Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 8(1898)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 274] [p. 274] Zachte dagen. Door Edward B. Koster. O nu de dagen weer zoo licht zijn en zoo zoel, Zoo zonnezoel, zoo zonnelicht, zoo rijk Aan vreugd in welig boschgroen; nu de vlie Bezaaid is met het gulle sprankelgoud; Nu schaduwlanen koel In kalmen schemer mijmervol Zich allerwegen oop'nen; nu het riet In fluisterbeving zoetlijk nijgt, Den vijver waai'rend met zijn schucht're koelt', De vijver zelf in roerloosheid gestrekt Zijn lange waat'ren rekt, Gesust door stille zomerzoelt'; Nu 't donk'rend luchtblauw in den avond prijkt Met milden starrentooi, En 't slepend gaan der nacht zijn ruim verrijkt Met maneglans zoo innig-mooi; Nu 't zeevlak geplaveid ligt als een straat Van glinst'rend asphalt, - Vlucht'ge blinking gaat Er strijk'lings over; oov'ral waar zij valt Schept zij een welbehagen - O, in deez' schemernachten, lichte dagen, Is 't leven me op de schoone wereld lief, Vergetend in de zon mijn ongerief, Zal 'k niet versagen. Vorige Volgende