In 1870 gaf Dr. J. van Vloten eene Bloemlezing uit de Nederlandsche Prozaschrijvers der zeventiende eeuw, en voor het eerst schonk deze eene plaats aan Dr. Nicolaas Heinsius Jun. en aan zijn roman Vermakelijken Avanturier. Zeer welkom was voor velen de kennismaking met dezen snaakschen verteller. In een kort biographisch overzicht over Heinsius' leven verhaalde Van Vloten, dat Heinsius' vader te Stockholm kennis maakte met zekere Margareta Wullen, dat uit een ‘wild’ huwelijk met deze dochter van een Luthersch predikant de romanschrijver geboren was.
Men heeft Van Vloten op zijn woord geloofd - ik deed er zelf aan mede - daar het onderzoek naar deze gewaande Zweedsche Phryne bijkans on mogelijk scheen. Nu evenwel bewijst ons Prof. Wrangel uit Lund, dat deze Margareta Wullen eene Hollandsche was, dochter of zuster van Dr. Johannes Wullenius, een Amsterdammer, lijfarts van Christina van Zweden. Prof. Wrangel heeft volkomen gelijk, als hij zegt: ‘Denna “zweedsche Phryne” var dock rätteligen holländska.’ Ze was eene echte Hollandsche van afkomst, misschien niet van inborst.
Al het zonderlinge in de geschiedenis van den ouderen Nicolaas Heinsius en Margareta Wullen is nu op te lossen. Hij kwam met haar in kennis sedert 1645 te Stockholm, omdat haar vader of broeder, zijn vriend, aan 't hof leefde van Christina. Zij volgde Heinsius naar Holland in 1648, en schonk in Den Haag het leven aan haar oudsten zoon Daniel in 1650, terwijl aldaar in 1655 ook haar tweede zoon, de latere romanschrijver, geboren werd. Het is zeker, dat de ouders niet met elkaar in den echt verbonden waren. In 1657, toen Heinsius Secretaris van Amsterdam was, begon Izaac Vossius, zoon van den beroemden Gerard Vossius, hem in zijne brieven de oogen te openen, en te verklaren, dat de dochter of zuster van Doctor Joh. Wullenius, een uiterst zedeloos leven had geleid. Dit was te Stockholm en te Amsterdam bekend. De oudere Nicolaas Heinsius had haar geene trouwbelofte gedaan, en wilde haar nu aan haar lot overlaten, doch Margareta deed hem een proces wegens verbreking van huwelijksbelofte aan, die zij uit brieven van Heinsius meende te kunnen bewijzen. Dit proces werd door haar te Amsterdam gewonnen, eene uitkomst, die door eene Zweedsche vrouw, onbekend met onze taal, zoo licht niet zou verkregen zijn. Heinsius schreef hare overwinning toe aan hare intriges met een Schepen van Amsterdam, en kwam in appel bij den Hove van Holland. In Den Haag bleek op nieuw de listige overredingskracht dezer vrouw, daar zij allerlei exceptiën wist op te werpen - hetgeen gemakkelijker van eene Hollandsche dan van eene Zweedsche vrouw in haar toestand kon verwacht worden. Eindelijk werd Heinsius door de Staten als gezant naar Zweden gezonden, en werd het proces in zijne afwezigheid door de erotische intriges van Margareta Wullen ten haren voordeele beslist.
De studie van Prof. Wrangel noopt ons dus de zaak uit een geheel ander standpunt te beschouwen. Daarenboven wordt het nu duidelijker, waarom de romanschrijver Heinsius zulk een voortreffelijken Nederlandschen stijl schreef, ondanks een lang verblijf in Duitschland. Als zijne moeder eene Zweedsche ware geweest, zou dit wonder onverklaarbaar gebleven zijn.