| |
| |
| |
Bijlagen.
Bijlage 1.
La Haye, le 11 Novembre 1813.
Mr. le Baron.
J'ai l'honneur de vous accuser la réception de votre réponse sur mon rapport daté d'hier. Je suis mortifié de ce que vous désapprouvez ma manière d'agir pendant la nuit du 9 au 10 de ce mois, par suite du rassemblement devant l'hôtel de ville et de la fermentation qui règnait partout. J'ai cru au contraire avoir mérité toute votre bienveillance en agissant avec - prudence et persuasion, puisque ce précepte est le seul à adopter dans un moment où toutes les têtes étaient échauffées. J'ai réussi avec douceur et tout le public m'en sait le plus grand gré. Il est décourageant pour un homme, qui se voue entièrement pour le bon ordre et pour son devoir à ne pas l'encourir le suffrage de ses supérieurs quand il a bien agi. Je me rappelle en ces circonstances toujours avec indignation à la journée de la sédition des marins de Scheveningen, journée où je n'ai pas seulement été l'égide des malheureux, mais je m'y suis voué entièrement pour votre personne à risquer d'être assommé par les mutins, l'oubli obstiné qu'on a fait de moi en cette circonstance ne s'effacera jamais de ma mémoire.
Nos forces sont plus que suffisantes, Monsieur le Baron, pour contenir le peuple, le nombre n'en fait rien; il nous faut que la force morale pour réprimer le désordre et nous aurions pu entièrement nous y borner si les fonctionnaires français mêmes n'avaient pas donné l'ombrage au public, qu'on veut évacuer de ce pays. C'est vous même Mr. le Baron, qui a bien à se reprocher de ne pas suivre les principes du gouvernement; je me réfère quant à ce sujet a mon rapport du 7me sur l'esprit public, que j'ai eu l'honneur de vous adresser.
Je me suis permis cette observation Mr. le Baron, parceque cela entre dans mes attributions. La police doit être sincère, elle ne doit pas dissimuler, et cette qualité requise s'allie entièrement avec mon caractère.
(signé) A. Ampt.
| |
Bijlage 2.
10 November 1813.
Ik heb mij bijna een jaar lang bezig gehouden met al wat noodig was om te dienen op het oogenblik geschikt voor onze verlossing, wel begrijpende dat alles dan moest gereed zijn, ten einde dat oogenblik behoorlijk waar te nemen. Dit werk heb ik met weinigen moeten overleggen, niet alleen hier, maar ook in andere steden en provinciën op de allergeheimste wijze. Ik heb veel moeite gehad om sommigen te bewegen tot een bloot gesprek over de zaak, omdat zij dezelve als al te gevaarlijk beschouwden. Nogthans kan men zonder te spreken niets voorbereiden, en onder anderen is een vriend mij heden nog een gesprek schuldig over eene belangrijke zaak, zoo dat mij onbewust is wanneer hij eindelijk goedvinden zal het te houden. Onvermoeid ben ik voortgegaan en heb alles gereed gemaakt zonder ontdekt te worden, totdat de omstandigheden hebben medegebracht om ons aan meer anderen te openbaren en zelfs werkzaam te zijn bij de burgerij. Daaruit is sedert acht dagen noodzakelijk voortgevloeid, dat wij bekend zijn bij vrienden en vijanden. Als die tijd kwam heb ik altijd gedacht
| |
| |
dat de veiligheid niet meer bestond in stil te zitten, maar in voort te gaan en de zaak uit te voeren. Doch mijne vrienden oordeelden het anders, en vinden dat het gevaarlijk zou zijn nu door te tasten. Ik zal dus de gevaren van beide partijen, die wij nemen kunnen, eens tegen elkander opwegen. De Bondgenooten hebben geen leger meer achter zich en kunnen vrij op ons afkomen, doch marcheeren met omzigtigheid, omdat zij niet weten hoe het hier gesteld is. De Engelschen kunnen ons schepen, cavallery en bijstand van allen aard zenden, doch oordeelen dat zij nog met een vijandelijk land te doen hebben en tegenstand kunnen vinden, zoodat zij eene expeditie moeten gereed maken. De Franschen zijn in de war en kunnen op het oogenblik niet om ons denken. Maken wij nu de Revolutie, zoo spoeden zich de Bondgenooten met op te marcheeren, zoo zenden de Engelschen alles wat wij noodig hebben naarmate het gereed is, en zoo komen de Franschen te laat als zij een weinig verademd zijn. Dan is het land in staat van tegenweer en wij beginnen in het voorjaar een geregelden oorlog.
Laten wij dit oogenblik voorbijgaan, zoo komen de Bondgenooten en de Engelschen met de hulp langzaam op, en de Franschen krijgen tijd om zich te bezinnen. Het kleinste voordeel aan den Neder-Rijn brengt ze in staat om eenige duizend man in Holland aan te voeren en wij worden het tooneel van den oorlog. Onze personen, thans volkomen bekend zijnde, worden de eerste slagtoffers. Ik besluit dus, dat het meerdere gevaar bestaat in stil te zitten en de meerdere veiligheid in door te tasten.
Men heeft mij gezegd, gij wilt alles wagen, en wij willen zeker spel spelen. Ik keer dit om en antwoord gij brengt ons in grooter gevaar en ik wil het zekerste spel spelen.
| |
Bijlage 3.
De Stassart aan den Intendant van Binnenlandsche Zaken Baron d'Alphonse.
La Haye, le 14 Novembre 1813.
Monsieur le Baron!
On a débité hier des nouvelles horribles et quoique démenti par le moniteur, elles circulent toujours et les têtes exaltent de plus en plus, surtout depuis qu'on a connaissance du mouvement de l'ennemi sur l'Issel.
Hier au soir à Rotterdam sur la chute du soir on s'est porté en foule dans les boutiques pour y acheter du ruban orange. Beaucoup de rassemblements se sont formés, mais les patrouilles les ont dispersés; aucun excès d'ailleurs n'a été commis, mais le peuple se livrait à une joie excessive et parcourrait les rues en chantant la nuit. Tout a été néanmoins fort tranquille tant à Rotterdam qu'à la Haye et dans les autres villes; la journée du dimanche jusqu'ici n'offre rien de nouveau.
Agréez je vous prie Mons. le Baron les nouvelles assurances de mon respectueux dévouement.
(signé) G. de Stassart.
P.S. L'ordre donné aux Gardes-Nationaux de se munir d'un ruban orange est bien certainement l'ouvrage, du moins est sous ordre de Mons. d'Oldenbarneveld, Chef de Cohorte de la Garde Nationale. Si l'on avait l'Issel bien garni de troupes et quelques centaines d'hommes plus à la Haye, on le ferait arrêter et l'on l'enverrait à Paris avec 4 à 5 messieurs, mais dans la situation actuelle des choses comment hasarder un semblable coup d'autorité; cela aurait vraisemblablement des suites les plus désastreuses.
| |
| |
| |
Bijlage 4.
La Haye, le 17 Novembre 1813, à 3 heures du matin.
Monsieur le Colonel!
Je fais venir mes troupes sous les armes demain matin à cinq heures; faites en autant; doublez les postes où vous jugerez que cela sera nécessaire et concourrons ensemble au maintien de l'ordre et au respect des propriétés et des individus.
J'ai l'honneur de vous saluer avec la plus parfaite considération.
Par ordre de Mr. le Général l'aide de Camp,
(signé) Urb. Benoist.
| |
Bijlage 5.
Le Maire de la bonne ville de la Haye antorise Mr. van Oldenbarneveld gend. Witte Tullingh Chef de Cohorte de la garde nationale de disposer en cas de besoin des armes qui se trouvent au dépôt pour armer les citoyens honnêtes, tant de la garde nationale qu' autres qui sont destinés à maintenir la tranquillité dans cette ville.
La Haye le 17 Novembre 1813
(signé) Faber van Riemsdijk.
| |
Bijlage 6.
De bondgenooten trekken op Utrecht.
De Engelschen worden geroepen.
De Franschen vluchten aan alle kanten.
Alle partijschap heeft opgehouden.
Al het verledene is vergeten.
Alle de aanzienlijken komen in de Regeering.
De Regeering roept den Prins uit
Wij voegen ons bij de Bondgenooten
en dwingen den vijand tot vrede.
Het volk krijgt een vrolijken dag
Zonder plundering noch mishandeling.
De oude tijden komen weerom
| |
| |
| |
Bijlage 7.
's-Hage 17 November 1813.
Alzoo ons kennelijk is dat het naderend oogenblik van regeeringloosheid een geheele omkeering van deze stad zoude kunnen na zich sleepen en wij ons inzonderheid verpligt achten om zulk een onheil voortekomen, zoo is het dat wij bij dezen den Heer Leopold Graaf van Limburg Stirum magtigen om op te treden als Provisioneelen Gouverneur van den Haag en uit naam van Z.H. den Prins van Oranje, de openbare rust en goede orde te bewaren, opdat wij in veiligheid en op eene geregelde wijze in staat mogen zijn om al de oude Regenten van het Land die zich hier in den omtrek bevinden, bijeen te roepen en gezamenlijk te besluiten tot welzijn van den Lande.
F. van der Duijn van Maasdam.
G.K. van Hogendorp.
J.F. van Hogendorp.
O. Repelaer van Driel.
F.D. Changuion.
| |
Bijlage 8.
's-Hage 19 November 1813.
Alzoo de regeeringloosheid voor de deur staat en de droevigste gevolgen van plundering en bloedvergieten daaruit kunnen voortvloeijen, al was het slechts gedurende weinige dagen, zoo hebben wij noodig geoordeeld de voornaamste Leden en Ministers van de oude Regeering, zooals die in de jaren 1794 en 1795 bestond, met den meesten spoed bijeen te roepen, en diensvolgens eenige van dezelve aan te schrijven om het verder bekend te maken. De bijeenkomst zal zijn alhier ten huize van den Heer Gijsbert Karel van Hogendorp op den Kneuterdijk, Donderdag den 18den November, om twaalf uur.
(w. get.) F. van der Duijn van Maasdam.
Gijsbert Karel van Hogendorp.
O. Repelaer van Driel.
J.F. van Hogendorp.
F.D. Changuion.
F.C. de Jonge.
| |
Bijlage 9.
's-Hage, 17 November 1813.
De Fransche authoriteiten vertrokken zijnde, hebben wij geoordeeld dat het land niet kan behouden blijven zonder de zaak op te nemen in qualiteit van Oude Regenten en uit naam van den Prins van Oranje. Uit de ingesloten convocatie, die bij expresse alomme verzonden wordt, blijkt dat er morgen eene vergadering zal zijn geschikt om alle zaken af te doen tot de komst van Zijne Hoogheid toe.
Inmiddels verrigten wij het noodige, en ten dien einde hebben wij den heer Leopold Grave Van Limburg Stirum gemagtigd om op te treden als Gouverneur van den Haag en uit naam van Zijne Hoogheid werkzaam te zijn. Hij heeft reeds 14 dagen krachtiglijk medegewerkt om de rust te bewaren; wij zijn verzekerd dat dezelve door hem zal behouden blijven en wij zien geen ander middel om dit te verkrijgen
| |
| |
dan dat hij aanstonds erkend worde door de Regeering van den Haag, dat de beste harmonie onder allen heersche en dat de Oranjevlag aanstonds worde uitgestoken.
Op dit oogenblik, daar alles aankomt op eensgezindheid, verwagten wij van de Haagsche Regeering eene medewerking die aangenaam zal zijn aan Zijne Hoogheid en aan het volk.
G.K. van Hogendorp.
| |
Bijlage 10.
Woensdag 17 November 1813.
De Heer Adjunct-Maire Faber van Riemsdijk reeds eenige dagen bevorens den Heer Slicher hebbende verzocht om, daar Zijn Ed. invloed bij het volk zoo bekend was, mede te werken om ingeval van oproerige bewegingen binnen deze stad, dien invloed tot bewaking der rust en voorkoming van alle ongeregeldheden te gebruiken, heeft vervolgens heden ochtend uit hoofde der plaats hebbende bewegingen gemelde Heer Slicher verzocht om dadelijk tot bovengemeld einde op het stadhuis te komen, vervolgens heeft gemelde Heer Adjunct-Maire met den gemelden Heer Slicher aangemerkt de vermeerderende bewegingen en het door den Heer Prefect aan gemelden Heer Adjunct-Maire medegedeelde besluit van den Heer Prefect en van den kommandeerenden Generaal om deze stad te verlaten, goedgevonden nog eenige Heeren, welke bekend waren om veel invloed op het volk te hebben, te verzoeken om tot bovengemeld einde mede te werken en zich daartoe op het stadhuis te vervoegen en zijn hiertoe verzocht de Heeren Jan Slicher, Willem 't Hoen, Van der Burgh van Spieringshoek, Joan van Hees en Adriaan Bachman, waarvan dan ook de Heeren Willem 't Hoen en Adriaan Bachman zich tot bovengemeld einde bereid getoond en op het stadhuis vervoegd hebben, terwijl de Heeren Van der Burgh van Spieringshoek en Van Hees zich om bijzondere redenen hebben geëxcuseerd.
De Heer Adjunct-Maire heeft vervolgens al die orders gesteld, welke tot behoud der rust en orde en beveiliging der personen en eigendommen dienstig zouden zijn, en voorts met gemelde Heeren de vergaderde menigte, welke op het uitsteken der Oranjevlag aanhield, tot stilte en bedaardheid aangemaand.
De Heer Adjunct-Maire vervolgens de tijding hebbende bekomen van het vertrek van den Heer Prefect en bijna gelijktijdig de tijding zijnde ingekomen, dat eenige Heeren de oude Regering bij elkander hadden geroepen en den Heer Leopold Graaf van Stirum zich in naam van den Prins van Oranje tot Gouverneur Generaal dezer stad had gesteld, terwijl de menigte meer en meer onstuimig op zijne vorderingen insteerde en zelve ten dien einde het stadhuis trachtte op te dringen, heeft gemelde Heer Adjunct-Maire verklaard, dat in aanmerking nemende aan de eene zijde dat al de superieure authoriteiten hem verlieten zonder hem eenige verdere instructiën gegeven te hebben, dat de militaire magt hem gene bijstand bood, maar integendeel zich lijdelijk gedroeg en zich alleen en zonder magt buiten staat bevond om datgene tegen te gaan hetwelk door al de inwoners gevorderd werd, en om de authoriteit van het Gouvernement te maintineeren, doch hij aan de andere zijde nimmer zoude medewerken tot iets hetwelk met zijnen pligt en zijnen aan dat Gouvernement gedanen Eed strijdig was, hij door den onwederstaanbaren drang der omstandigheden gedrongen werd zich lijdelijk te gedragen, verzoekende tevens gemelde Heeren om, terwijl hij in de onmogelijkheid gesteld werd zijn gezag verder uit te oefenen en zich uit dien hoofde moest verwijderen, tot belang der stad en welzijn hunner mede-ingezetenen te blijven werkzaam zijn om de rust en orde te behouden en alle ongeregeldheden te voorkomen.
(w.g.) Faber van Riemsdijk.
Jan Slicher.
W. 't Hoen.
A. Bachman.
| |
| |
| |
Bijlage 11.
Aankondiging van de Provisioneele Raad dezer stad tot behoud van Rust en Orde.
Daar het publiek gezag door de omstandigheden verhinderd wordt werkzaam te zijn, is op instantelijk verzoek van een aantal der voornaamste Ingezetenen van deze stad geformeerd een provisioneele Raad, ten einde alles in het werk te stellen wat doenlijk is om de rust en orde te behouden.
En heeft dezelve provisioneele Raad dienvolgens goed gevonden een iegelijk op het vriendelijkst, doch tevens met al den ernst, welke het belang der zake vordert, aan te manen van zich rustig en vreedzaam te gedragen, en zoo er onverhoopt eenige kwaadwilligen mogten zijn dezelve te waarschouwen, dat zij zich zorgvuldig hebben te wagten van eenige personen te beleedigen of derzelver bezittingen te benadeelen, zullende de schuldigen naar exigentie van zaken rigoureuselijk worden gestraft.
In den Haag, den 17 November 1813.
Jan Slicher.
| |
Bijlage 12.
La Haye, le 17 Novembre 1813.
Monsieur le Colonel!
Les ordres ont été donnés pour ce que vous me demandez.
Quand au tumulte qui a eu lieu ce matin j'ai tout arrêté sur la prudence, je désire bien sincèrement qu'on ne me mette pas dans le cas de faire usage de la force. A cet effet je vous invite à maintenir la tranquillité.
J'ai l'honneur de vous saluer avec une haute considération.
Le Baron Général
A. Bouvier des Eclats.
| |
Bijlage 13.
's Hage, 17 November 1813.
WelEdGeb. Heer!
Zoo even ontving ik een boodschap van den Franschen Generaal, door den mond van mijn neef den commandant van de gens d'armes, waarbij die heer verzoekt om gedurende zijn kort verblijf alhier ordentelijk behandeld te worden, en niet bloot te staan voor beleedigingen van het gemeen. Ik heb aanstonds de gevraagde verzekering daaromtrent gegeven; ik heb mijn neef met een open briefje gezonden aan den graaf van Stirum, die er in medewerken zal, en ik verzoek UWelEdelGeb. en de heeren van den Haag om er ook de hand aan te leenen.
Ik neem deze gelegenheid waar, om de heeren te verzoeken mijne dankbetuiging aan te nemen voor de afdoening van de zaak van den gouverneur van den Haag, waaruit ik verzekerd ben, dat de rust van deze stad voort zal vloeijen.
Hebbe de eer met de bijzonderste hoogachting te zijn,
WelEdGeb. Heer,
UWelEdGeb. gehoorzame dienaar
G.K. van Hogendorp.
| |
| |
| |
Bijlage 14.
Uit naam van Zijne Hoogheid den Heere Prince van Oranje. Leopold Graaf van Limburg Stirum Gouverneur van den Haag.
Alzoo de gezegende herstelling van zaaken met vaste schreden nadert, zoo geef ik kennis aan alle de Ingezetenen van den Haag, dat hunne wenschen binnen kort bekroond zullen worden, en dat aanstonds eene Provisioneele Regeering zal optreden, om in alles te voorzien, totdat Zijne Hoogheid zich in eigen persoon aan ons vertoonen zal.
Inmiddels roep ik op alle goede Burgers om te waaken voor de Rust en Orde; ik beloof aan den geringsten zelfs eenen dag van vreugde en vrolijkheid op Stadskosten, maar ik waarschuw elk, die zou willen rooven en plunderen, dat de zwaarste straf op hem zal vallen.
Zegt het voort.
| |
Bijlage 15.
WelEdele Geboore Heer!
Wij hebben ieder in den onzen, onder couvert ontfangen een gedrukt papier, op welk staat (was geteekend) F. van der Duyn van Maasdam, G.K. van Hogendorp, O. Repelaer van Driel, J.F. van Hogendorp, F.D. Changuion, F.C. de Jonge, inhoudende: ‘dat alzoo de regeeringloosheid voor de deur staat, en de droevigste gevolgen van plundering en bloedvergieten daaruyt kunnen voortvloeyen, wij het noodig geoordeeld hebben, de voornaamste leden en ministers van de oude Regeering, zooals die in de jaaren 1794 en 1795 bestond, met den meesten spoed bijeen te roepen en diensvolgens eenige van dezelve aan te schrijven om het verder bekend te maaken’ - de bijeenkomst zoude zijn ten huijze van den Heer G.K. van Hogendorp op heden den 18en dezer ten twaalf uren.
Wij zijn onkundig welke wettigheid aan dit stuk te hechten, en zullen aan die oproeping niet voldoen; dan indien eene zoodanige vergadering ten UwEdelen huyze plaats heeft, verzoeken wij UwEdele, aan dezelve uit onzen naam te willen verklaaren, dat, zoo er wezenlijk eene regeeringloosheid plaats heeft, door welke wij gedreigd worden met de onheilen, van welke melding gemaakt wordt, waarvan wij nochtans niet overtuigd zijn, wij alle bereid staan zoo veel moogelijk in ons is toe te brengen ter handhaving en bevordering der algemeene rust, veiligheid en goede order in ons Vaderland, ons verzeekerende geen vreedzaam ingezeeten zich zulks zal onttrekken, dan wij verzeekeren ons teffens er geen regeeringloosheid plaats heeft, en oordeelen ons onbevoegd tot het ontzetten van eene erkende Regeering, veelmin tot het aanstellen van eene andere, of het aanmatigen van eenig bestier bij ons zelven. Wij laaten dus de Regeering en de voorziening tegen alle wanorder over aan die, aan welke dezelve is toevertrouwd, en de verantwoording der gevolgen aan zoodanige, welke zich die onwettig zouden willen toeëigenen.
's Hage, den 18en November 1813.
Ad. Hope.
Steengracht d'Oosterland.
G.C. van Spaen van Voorstonden.
L. van Heeckeren van de Cloese.
|
|