Uit de studeercel.
De journalisten klagen er over, dat de maand Augustus zoo weinig nieuws brengt. Ik geloof evenwel, dat men in Augustus vrij wat kan opmerken en waarnemen, wanneer men zich de moeite geeft te doen, wat in Augustus gewoonlijk gedaan wordt - een Congres te bezoeken. Juist terug uit Mechelen, waar het twaalfde Congrès Archéologique et Historique is gehouden, bied ik hier eenige indrukken aan, met de uitdrukkelijke belofte geene geleerde debatten over archaeologie, of historie te zullen aanroeren.
Mechelen is eene stad vol kerken, vol klokgelui, vol grijze en blonde abbés. Anders is er eene zeer sterke neiging tot rust en kalmte te bespeuren. De karakteristieke kleur van de stad wordt het best aangegeven door de prachtige cathedraalkerk, gewijd aan Sint-Rombout, en door het groote plein met het gebouw der Hallen. De Mechelaren zien er zeer ernstig uit, hunne huizen zijn smal en donker. Weinig vreemdelingen bezoeken Mechelen - daar de twee hoofdsteden van België, Antwerpen en Brussel, in de onmiddellijke nabijheid liggen. En toch zou Mechelen ook aanspraak kunnen maken op den naam van hoofdstad, wanneer men er op let, dat Mechelen een Aartsbisschop bezit, omringd door een staf van kanonniken.
De stad Mechelen heeft dus een zeer kalm plaatselijk leven. Het meeste gerucht maakt het prachtig carillon van de cathedraal; en het luiden van de groote klokken, die de gemeente ter misse roepen. Het carillon laat zijn vijf-en-veertig klokken om de tien minuten voor langer of korter pooze hooren. Hoe vroolijk dit klokgezang ook moge geacht worden, zullen vreemdelingen, die in de nabijheid der klokketoren logeeren, toch zeker gedurende hun eersten nacht wel geen oog toedoen. Het is zeer opmerkelijk, dat de meeste hôtels - indien men inderdaad dit woord mag gebruiken - juist in de onmiddellijke nabijheid van den hoogen, schoon onvoltooiden cathedraaltoren zijn gelegen. Den geheelen dag, den geheelen nacht, zwijgen de klokken niet. Het is als te Brugge - klokken, begijntjes en kant.
Onder de gebouwen, die de aandacht trekken, dient het eerst genoemd - het Gerechtshof, vroeger Baleis van Margaretha van Savooye, tante van Karel V, de bekende Landvoogdes der bloeiende Nederlanden, die Mechelen tot haar zetel koos. De Mechelaren houden deze Margaretha in hooge eer, daar zij in 1849 hun stadgenoot, den beeldhouder Tuerlinckx, opdroegen een standbeeld voor Margaretha te ontwerpen. Het verrijst nu op het groote plein, met den rug naar het massieve gebouw der Hallen, met het gelaat naar de cathedraal. Heel artistiek is het niet - daar de artist verzuimd heeft van de schilderachtige vrouwenkostumen der zestiende eeuw partij te trekken.
Het archaeologisch-historische Congres zetelde in het zeer goed gerestaureerde Gerechtshof, dat werkelijk een grootschen indruk maakt, en overal met Vlaamsche opschriften prijkt. Zoo stond op eene der deuren: Onderzoeks-rechter, een purisme, dat zeker door de schim van onzen grooten Drossaert met genoegen zal gelezen zijn. Het Vlaamsch wordt overal gesproken. Vraagt men