| |
| |
[pagina t.o. 481]
[p. t.o. 481] | |
Dordrecht, naar een schilderij in het bezit van den heer Deking Dura te Zwolle.
| |
| |
| |
Siebe ten Cate.
Door Bulee.
‘Toen ik, nu even drie maanden geleden, naar Zwitserland vertrok, deed ik dit met weinig of geen enthousiasme voor dat land, waar ik wist goede, hartelijke lieden, bergen met besneeuwde toppen en hellingen, dalen met grazend vee, meeren met steden er om en stoombooten er op, Schützen, Emmenthaler
| |
| |
en Engelsche en Amerikaansche toeristen te vinden. Zwitserland was, naar de idee die ik er mij van gevormd had, het land bij uitnemendheid voor fabrikanten van chromo-lithographieën, dat mij niet toelachte omdat ik meende er voor mijn kunst geen onderwerpen te zullen vinden.
‘Waarom ik er dan heen ging?
Wel, eenvoudig omdat onze wederzijdsche vriend A., die, zooals gij weet, Zwitser is, zoo sterk bij mij aandrong, dat ik tegelijk met hem eenigen tijd in zijn vaderland zou doorbrengen, en mij zoo stellig verzekerde dat ik er voldoening zou vinden, dat ik mij liet overhalen daarheen te gaan, in plaats van naar elders.
A., had mij gezegd in den nazomer te komen, ik ben er gebleven tot in den herfst. Ik vertrok met het vage plan er een maand te werken, ik heb drie maanden tusschen mijn vertrek en mijn terugkomst laten voorbijgaan....
Zierikzee, naar een penteekening.
en misschien zou ik er nog zijn, zoo niet het verlangen naar mijn “huisgenooten” te sterk was geworden.
Zwitserland heb ik geheel anders gevonden, anders gezien, dan het beeld was dat ik er mij te voren van had gemaakt. Welke prachtige onderwerpen heb ik er aangetroffen....’
Voor mij uitgespreid op den vloer van Ten Cate's atelier, terwijl hij mij. nagenoeg met de woorden die ik aanhaal, over zijn pas volbracht verblijf in Zwitserland sprak, had hij ze uitgespreid, die mooi uitgewerkte onderwerpen, indrukken van een kunstenaar, voor wiens oog het schoone overal kan verschijnen, zoo hij het schoone zien wil.
Nu eens teeder dan weer forsch, zijn de pastels die deze hollander - want hollander is Ten Cate gebleven in merg en been, ondanks zijn vijftien-jarig wonen in Parijs - als souvenirs, rijk van kleuren en wonderbaar verscheiden van tinten, krachtig en bevallig van lijnen, heeft meegebracht uit het land der alpenreuzen. En juist van dezen bemerken wij weinig in zijn werk. De
| |
| |
Bürgenstock, naar een pastel in het bezit van den heer O. Ackermann te Parijs.
| |
| |
overweldiging, die de bewoner van het vlakke land ontvangt wanneer hij bergen nadert en tusschen bergen zich bevindt, is uit dit werk geheel afwezig. Maar hoeveel te meer is er een intiem leven, een zich vereenzelvigen met de poëtische omgeving, een religieus eerbiedigen van het indrukwekkende in waar te nemen.
Teeder en forsch is Ten Cate in alles wat ik van zijn werk ken. In deze zwitsersche reeks is hij het meer nog dan vroeger.
Zie, wat tegenstellingen liggen daar voor mij naast elkaar geschikt, geheel toevallig, zonder zoeken naar effekt of kontrast.
Een nachtfeest op het meer van Luzern, van welke de groote huizen aan
Meer van Luzern bij regen, naar een pastel in het bezit van den heer O. Ackermann te Parijs.
den oever en de mooi strenge Kathedraal zich baden in een rose licht, terwijl op het donkere water verlichte booten veelkleurige weerkaatsingen doen dansen over het gerimpelde vlak, en de twee zwarte kerktorens hunne spitse punten boren in den nachthemel.
Elders giet het volle zonlicht zich uit over meer en dal, geraamd in de zacht omnevelde bergen, waarboven de helder doorschijnende lucht zich welft in één tint van mooi porseleinig blauw.
Een maaneffekt op het Züricher meer met grijsblauwe tinten en roseachtige reflexen; een zonsondergang achter den Rigi, uit welks flanken vlammen schijnen op te schieten, die in breed trillende vlakken weerkaatst worden op
| |
| |
het Vierwaldstädter meer; een storm op dit zelfde meer - een uitzondering dáár - welks groene water op den voorgrond in een treffende overeenstemming is met den massieven Standtserhorn er achter, die, een sombere bedreiging gelijk, grauw omwolkt, oprijst in de woest bewogen lucht.
Aan het Zuiden - het Zuiden, welks kusten door het water der Middellandsche Zee gebaad worden - doen een paar dorpsstraten denken, met hun geelgemuurde huizen, hun lichtgrijzen weg; en de ‘promenade’ voor het Schweizer-Hof te Luzern herinnert ons weer des schilders studies van het Parc Monceau.
Bij het toonen van Aarburgs kasteel, welks witte muren op een bescheiden
Kasteel te Aarburg, naar een pastel in het bezit van den heer O. Ackermann te Parijs.
hoogte boven het omliggende geboomte uitsteken, en waarachter wij in den dikken ochtendnevel de bergen meer vermoeden dan zien, kon Ten Cate de opmerking niet terughouden dat Hollbein daar voortreffelijk partij moet hebben getrokken van de omgeving tot achtergrond van zijn portretten.
* * *
Zij die Ten Cate slechts weinig kennen zouden in hem niet zien den enthousiast voor het schoone, die in Rembrandt en Beethoven zijn goden erkent. Hij is weinig communicatief van aard, houdt niet van twistgesprekken over kunst - ‘waartoe dienen deze, zeide hij mij eens, terwijl wij dit onderwerp bespraken, hoe meer men er over praat, hoe minder men het er over
| |
| |
Lindau aan den Bodensee, naar een pastel in het bezit van den heer O. Ackermann te Parijs.
| |
| |
eens wordt; en ten slotte heeft ieder gelijk, vooral hij die op z'n stuk staat en mooi vindt wat naar zijn opvatting mooi is’ - gaat rustig en zelfstandig zijn gang, met de overtuiging dat een artist alleen rekenschap verschuldigd is aan zichzelve, aan zijn geweten.
Hij waardeert het werk van anderen, hoe dezen ook de meest uiteenloopende richtingen vertegenwoordigen, naar de mate van schoonheid die hij er in vindt. Voorkeur voor persoonlijkheden heeft hij niet; hij kan heden dezen boven dien, morgen dien boven dezen verkiezen. Alleen stelt hij eenvoud en innigheid in de kunst vóór alles op prijs. Zoo vindt zijn enthousiasme voor het schoone
Rue d'Alsace (Parijsche banlieue), naar een schilderij.
overal voldoening, want hij heeft de natuur en het leven lief, die zich overal van een mooie zijde kunnen laten zien. Hij gevoelt zich in het bijzonder aangetrokken tot zeehavens, waar die beide, natuur en leven, het nauwst in elkander grijpen, waar zijn onrustige begeerte naar het ontvangen van de meest genuanceerde aandoeningen bevrediging ondervindt.
Zijn mooiste onderwerpen ontleende hij aan groote havenplaatsen: Londen, Le Hâvre, Rotterdam, Dordrecht, waarvan hij de kontrasten van het woelige leven op de kaden en de rustige breedheid van het water zoo treffend weet te paren.
Zoolang ik Ten Cate ken heb ik altijd op zijn atelier gevonden een groot
| |
| |
schilderij, een nachteffekt te Hâvre: het donkere water breed uit op den voorgrond, als een groot rustig vlak begrenzend de kade vol drukte met de schepen er voor, de hooge huizen er achter, fantastisch verlicht, een brok intens leven vol bewegelijkheid, van een zeer speciale zijde gezien, maar tegelijk, door hetgeen er voor ligt in dat stille, vlakke water, en dien blauwzwarten nachthemel er boven, een diepe rust der natuur er omheen.
Daartegenover merk ik dan altijd op - nu ook al een paar jaren lang - een schilderij dat hij van een winterbezoek aan Holland meebracht: de haven te Dordrecht in ijs en sneeuw, met vastgevroren schuiten langs de kanten, tusschen wier zeillooze masten wij de steile gevels der huizen zien; en in het midden op den achtergrond het massieve lichaam der groote kerk met haar stompen toren. Daar is alles wit van sneeuw en onbewegelijk door de vorst, met er boven de stramme lucht van het vochtige vaderland, wier doorschijriendheid
De Theems te Londen, naar een schilderij in het bezit van Mevrouw de Man te Arnhem.
Ten Cate op zulke een juiste wijze weet weer te geven; want het zijn vooral de meer noordelijke streken die in hem hun schilder gevonden hebben - wat ik bedoelde te zeggen toen ik zeide dat Ten Cate Hollander in merg en been is gebleven.
Ten Cate's werk is veelzijdig. Zijn onderwerpen zocht en vond hij op zijn lange en verre omzwervingen in Europa en in het noorden van Afrika. In zijn schilderijen, aquarellen, lithographieën en pastels - vooral in dezen, want voor mij is hij boven alles volmaakt pastellist - vinden wij een schat der meest verscheidene sensaties uitgedrukt, die wij in twee hoofdgroepen kunnen verdeelen: natuurstudies en studies aan het drukke leven der beschavings-centra ontleend. Maar of hij het eene of het andere tot onderwerp kiest, altijd dringt hij door in de plaatselijke gesteldheid er van en onder den indruk van deze, geheel in zich opgenomen, geeft hij eenvoudig en innig weer wat hij heeft waargenomen. Daarom mengt zich zoo dikwls in zijn werk
| |
[pagina t.o. 489]
[p. t.o. 489] | |
Ingang van Aarburg, naar een pastel in het bezit van den heer O. Ackermann te Parijs.
| |
| |
het teedere en het krachtige, dat wij op andere plaatsen weer geheel afzonderlijk aantreffen - maar altijd en overal vinden wij Ten Cate, met zijn eigen toonladder, zijn eigen voelen van het blauw der luchten, het groen der velden, de drukke levendigheid van het volle menschenleven.
De bewegelijkheid der volkrijke buurten te Parijs, in het centrum der stad, de groote boulevards en de Pont-Neuf bij avond, en de arbeidersquartiers; de verlatenheid der buitenwijken en der banlieue, hebben zoowel in Ten Cate hun gevoeligen vertolker gevonden, als de pittoreske hoekjes van Saint-Denis en van Beauvais, als de statige ernst van Rouaan en van Brugge, als de helderheid en de doorschijnendheid der zeeuwsche en hollandsche luchten.
Sneeuw te Parijs, naar een lithographie.
Hij heeft veel, zeer veel, gezien. Jong reeds deed hem zijn onrustige geest uittrekken uit zijn geboortestad Sneek, waar hij in 1858 het levenslicht zag, en van den heer Groenevelt, dien hij altijd met vriendelijken eerbied herdenkt, zijn eerste teekenonderricht ontving.
Achtereenvolgens bezocht hij de teekenakademies te den Haag, te Amsterdam, te Antwerpen en te Brussel; reisde vervolgens in Zweden, Noorwegen, Engeland, Spanje en Algerië, overal indrukken verzamelende, nu eens alleen met de groote natuur, dan zich verliezend in het woelige leven, altijd zichzelve blijvend, en voortdurend arbeidend om te komen tot de veelzijdigheid van zijn talent, dat het beste zich eigent aan de woonplaats die hij zich in 1880 koos, Parijs... op voorwaarde haar nu en dan te kunnen verlaten voor
| |
| |
andere luchtstreken, en vooral voor het vaderland, ter voldoening aan zijn zucht tot vergelijken en kennen, nu eens aangetrokken door de nevelen van het Noorden, dan door de zon van het Zuiden.
Eenigen tijd geleden gaf mij een parijzenaar - een jong schrijver, wiens oordeel over kunst ik zeer op prijs stelde, en voor wien de noordelijke streken een onbekend land zijn - zijn meening over Ten Cate, nadat hij in de galerie Durand-Ruel, waar onze schilder veel exposeert, met het werk van deze had kennis gemaakt.
Kapellbrücke te Luzern, naar een pastel in het bezit van den heer O. Ackermann te Parijs.
Hij bewonderde de gevoeligheid waarmee Ten Cate le charme des ciels parasiens had begrepen, die in zijne pastels van de parken en pittoreske hoekjes der stad met teedere bevalligheid is uitgedrukt.
Maar nog meer waardeerde hij de leering die hij had ontvangen bij het zien van sommige van Ten Cate's schilderijen met onderwerpen aan ons vaderland ontleend, die voor hem een openbaring waren van den hemel, het klimaat, het karakter van een hem onbekend land, dat als een levende waarheid voor hem stond, omdat hij voelde dat het waarheid was wat de schilder in zijn werk had gegeven, waarin hij een bewonderenswaardige synthese zag: de gedachte en het leven uitgedrukt in kleur en lijn.
Ik heb meermalen Ten Cate vergezeld bij zijn studies, of liever bij het zoeken naar zijn onderwerpen te Parijs, en herinner mij met voldoening onze wandelingen waarop wij onze ‘Parijsche Parken’, in dit tijdschrift verschenen,
| |
| |
Mazas (Parijs), naar een schilderij in het bezit van den heer Golzard te Parijs.
| |
| |
voorbereidden. Maar nergens is mij Ten Cate liever dan op zijn atelier, in het ruime, hooge, vierkante vertrek op de vierde verdieping van een zeer groot immeuble in de rue de Malte, achter de Place de la République, waar hij stil leeft en werkt te midden zijner viervoetige huisgenooten. Daar staat onder een groot hellend venster, waarvoor een wit gordijn is geschoven, zoodat het atelier met een wel helder maar diffuus licht is gevuld, Ten Cate's huisaltaar: een breede met een groen kleed gedekte en met kant omkleede tafel, in haar midden een opengeslagen statenbijbel dragend, waarnaast een paar hooge massieve gedreven koperen kandelaars. Aan den wand verspreid, zonder orde, hier en daar, een affiche, een pastel van den heer des huizes, eenige curiositeiten, zoo een groote gendarme-steek, een reuzenschildpad, een friesche klok; van de hooge zoldering hangen een zeemeeuw die breed zijn vleugels uitslaat, een keurig bewerkt miniatuur zeeschip, vol opgetuigd; in een hoek zit ernstig somber op een hoog voetstuk een bronzen boeddha; aan den wand staat een mooi bewerkt hindeloopensch kastje, elders zit een opgezette uil te peinzen; en voor een afgeschoten deel van zijn atelier, tot welks bovengedeelte een trap toegang verleent, - welke geheimzinnigheden daar verborgen zijn weet ik niet - hangt een groote turksche lap, terwijl de deur eveneens door een vierkante doekdecoratie verborgen is. Nog meerdere stukken, afkomstig uit den tijd dat Ten Cate geen curiositeit onder de oogen kon krijgen zonder haar te koopen, zou ik kunnen noemen; uit hoeken en nissen zou ik souvenirs uit het barre Noorden en van de kusten der Middellandsche Zee kunnen te voorschijn brengen. Maar laten wij ze met rust; hem dienen zij alleen ter herinnering aan de symphonieën die de wind en de zee in de fjorden van Noorwegen voor zijn fijngevoelig oor uitvoerden, en aan het ruischen der palmenkruinen in de heldere winternachten van Algiers.
Brug te Brugge, naar een penteekening.
Ten Cate is een dierenvriend. Dat bemerkt men dadelijk bij het betreden van zijn atelier, wanneer men begroet wordt door het luidruchtig gekef van een klein wit en zwart rasloos hondje, dat zich zonder verlof te vragen aan den bezoeker opdringt. Frise Poulet is de drukste van Ten Cate's huisgenooten, en ondanks haar jeugdige dartelheid de intieme vriendin van een drietal katten, waarvan een witte, Friquet, wijsgeerig kalm, een zwarte, Noirot, wantrouwend terughoudend, en een wit-met-grauw gevlekte, Minou, de vleiende lieveling van den huisheer is. Onder alle dieren staan de katten het hoogst in Ten Cate's sympathie aangeschreven. Nauwelijks was hij van zijn driemaandsche uitvlucht
| |
| |
naar Zwitserland terug, vol van de schoonste indrukken daar verzameld en een schat van mooi werk meebrengend of, den eersten dag dat wij na dien terugkeer elkaar ontmoetten, zei hij mij:
- Er is van den 25sten tot den 29sten weer een kattententoonstelling in den Jardin d'Acclimatation, daar moeten wij vooral heen....
Wij zouden verwachten kunnen van die huiselijkheid, dierenliefde en smaak voor bibelots, die Ten Cate eigen zijn, iets terug te vinden in zijn werk. Toch is dit niet het geval. Veel zag ik van zijn werk, meer misschien dan iemand anders, maar nooit kwam ik er een intérieur, nooit een stilleven, nooit een zijner ‘huisgenoten’ in tegen.
Zwitzersch huisje, naar een potloodkrabbel.
Hij die stil leeft met de zijnen, te midden van de souvenirs om zich verspreid in zijn ruim atelier, heeft voor zijn werk de buitenlucht noodig, hetzij die tusschen de hooge huizengevels van een nauwe straat neervalt, of hem als de oneindige ruimte aan alle zijden omgeeft.
Om te werken moet hij, zij het ook in ééne inrichting - naar boven - en ware het ook bij nacht, de verte kunnen speuren, zooal niet met het oog, wanneer de nevelen hem dit beletten, dan met den geest, die behoefte heeft zich te sterken, te verkwikken met iets anders dan de materie, die hij op dichterlijke wijze begrijpt.
Parijs, Oktober '98.
|
|