Toen de gevoeligheid in de kleuren en het zeer individueele in de teekening tot een toppunt waren opgevoerd trad het verval in. Nu is deze industrie op weg al hare distinctie te verliezen. Men begint de batiek te exploiteeren en niet meer enkele Javaansche vrouwen of een enkele begaafde bij uitzondering zit te batieken, maar men zet eenige vrouwen aan het batieken en liefst in namaak van witte borduurpatronen uit Aglajas, Gracieuses of Bazars, Japansche prenten enz. enz.
Het loon der vrouwen, die aan de batiek geplaatst worden, is gering. Enkelen, die geheimpjes voor kleur of behandeling weten, ontvangen iets meer. Deze exploitatie komt voor rekening van enkele Creoolsche dames.
De tegenwoordige saroengs die gemaakt worden, zijn staaltjes van dégradatie, een mengelmoes zonder volkskarakter, van bij elkaar geplakte, smakelooze Europeesche en Japansche teekeningen.
Den Javaan en den Hindoe is ornamentiek ingeboren, de Hindoe ornamentiek met haar zelfstandig karakter, dat doet denken aan de rijkdommen van de tropische natuur, aan hare grootsche soms sombere indrukken, aan de reusachtige natuur-majesteit, die heerscht in onzen Archipel.
Hoe jammer toch dat exploitatie en geldzucht ook de kunst vernedert en vernielt! Het Europeesche leven met zijn kenmerkend overschatten van geldswaarde heeft ook op de individueele kunstuiting van den Javaan zijn noodlottigen invloed doen gelden.