| |
| |
| |
De Hollandsche Meesters in de National Gallery van Londen.
Door Max Rooses.
Willem van de Velde de Jonge.
Hollandsche schepen elkander begroetende.
In Jan van de Cappelle hebben wij een schilder leeren kennen, die liefhebberde in zijn vak en de riviergezichten lief had om hunne grootsche, stille poëzie, om de heerlijke lichtspelingen, die er zich op voordoen; in Willem van de Velde den jonge, zijn mededinger naar den roem van eersten zeeschilder van Holland, treffen wij een kunstenaar van beroep aan, die trouw naar het leven afbeeldde wat het water hem te zien gaf, en wat er merkwaardigs op voorviel; meer nog een ambtelijk verslaggever met het penseel van de staatsvloten en wat zij belangrijks verrichtten.
Hij behoorde tot eene schildersfamilie. Zijn vader, Willem van de Velde de oude, was geboren te Leiden in 1611 of 1612. De jongste geschiedschrijver der van de Velde's verbindt aan denzelfden stam al de dragers van dien naam, die het een of ander kunstvak beoefenden: Jan van de Velde I, den schoonschrijver uit Antwerpen afkomstig, zijn zonen Jan II den graveur, Esaias den schilder-graveur te Haarlem gevestigd, den ouden Willem, die de jongste der zonen van Jan I zou geweest zijn en Willem's zonen, Willem den jonge en Adriaan van de Velde, de twee beroemde schilders.
Met zekerheid weten wij enkel dat de drie laatstgenoemden bloedverwanten waren. Vader Willem moet zich al vroeg te Amsterdam gevestigd hebben, vermits zijn oudste zoon Willem de jonge daar geboren werd in 1633. Hij schijnt aanvankelijk niet als kunstenaar, maar als scheepsbouwer vaartuigen geteekend te hebben en in die hoedanigheid als ‘Kondschapper’ in dienst der Admiraliteit van Amsterdam getreden te zijn. Hij vergezelde de oorlogsvloten, die uitliepen, en bracht over en weer berichten van en aan hare bevelhebbers. Bij de tijdingen, die van zee naar land werden gezonden, voegde hij teekeningen van zijne hand en leverde dus wat wij geïllustreerde verslagen zouden noemen. De schetsen, die hij met dit doel maakte, werkte hij later uit tot veel grooter en kunstiger teekeningen. Zoo bezit het Rijksmuseum van hem eene penteekening van den vierdaagschen zeeslag door de Ruyter tegen de Engelschen geleverd van den 11den tot den 14den Juni 1666, die gedagteekend is van 1668 en 1.17 meter hoog en 1.78 meter breed is; eene
| |
| |
van de overwinning, bij Duins door Tromp behaald op de Spaansche vloot den 22sten October 1639, die dagteekent van twintig jaar later en nagenoeg van gelijke afmeting is; eene van den zeeslag bij Terheide den 8sten en den 10den Augustus 1653 geleverd en waarin Tromp sneuvelde, die in 1657 geteekend werd en 1.72 meter in de hoogte op 2.88 meter in de breedte meet.
Op lateren leeftijd ging hij naar Londen en trad daar in dienst bij het Engelsch zeewezen. ‘Het strekt hem niet erg tot eer, zegt Walpole, dat hij de Engelsche vloot gidste, die Schelling ging verbranden.’ Het is al jammer genoeg dat wij aan te stippen hebben, dat de man, die vroeger de glorierijke daden der vaderlandsche helden afbeeldde, zijn kunst ging wijden aan de verheerlijking der wapenfeiten van den vijand, al beschuldigt men hem nog niet, en dit geheel ten onrechte, van een zoo schandelijk landverraad. Het in brand steken der woningen op het eiland Ter Schelling gebeurde den 20sten Augustus 1666, dus stellig verscheiden jaren voor dat Willem van de Velde naar Engeland trok. Tot aan zijn dood bleef hij in dienst des konings; hij stierf te Greenwich in 1693 en werd in de St. James kerk te Londen begraven. Op zijn grafsteen betitelde hem het opschrift: ‘Willem van de Velde de oude, gewezen zeeschilder der zeeslagen van hunne Majesteiten koning Karel II en koning Jacobus,’ alhoewel hij uitsluitend, of ten minste hoofdzakelijk, zeeslagen geteekend had, en er geen schilderijen van hem met voldoende zekerheid gekend zijn.
Hij had twee zonen, van welke de jongste, Adriaan van Velde, geboren werd te Amsterdam in 1635 of 1636 en aldaar overleed in 1672. Deze was een der beste Hollandsche vee- en landschapschilders en onderscheidde zich daarenboven nog als figuurschilder. Hij stoffeerde menig stuk van de landschapschilders zijner dagen met personages. Wij vermelden slechts terloops dezen talentvollen kunstenaar om wat langer bij zijn ouderen broeder Willem van de Velde stil te staan.
Deze laatste werd geboren te Amsterdam in 1633 en ontving eerst de lessen van zijn vader, daarna die van Simon de Vlieger, den zeer verdienstelijken zeeschilder die, zooals wij zagen, ook door Jan van de Cappelle tot voorbeeld werd genomen. Al vroeg bracht hij werken voort, die behooren tot het beste wat de Hollandsche kunstenaars in dit vak leverden. Het Museum l'Ermitage te St. Petersburg bezit van hem een havengezicht gedagteekend van 1653; van hetzelfde jaar is eene ‘Stille Zee,’ die zich bevindt in het Museum van Cassel. Veertig jaar lang bleef hij in zijne geboortestad wonen; eerst schilderde hij zeegezichten naar eigen fantazie, later vergezelde hij zijn vader op een galjoot om gezichten van staatsvloten en zeeslagen te schetsen. Het Rijksmuseum bezit van hem ‘den Vierdaagschen Zeeslag’ geleverd den 13den Juni 1666 en de ‘Veroverde prijzen’, dat is de schepen buitgemaakt op de Engelschen in dit gevecht.
Van zijn huiselijk leven uit de eerste veertig jaar is men tot nu toe weinig te weten gekomen. Alleen vindt men in de parochieboeken aangeteekend dat hij den 23sten Maart 1652 ondertrouw deed met Pieternelle Le Maire en
| |
| |
den 23sten December 1656 met Magdeleentje Walravens, zoodat zijn eerste huwelijk bijzonder kort van duur geweest is.
Toen zijn vader naar Engeland overstak, vergezelde hij hem. Wij vinden ze daar samen werkzaam in 1677. In dit jaar vaardigde koning Karel II een ordonnantie uit, last gevende aan prins Rupert en andere bevelhebbers der vloot, dat zij een jaarwedde van honderd pond sterling zouden uitbetalen ‘aan Willem van de Velde den oude om teekeningen te maken van zeegevechten en evenveel aan Willem van de Velde den jonge om dezelfde teekeningen in olieverf te schilderen voor 's konings gebruik’. Op grond dezer oorkonde bevestigt men algemeen, dat de beide van de Velde's in 1677 naar Engeland geroepen werden en vertrokken. Het blijkt echter dat zij er vóór dit jaar gevestigd waren en zelfs vóór het jaar 1675, dat door sommigen als den datum waarop zij hun land verlieten, wordt aangegeven. Inderdaad op een der schilderijen van Willem van de Velde den jonge, die de National Gallery van Londen bezit, leest men W. Van de Velde Londio 1673; en een zicht van Texel in het Museum Boymans te Rotterdam draagt een gelijkluidend opschrift. Wij mogen uit die dubbele dagteekening wel afleiden dat de schilder in 1673 te Londen werkte, en daar gezichten van het vaderlandsche strand voltooide, die hij kort te voren geschetst had.
Vader en zoon werkten samen op de wijze aangeduid door Karel II: de eene teekende, de ander schilderde zeeslagen of gezichten der vloot tot versiering van 's konings paleizen. Men vindt te Hampton-Court een dozijn groote stukken op die wijze tusschen 1675 en 1682 vervaardigd. De zoon maakte echter zoowel als de vader teekeningen naar oorlogschepen. In South-Kensington Museum zijn er zoo negen van hem tentoongesteld; een er van is gedagteekend van 1690 toen zijn vader nog leefde, een ander van 1704 toen deze lang dood was.
Willem van de Velde de jonge schilderde wat zijn vader teekende: zoo leeren wij hem kennen uit al zijne werken. Beiden waren in hunne kunst de officieele vertegenwoordigers van hun land en hunnen tijd; het land en de tijd van onverpoosde werkzaamheid in handel, scheepvaart, strijd om het bestaan en om de uitbreiding der bezittingen. Holland is gemengd in alles wat Europa en de wereld beweegt: in de beraadslagingen van vorsten en ministers zijn de staatsmannen der Vereenigde provinciën te vinden, op de slagvelden ontmoet men hunne legers, hunne schepen doorkruisen alle zeeën, hunne vloten vooral zijn altijd slagvaardig en loopen uit tegen Spanje, tegen Engeland, tegen Frankrijk, tegen Zweden. Een halve eeuw lang strijden zij om het oppergezag te water. De roemrijke tijden en daden van de Evertsen's, van Piet Hein, van Tromp, van de Ruyter, van Banckers en zooveel anderen, mochten wel een weergalm vinden in de vaderlandsche kunst en vond hem in de zeeschilders. Niet alleen de officieele teekeningen en schilderingen der van de Velde's spreken ons van die hartverheffende gebeurtenissen, de ongeevenaarde bloei der zeeschildering in hunnen tijd getuigt van de groote plaats die koopvaardij- en oorlogschip in het leven des volks beslaan.
| |
| |
Zijn kunstenaarsroem is Willem van de Velde de jonge vooral verschuldigd aan zijne zeegezichten zonder historisch belang, zijne stille en zijn bewogen zeeën, geschilderd naar eigen keus en lust. Ook daarin was hij in zekeren zin de volgeling van zijn vader. Voor Jan van Goyen, Simon de Vlieger, Hendrik Dubbels, Jan van de Cappelle is de zee met haar water en lucht en strand, haar licht en donker hoofdzaak; de schepen zijn stoffeering. Voor Willem van de Velde zijn de schepen hoofdzaak, het overige omlijsting. Hij had zooveel bij zijn vader zien teekenen en met hem geteekend, zooveel acht leeren geven op bouw en tuig, op vorm en beweging, dat hij de schepen leerde beminnen voor hen zelve en hun liefde toedroeg om de groote vertrouwelijke kennis, die hij met hen had aangeknoopt. Hij is en blijft altijd de schilder, die de scheepsteekeningen in kleur brengt. Zeker er ligt een oneindige afstand tusschen zijne persoonlijke zeegezichten en zijne officieele kondschappen der oorlogsvloten, alle stijfheid alle houterigheid en pedantisme van den vakman zijn vreemd aan de eerste dier werken. In deze schildert hij de schepen niet om ze zoo trouw mogelijk op het doek te brengen, maar omdat hij ze mooi vindt en omdat hij er behagen in schept hun fraaiheid te doen uitkomen; hij schildert eigenlijk schepen op de zee, zooals anderen de zee met schepen er op schilderen. Hij is vol licht, warm licht, lichtende wolken, weerschijnen van blok en mast in het water, maar zijn booten vindt hij toch belangwekkender dan al het overige. Hij heeft er groote en kleine, driemasters en schuiten, met zeilen uit den heele, zeilen verdeeld over heel het want, uitgespannen of opgebonden; hij heeft eenvoudige bakken en fraai bewerkte achterstevens en roeibooten, alles zoo verschillig van soort en van tuig dat men zijn vaktaal wel zou moeten kennen om er ordentelijk over te spreken; hij laat ze zien in alle richtingen en wendingen; hij plaatst ze en schikt ze om ze best tegen elkander te doen
uitkomen en ze tot het behagelijkst geheel te ordenen; hij is een decorateur der zee, en een decorateur waardig van het grootsche tooneel dat hij te stoffeeren heeft.
Zeker weet hij wat het groote element van hem eischt; hij schildert een hemel met al de lichtheid en de lichtendheid, die de wolken vereischen; hij weet dat in de ruimte de vormen van zijn vaartuigen verdunnen en verflauwen, dat zij in de verte wegsmelten; dat wie een penceel hanteert, liniaal en trekpen mag terzijde laten liggen, dat hij in de inwerking van licht en lucht de onttrekken moet laten versmelten en afstompen, en toch is hij meer miniaturist dan zijn tijd- en vakgenooten, dan van de Cappelle bijvoorbeeld om niet eens van Jan van Goyen te spreken. Hij is harder dan zij, zijne zeilen onderscheppen en weerkaatsen meer het licht, maken meer plek; zijn water leeft minder, zijn licht speelt flauwer, hij schildert minder het werk der natuur, meer het werk der menschen; hij is stoffelijker en dus nuchterder
Maar hij is een fijnschilder van eerste klas, met dezelfde lichte en zekere hand, waarmede een Dou en een Terburg hunne huiselijke tooneelen, een De Potter en een Ruysdael hunne zichten van buiten's huis afbeeldden, de zee en wat er op leeft op het doek tooverende; de keurigheid van den
| |
| |
Willem van de Velde, de Jonge. - Hollandsche schepen elkander begroetende.
| |
| |
miniaturist parende met de breedheid van den kunstenaar, juist uitdrukkende wat hij zeggen wil als iemand, die met gemak een taal spreekt, die hem in al hare geheimen bekend is. Hij is de meest beroemde der Hollandsche zeeschilders en al zij hij om hooger aangehaalde redenen dan ook de grootste hunner niet, het mag ons niet verwonderen, dat zijn ongeëvenaarde handvaardigheid en al de hoedanigheden die hem kenmerken en door geen enkel gebrek ontsierd waren, hem dien eererang verwierven.
De National Gallery van Londen bevat een rijke keus van Willem van de Velde's werken, veertien in het geheel, allen kleine stukken op een paar na. Een der twee grootste stelt een storm op zee voor, een soort van onderwerpen, die onze schilder enkele malen, en dan weer met zijn gewoon talent behandelde. Het andere is het rivierzicht waarvan de gravuur hier bij gaat. Op den gladden waterspiegel, nauwelijks door een lichte schommeling gerimpeld, ligt een dozijn groote en kleine schepen, waartusschen zich dan nog enkele roeibooten bewegen. Middenin ligt een klein oorlogschip, waarop een kanonschot gelost wordt, een motief dat van de Velde herhaaldelijk te pas bracht. Op hetzelfde schip blazen een paar trompetters de andere schepen den groet toe, deze wordt beantwoord door den trompetter van een kleiner staatsvaartuig, Boven het tooneel verheft zich de hemel heel hoog, vol warm, fijn licht; in de verte ontwaart men de smalle lijn van het strand dat zich nauwelijks boven het water verheft. De schepen zijn heel uitvoerig geschilderd, zij zijn zoo afgewisseld mogelijk getuigd en geplaatst, ten toon gesteld zou men haast zeggen, om hen in al hun verscheidenheid en fraaiheid te zien te geven: de hoogste aan de uiteinden, de lagere in het midden, tusschenin de kleine booten, zoodat heel het tooneel gevuld is zoo decoratief en zoo feestelijk mogelijk. Want feest is het op het water: het kanonschot, de groetende trompetten, de manschappen en heerschappen op het dek, fladderende wimpels en vlaggen, de lichtende hemel en de kalme zee, alles getuigt en verwekt de stemming ervan. De schepen liggen stil en toch is het tooneel bewogen; alles is met groote uitvoerigheid geschilderd en alles is toch harmonieus, alles is licht en toch is er contrast; alles verraadt den handigen samensteller van zeetooneelen, den kenner en vriend van de schepen, den geoefenden teekenaar, den fijnen penseeler, dien wij in hem roemden.
|
|