturen te Gemert, Helmond en Boxmeer.
Wanneer er dan ook bij exposities als anderszins sprake is van Hollandsche kanarievogels, dan is bij de fokkers de verwarring over de bedoeling dier benaming algemeen.
Bedoelt men: Oud Hollandsche? Hollandsche uit Roubaix? of Hollandsche uit Gemert? Ook in Frankrijk en Engeland verkeert men daaromtrent in het onzekere en een Parijzenaar die onlangs op eene vergadering van de Société nationale d'Aviculture de France te Parijs zou spreken over de Kanariekweekerij in Holland, moest mij de vraag stellen wat eigenlijk Hollandsche kanarievogels waren.
Over het kweeken zelf van kanarievogels bestaan van vele bekwame schrijvers verscheidene geschriften, waarin methodes voorkomen welke alle zeer goede voorschriften bevatten.
De gefriseerde Parijsche ‘Serin frisé-Hollandais’ uit Roubaix.
Welke van al die methodes de beste is, zullen wij niet beoordeelen.
Doch indien de lezers een paar kanaries willen laten paren, is het aan te raden den grootsten eenvoud inacht te nemen. Bij het aanschaffen van een paar fokvogels is het bepaald noodzakelijk die aan huis te laten komen, of zelf te gaan zien. Want de ondervinding heeft geleerd, dat eene schriftelijke bestelling wel eens verkeerd uitkomt. Volgens de statistiek zijn er vele kanariehandelaren kleurenblind.
Een rasvogel heeft als zoodanig geen bepaalde kleur. Hij kan geel zijn doch ook groen of bont, evenals paarden, koeien en honden van een bepaald ras soms onderling in kleur verschillen.
Het is ook eene verkeerde meening dat twee kanar evogels welke men wil laten paren, precies hetzelfde moeten zijn van kleur en grootte.
Ziet men dat dan ook in den natuurlijken staat? Bij de musch, de goudvink de wielewaal? Of zijn bij deze vogels de mannen scherper en mooier gekleurd dan de wijfjes?
| |
| |
Wanneer men bij kanarievogels kleur bij kleur paart, zullen de jongen hoe langer hoe leelijker worden, tenminste nooit mooier dan de ouders reeds waren. Maar wanneer men vogels van verschillende kleuren te samen voegt, zal men vogels kweeken, welke dikwijls bijzonder fraai zijn en veel schooner dan de ouders, omdat de natuur dikwijls behagen schept uit afwijkende kleuren door samenvoeging iets fraais te scheppen.
Wie alzoo schoone kanarievogels wil kweeken, zal de volgende voorschriften in acht moeten nemen.
Het mannetje moet donker-bont zijn en helder van kleur en het wijfje éénkleurig-jonquille zonder vlekken.
Als men daarop let zal men altijd schoone vogels fokken.
Alle zwart- of grijs- of vaalbonte mannetjes met gele of citroenkleurige wijfjes geven schoone afstammelingen.
Jonquille mannetjes met een grijze- zwarte- of isabel kuif, gepaard met ongekuifde wijfjes welke de kleur ‘des mans kuif’ hebben, zullen de mooiste jongen voortbrengen. Een Cinnamon en Belg of Lizard met groen, geven fraaie jongen.
Bij een gekuifd mannetje behoort nooit een gekuifd wijfje. Als men die samen laat paren, verkrijgt men gewoonlijk jongen met onvoltooide kuiven.
Een schoone kanarie! (Scotch Fancy). (Gelijkt de Brusselaar).
De kleuren van de veeren moeten overerfelijk zijn, dat wil zeggen, dat de vogels niet moeten gekleurd geweest zijn met koningsgeel, karnaatgeel, saffraan, geeloker of kurkuma, zooals dat wel eens voorkomt op plaatselijke vogelmarkten.
De mannetjes moeten bij een anderen handelaar gekocht worden dan de wijfjes, om zeker te zijn dat zij niet aan elkaar verwant zijn.
Vogels welke van de reis komen, verkouden zijn of een piepend geluid maken, houdt men een paar dagen warm en geeft men een stukje oud wittebrood geweekt in lauwe thee of melk, benevens 20 droppels van een mengsel glycerine en whisky in hun drinkwater.
Overigens moeten de vogels gezond zijn. Hoe grooter en fonkelender oogen zij hebben, hoe beter zij zijn aan te bevelen voor de fokkerij en om te onderkennen of een manneke goeden aanleg heeft als huisvader, neme men hem uit de kooi in de hand. Als hij zich dan stil houdt, komt hij niet in aanmerking. Schreeuwt hij als een pasgeboren kind, dan zal het een goede fokvogel zijn.
De vogels moeten niet ouder zijn dan twee jaar. De jonkheid van een kanarie kan men zien aan zijne pooten, als bij de kippen. Hoe gladder de pooten zijn en hoe korter de nagels hoe jonger is de vogel.
Omstreeks het midden van Maart kan men reeds een wijfje bij het mannetje
| |
| |
brengen om samen kennis te maken en wel in de gewone kooi van het mannetje. Dit paartje geeft men 's avonds laat of anders 's morgens vroeg ¼ van een ei, 10 minuten gekookt, benevens eenig groen, hetzij salade of een halve koolspruit. Al hetwelk men schuin voor de kooi legt op een stukje glas, zoodat het voor de vogels gemakkelijk te bereiken is en toch schoon blijft. Begin April moet men zorg dragen voor eene andere kooi, welke eene breedte, hoogte en diepte houdt van pl. m. 60 centimeter, met een groot deurtje - evenals de schuiflade voor het vuil aan den voorkant.
In deze kooi, bij voorkeur geplaatst op het oosten, brengt men één nest, waarvoor men een sigarenkistje kan bezigen, dat men dwars door in tweeën zaagt.
In een van die helften doet men een korfje en hangt dan het geheele nest, dat nu van boven openblijft, aan den achterkant binnen de kooi, dat het er los aan te hechten en af is te lichten en met inachtneming dat men boven het nest eene ruimte laat van 20 centimeters, opdat de vogels goede ruimte hebben om zich daarop te bewegen.
Nu brengt men nog een stuk glas aan, voor de kooi, en legt daarachter voor de tralies varkenshaar en veertjes, op den bodem strooit men fijn zand en gemalen kalkpuin.
Zoodra de vogels dit nieuwe vertrek hebben betrokken, ontstaat er onder hen de grootste bedrijvigheid. Zij maken allerlei grimassen en al heel spoedig zijn zij druk bezig het nest te maken, waarin men dan eene kleine hoeveelheid insectenpoeder strooit.
Belgische vogels met hooge ruggen en hooge pooten ‘Bossu's’.
Na eenige dagen legt de pop de eerste eieren en zet zich te broeden. Heeft zij bij het eieren leggen, vooral tegen het 1ste ei, moeielijkheden, dan zorgt men voor flink groen voeder en een stukje rauw spek voor de kooi.
Indien het mannetje zich in de broedkamer tijdens het broeden van de pop behoorlijk gedraagt, mag hij de pop gezelschap blijven houden, maar gaat hij aan het nest plukken of plaagt hij de pop, dan moet hij op zwart zaad worden gezet, buiten het gehoor van de pop.
Tijdens het broeden eindigt men met het eivoer en zorgt alleen dat de kooi goed schoon blijft, hetgeen - door dat de schuiflade van voren is - kan geschieden zonder de kooi te bewegen.
Loopt nu alles zonder stoornis dan komen na een kleine veertien dagen de eerste kuikens.
Daags te voren brengt men den man weder in de broedkamer en vijf dagen daarna ook een tweede nest, want zoodra de jongen negen dagen oud zijn en de oogen openen zoekt de pop op nieuw gelegenheid eieren te leggen.
De man neemt dan de verzorging van de jongen over.
| |
| |
Nevens het vooromschreven voeder met ei, dat weder begonnen is zoodra de eerste jongen uitkwamen, kruimelt men van af die geboorte dagelijks een vierde van een beschuit in de kooi en laat het groen voeder achterwege. Zoodra in het tweede nest weder eieren liggen en de pop zich weder te broeden heeft gezet, brengt men den man met al zijn zonen en dochters, ei en beschuit in eene andere kooi over en weder veertien dagen later brengt men den ouden heer bij de pop terug en leert de jongen alleen eten, door het voedsel desnoods op het glaasje voor de kooi te leggen, hetgeen dan voor hen gemakkelijk te bereiken is.
Tijdens den broedtijd moet men dagelijks in het nest kijken, want, indien de eieren of de jongen bevuild zijn moet men die met lauw water zorgvuldig schoonmaken.
Een Kamervoliere, tevens broedkooi.
Hoezeer nu ervaren kweekers geheele andere methodes volgen en zelfs de vogels laten broeden bij lamplicht in de wintermaanden, kan men toch, door alles op vooromschreven eenvoudige wijze met zorg te behandelen, van één kanariepaar wel dertig jongen kweeken, terwijl men daarvoor alleen 's morgens en 's avonds een kwart uur heeft te besteden, hetgeen vooral voor vele jonge dames eene zeer genoegelijke en hoogst voordeelige bezigheid zou zijn.
Een verdere beschrijving van deze vermakelijke kweekerij, ook wat betreft het doen paren van kanaries met mooie vinken, zooals de Indigovogel, de nonpareil, de goudvink, de putter, de sijs, enz., zou te veel ruimte vorderen en moet dus voorloopig achterwege blijven.
Over het algemeen zijn daarbij dezelfde voorschriften in acht te nemen als bij het kweeken van kanarievogels.
Het zou wenschelijk zijn dat zich in ons land verschillende samenwerkende vereenigingen vormden, die er zich moeite voor gaven, dat er nauwkeuriger zou gelet worden op lichaamsbouw, kleur en goede eigenschappen van de vogels, om ons land weder spoedig in bezit te doen zijn van de schoonste kanarievogels ter wereld.
Immers, eene kweekerij van fraaie kanaries kan bij een voortdurend genot, ook groote voordeelen opleveren, als die vogels als fokras aftrek vinden op de wereldmarkten. En deze zullen nimmer voor ons land gesloten worden, als wij zelven zorgen dat ons fokras voor onze buren onmisbaar is tot veredeling en waardevermeerdering van hun eigen stamvee.
Delft, Februari 1898.
|
|