| |
| |
| |
| |
Lente-juweelen.
Door Lynceus.
Hoeveel malen zijn wij er niet geweest, jaar in, jaar uit, vooral de gelukkigen onder ons, die een rijwiel bezitten en wonen te 's Gravenhage, Rotterdam, Leiden, Amsterdam of daaromtrent? Geen Lente is er gekomen of wij snelden heen naar die bruidelijke stad, waarvoor Frederik van Eeden, Haarlemmer van geboorte, zoon van een zeer bekend botanicus, zijn heerlijke strofen uit ‘Lioba’ had kunnen dichten:
‘Hier sta ik in mijn bloemen, in mijn bloemen,
Als in een wolk oranje en witte sterren,
Een wolk van gulden bloemelicht.....
Sneeuwwit in blauw, als reuze bruidsbouquetten
Pronken de bloesemboomen in de zon....
Er komt een vloed van kruiig zoet aroom
Afvloeien van de heesters, die m' omringen
Als in een paradijs uit kinderdroom....’
| |
| |
‘Hier sta ik in mijn bloemen’ jubelt het eerst van alle nederlandsche steden het aloude Haarlem; want wanneer elders nog valig zijn de velden, wanneer de bloesemboomen nog zijn te tellen, dan golven om de fiere stad de breede bollenvelden gelijk onmetelijke plooien van een overrijk vorstinnegewaad.
‘Er komt een vloed van kruiig zoet aroom’, dat stroomt van de hyacinthen en wanneer de lucht verzadigd is geworden van dien geur, dan gaan de tulpen haar schitterkleedij ten toon spreiden. Op de velden fonkelen in 't zonlicht duizenden en nogeens duizenden edelsteenen, zooals geen vorst in 't Oosten er vergaâren kon. Purper gloeit naast zengend vlammengeel, het zacht opaal ligt vreedzaam tusschen doorschijnend rozenrood; dartel bonte velden paren zich aan breede tapijten van hel purper, dat opvlamt tusschen de teedergroene, wije weien.
En al die pracht in een stil, vredig landschap, niet opstrevend, maar eer zich klein houdend onder het wolkenveld, dat gevaarten drijvend doorjagen, als bang voor den fellen wind, die er ons nu en dan aan herinnert hoe dichtbij in afstand de zee en hoe na nog in tijd de winter is. Heel nederig, heel bescheiden, tusschen de juweelen der jonge Lente, wenken torentjes maar even naar den hemel, gelijk een vader, die wel weet dat hij aanstonds zal worden gehoorzaamd, als hij door één vingerbeweging zijn kinderen gelast hun gebed op te zeggen. Want het moet den geloovige niet moeilijk vallen hier te bidden in allen ootmoed. Hij kan zich voorstellen neder te knielen op het overheerlijk tapijt, dat afhangt over de treden van Gods troon.
Nu denk ik aan een klein kerkje, mooi begroeid met glanzend klimop, dat de armoede der oude muren bedekt met den mantel der liefderijke Natuur. Om het kerkje, een doodenhof, ook zóó schuchter klein, dat de afgestorvenen daar moeten rusten in vollen vrede en volmaakte nederigheid. Het klokje klept. Een begrafenisstoet schaart zich om een groeve. Aan den voet van het kerkhof geuren wuivende narcissen, spreiden zich breed uit de juichende tulpenvelden..... Hun, die den doode begraven, moet het zijn als brachten zij hem zóó in het Paradijs. Hier ligt hij in zijn bloemen, in zijn bloemen!
Op het flonkerend, lichte wiel, snel ik verder en verder, nieuwe pracht tegemoet, denkend aan alles wat in verband staat met die bloemen en haar cultuur. Want ik ondernam ditmaal mijn tochtje voor U, als reporter. We zullen zoo aanstonds samen binnengaan bij een gastvrij man en deze wil ons het een en ander vertellen van de wijze, waarop al die heerlijkheid wordt gekweekt. Doch, al moet zijn les wat prozaïsch wezen, onzen indruk zal hij niet verstoren; want hij heeft de bloemen lief als kinderen, niet uitsluitend als handelsartikel. Een goede kweeker is vóór alle dingen gevoelsmensch.
De bloem is de eerste weelde der kinderen, de eenige mooie weelde van arme menschen, de lieveling der oudjes en de feestgenoote der vorsten. Maar wat heeft men, lang, al het mogelijke gedaan om haar leelijk te maken! Wat heeft men al gedrochten gekweekt! Ja, doch wij zijn wreed voor onze lieve- | |
| |
lingen. We snijden ze af en laten ze onder onze oogen doodbloeden. O, dat een bloem niet kermen kan en niet stuiptrekken! Eenige weken geleden, ben ik een hooiwagen vol afgesneden hyacinthen tegengekomen. Ze waren rozerood, alsof ze haar meeste bloed reeds hadden verloren. En dat gewone transport heeft dezelfde soort van ontroering in mij gewekt, die de ontmoeting van een ambulance-rijtuig vol zieltogende gewonden zou hebben veroorzaakt. Er was klagen in het laatste geuren dier bloemen....
Maar wij moeten positief zijn, in dit stukje, dat maar enkele bladzijden kan beslaan. Ge zult gaan vragen naar feiten en cijfers.
Zij komt oorspronkelijk uit Bagdad, de hyacinth, en werd eerst in de tweede helft der zestiende eeuw gekweekt in de omstreken van Aleppo, vanwaar zij naar Engeland is gekomen. De hyacinthencultuur in Europa dagteekent van 1596. Lang hebben wij het gedaan met lavendel, rosmarijn, bazilikon, mariolein, tijloozen, damastbloemen en keizerskronen, tot we vermaard werden in den vreemde, niet alleen om het onwelriekendste borreltje, maar ook om de geurigste bloem. Wie aan Holland denkt, vergeet onze bollenvelden niet en de tulpen op den omslag van ons tijdschrift zijn het symbool van het speciaal Nederlandsche karakter van onze bijdragen in woord en in beeld. Toch is de hyacinth, van hoeveel beteekenis ook, nooit politiek symbool geweest, zooals goudsbloem, lelie, viool, hortensia, roode anjelier. Zij is zelfs nooit oranje willen worden, niet eens in 't kroningsjaar. Evenmin heeft ze een rolletje willen vervullen in de tragie-komedie der stille liefde. De hyacinth zegt alleen maar trots en trots in liefde is bron van tranen.
De hyacinth wil ook niet bont wezen, gelijk de tulp. Ik lees wel van hyacinthen met alle bekende kleuren in één plant, maar dat soort schijnt niet meer gekweekt te worden. Ook is de hyacinth veel minder dan de tulp betrokken geweest in den windhandel (1635 en 1636), toen de Semper-Augustus-tulp per bol dertien duizend gulden kostte en dertig duizend gulden de drie, terwijl een andere mooie variëteit in handelswaarde gelijk stond met twaalf morgen lands in den Schermer-polder of een schip, bevracht met twee lasten tarwe, vier lasten rogge, vier vette ossen, acht varkens, twaalf schapen, twee okshoofden wijn, vier tonnen bier, duizend ponden kaas, een bed met toebehooren, een pak kleeren en een zilveren beker! - Laten we nu niet al te zeer afgeven op de dwaasheid onzer voorouders, want bij menig onzer ligt in de brandkast een lapje papier met nog meer geld betaald en dat wel eens minder waard zou kunnen blijken dan zoó'n tulp, die ten minste nog bloeide en zich vermenigvuldigde.
Juist - zich vermenigvuldigde. Nu moeten wij op informaties uit om van niemand minder dan een zeer voornaam kweeker in persoon te vernemen hoe hyacinth en tulp en narcis worden gekweekt.
Vlak bij het station Haarlem ligt de groote boomkweekerij van heesters en bollen der firma Zocher genaamd Rozenhagen. Hier is de grond voor den kweeker niet minder dan historische bodem.
| |
| |
Rozenhagen heette voorheen Vredenrijk en daarop woonde en werkte tusschen 1705 en 1735 Jan Bolt, een specialiteit in tulpen, vooral de ‘allernieuwste veranderde getraceerde fijne, kostelijke en rare Primo en Secundo's Baquetten divertissants, Grand Violetten, Bizarden, Gudelines, Cramoisien, Beau Rigauts Hautesses, etc.’ - dus in de eerste plaats, naar een deskundige (A. van Damme) in het Weekblad voor Bloembollencultuur van 13 Maart 1897 verzekert, onze tegenwoordige hoogstengelige, late tulpen. Jan Bolt maakte, in een veiling van 13 April 1708, een rijksdaalder of drie gulden per hyacinth (één deed er f 20. - en één f 14. - in de bak) en tot f 7.15 voor een tulpebol.
Vredenrijk werd vergroot door de aankoppen van Spaarnvreugd en Nieuweland en Johan David Zocher maakte zijn Rozenhagen tot een belangrijke bloemisterij en boomkweekerij, die, nadat hij er in 1801 eigenaar van werd, in beteekenis niet verminderde.
Op deze kweekerij mocht ik, vertegenwoordiger van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, aankloppen en vragen:
Hoe vermenigvuldigt men nu de hyacinth?
Er is, natuurlijk, zaad van te winnen, maar het duurt acht jaar eer men dan een bol krijgt, die een bloeiende plant geeft. Men wees mij wat dunne grassprietjes. Dat was het groen van hyacinthen door zaaien verkregen en waarvan de bolletjes een en twee jaar oud waren! Veel eenvoudiger is het hollen en de kruissneê.
In de maand Juli wordt de bol uit den grond genomen en een halve maand lang gedroogd. Dan wordt er met een bol mesje van onderen een kommetje in gesneden, waarna de bol opnieuw te drogen wordt gelegd op latwerk. In de holte, tusschen de ringen, die de doorgesneden schubben vormen, komen kleine kraaltjes, die zich begin October gaan ontwikkelen tot nieuwe bollen, ten getale van minstens vijf-en-twintig, maar in gunstige gevallen komen er wel zestig of zeventig. Nu zet men de moederbol met de holte naar onderen vlak onder de oppervlakte van den bodem, waarin de jongen zich ontwikkelen tot Juli, wanneer de bol weer uit den grond genomen wordt met de kleintjes, die men eraf plukt. In 't volgende jaar behandelt men die als gewone bollen, ze worden afzonderlijk in gleufjes gepast, gerooid en weer geplant, tot zij, na vijf of zeven jaar, verhandelbare bollen zijn geworden. De wond door deze en de kruissnede veroorzaakt, geneest men door den bol met de sneê naar boven, dicht onder de oppervlakte, in den bodem te plaatsen. In één week is de wond dan gesloten.
De kruissneê bestaat uit drie kruisgewijze insnijdingen, die den bol van onderen in zes secties verdeelen. De jongen zetten zich nu aan weêrskanten van de insnijdingen. Er komen er minder, maar ze zijn eerder groot en met drie tot vier jaren reeds verhandelbaar.
Het best groeit de hyacinth op lichten zandgrond, niet te hoog (± 70 cM. boven den waterspiegel) en het is aan te bevelen haar tijdens den groei in verschillende grondsoorten te plaatsen, van jaar tot jaar den zwaarderen met een
| |
| |
| |
| |
lichteren grond afwisselend. De gesneden bollen komen het eerst op den lichten grond. Wat de uitdrukking ‘zware grond’ beteekent, begrijpt de lezer het best nu ik hem meedeel dat men voor groote bollen tusschen de acht- en negenhonderd gulden koemest op den bunder moet brengen. De wandelaar door de Haarlemsche dreven heeft zoo iets al vermoed. Zijn neus waarschuwde hem meer dan eens! Dat 's winters de bloemenvelden met riet moeten worden gedekt, is eveneens den wandelaar bekend.
Ik had gelezen van duitsche concurrentie en vroeg mijn vriendelijken gastheer ook daarnaar, hoewel met schroom; want concurrentie is het teêre punt van ieder handelaar. Maar de man glimlachte ‘sereen’ en vertelde mij dat eenige kweekers uit den omtrek van Berlijn gewoonlijk hier de bollen koopen één jaar voordat zij den vollen wasdom hebben bereikt en ze dan in hun gronden nog wat maanden laten groeien. Zij beweren dat ze dan mooier worden dan de Hollandsche bollen, terwijl het inderdaad maar Nederlanders mogen heeten, die eenige maanden verandering van grond en lucht hebben genoten.
In Het Nieuws van den Dag (11 April 1898) heeft men het een en ander kunnen lezen over den handel in afgesneden hyacinthenbloemen. Wij nemen enkele volzinnen uit het bedoelde artikel over:
‘De hyacinthenbloemen, nauwelijks ontloken, ja, nauwelijks haar kleur vertoonend, worden door den kweeker op het veld afgesneden, in manden droog en luchtig ingepakt, verder in de pakschuur in kleine, platte kisten verpakt, ongeveer 25 tot 40 stuks in elk kistje, daarna dit kistje met een licht deksel, dat eenigszins frissche lucht toelaat, afgesloten en verder een touw kruiselings er omheen geslagen.
Zulke kistjes, zooveel mogelijk elke kleur afzonderlijk gehouden, worden dan bij 5 of 10 stuks weder met een kruistouw aaneengekoppeld, op elk kistje de kleur, op de 5 of 10 aaneen het nummer en de plaats van bestemming vermeld, en zoo per spoor verzonden.
‘Gaat een deel hiervan naar Duitschland, België en Frankrijk, het grootste deel is toch bestemd voor Londen en andere groote steden van Engeland, en wordt dagelijks door de Harwichbooten naar Engeland overgebracht.
De verzendingen per spoor zijn zóó geregeld, dat des avonds, vóór het vertrek van de Harwichboot, de geheele voorraad van dien dag aan den Hoek van Holland gereed staat, om te worden ingeladen. Men staat soms verbaasd over de groote massa opeengestapelde kistjes bloemen, daar bijeengebracht.
Om de bloemen zooveel mogelijk hare frischheid te doen behouden, is spoed in de verzending een hoofdvereischte, waarom bij aankomst aan de boot te Harwich dan ook door daartoe aangestelde personen voor een onmiddellijke overzending naar Londen, Liverpool, Manchester en verdere bestemming wordt zorg gedragen.
Te Londen aangekomen, worden de voor Londen bestemde kistjes onmiddellijk door commissionnairs of handelsagenten, die zich weder met den verkoop daar ter plaatse bezighouden, in ontvangst genomen, naar de Auction-Halls
| |
| |
vervoerd en aldaar aan de meestbiedenden verkocht. Eenige uren later worden deze bloemen, in den vorm van bouquets, door bloemenverkoopsters, wier getal in Londen niet te noemen is, te koop aangeboden, en daar vinden deze voorjaarsbloemen in alle wijken der stad gretige liefhebbers.
De verkoop van deze bloemen geeft aan honderden, ja, duizenden, een dagelijksche verdienste, waardoor niet zelden in het onderhoud van een geheel gezin wordt voorzien, zonder nog te spreken van hetgeen hieraan wordt verdiend door hen, die deze bloemen van ons land in commissie ontvangen. Het vorig jaar bijv. werd door een voornaam Londensch commissiehuis in dit vak, alleen voor bloembollen, aan de afzenders in Holland f 98,000 vrij geld overgemaakt.’
Een hyacinthenveld bij Haarlem.
Tegen dezen handel is hevig geprotesteerd door sommige kweekers en men heeft ernstige pogingen gedaan den handel in afgesneden bloemen te beletten, maar men heeft deze moeten opgeven.
Het schijnt dat, aan den éénen kant, vele kweekers door dien handel een gedeelte der kosten goed maken, die de verkoop der bollen niet meer dekt en, aan den anderen kant, belanghebbenden vreezen dat deze handel onze bloembollencultuur ernstig zou kunnen bedreigen.
| |
| |
Tulpen en narcissen jongen van zelf. De toppers (dikke bollen) der tulpen worden ter reproductie bewaard. Begin Juni rooit men de tulpen, die worden gedroogd en gepeld om half October weder geplant te worden. Jaar om jaar klei- en zandgrond is uitstekend voor den tulpenbol. De narcis laat men twee jaar in denzelfden grond.
Alle soorten van hyacinthen gedijen welig in Haarlem's omstreken, uitgezonderd één enkele: de Romaine blanche (H. praecox Jord.), die maar kleine bloempjes draagt, doch vrij gezocht is, daar men haar in November en December reeds tot bloei kan krijgen.
Behalve tulpen, narcissen en crocussen, welke laatste zich even gemakkelijk vermenigvuldigen als eerstgenoemden, kweekt men, buiten de hyacinthen, ook nog gladiolen, leliën, sneeuwklokjes enz. doch in kleinere hoeveelheden.
Nu kunnen wij afscheid nemen van onzen gastheer. We hebben de schuren bezien, waarin de bollen, op latwerk, keurig gerangschikt, zullen worden bewaard, we hebben den ganschen tuin omwandeld en terloops even gekeken naar veelbelovende rozestruiken. Nog even een tochtje langs Overveen en Bloemendaal en daarna weêr huiswaarts.
Ziet, de ooievaars kijken verrukt in 't rond uit hun hooge nesten. Zij hebben toch veel nieuws gezien, dezen winter, in hun tweede vaderland; maar zoo rustig op eenige meters hooge palen, vrij en ver weg van ondeugende jongens, beschermd door hagen en hekken, troonden zij maar zelden elders.
En dan die verblindende weelde beneden hen! De boomen hebben hun bladeren ingehouden om zooveel mogelijk zonlicht te laten vloeien over de velden. Gelijk de vrouw van haar kleed veel doet verdwijnen, als zij haar paarlen en edelgesteenten wil doen schitteren op hals en boezem, zoo versmaadt ook Lente haar groen gewaad om enkel te pronken met háár jubelende juweelen.
Mei 1898.
|
|