Anemonen door Anemona. Gent, Drukkerij A. Siffer, 1897.
Is Anemona, als de vrouwelijke uitgang a schijnt aan te duiden, eene schrijfster?
De vraag schijnt overbodig, daar toch niemand's kunst mag beoordeeld worden naar geslacht, ouderdom of rang. Er schijnt evenwel grond tot het vermoeden, dat deze Anemonen aangeboden worden door een schrijver. De beoordeeling van deze proza-opstellen is geen verkwikkelijk werk. Het is zoo aangenaam den arbeid van onze Vlaamsche taalbroeders met volle sympathie te begroeten. En ditmaal wordt dit schier onmogelijk door de taal, den stijl, en den inhoud.
De taal is sterk gewestelijk Vlaamsch met bijmenging van allermodernste Noord-Nederlandsche elementen. Het schrijven van een sterk sprekend dialekt is volstrekt niet storend, maar dan worde het zuiver geschreven, zonder vreemde bestanddeelen. Anemona gebruikt de volgende eigenaardige zegswijzen:
‘de twee zusters hadden hem op den nek’ (de twee zusters moesten hem onderhouden.)-
‘Hij maakte er veel, veel verdriet in’ (het deed hem veel verdriet)-
‘een misloopen jongen’ (een mislukte jongen)-
‘zijn kop zot gemaakt (zijn hoofd op hol gebracht)-
‘schreiend en naar ging de stemme’ (schreiend en treurig klonk de stem)-
‘Valerie was niet zoo ongevoelig kunnen zijn’ (Valerie had enz.)
En nu verder zonder vertolking:
‘dat moeder eens bloed gespogen had’-
‘met een dun geplanten blonden baard’-
‘hij wist geen blijf met zijn leege uren’-
‘'t gevang in de Vlaandersche stad’-
‘tot 's noenens werken’-
‘een niets deug’-
‘hij was zoo weinig van zeggen’-
‘hij kocht zijn kosten’-
‘hij had zijn straf uitgedaan’-
‘hij was erg bij drank’-
‘als hij zich dacht beteren’ enz. enz.
Dit alles is geen goed Vlaamsch, geen Nederlandsch, maar meestal vrij onhandig vertaald Fransch.
In de tweede plaats komen neologismen en noviteiten voor, die somtijds geen redelijken zin opleveren. Tot deze rubriek van uitdrukkingen behooren:
‘hij zou weer voortlusteloozen’-
‘de waardkamer’-
‘vader had heur geluk opgeleefd’-
‘altoos op den dompel’-
‘En hij was daar als brieven schreef hij heur toch niet. En niets thuis. Maar slechts had bij in den zin.’-
De grootste taalgeleerde zou dit drietal volzinnen niet kunnen verklaren. Misschien zijn drukfouten hier ingeslopen.
Worts nog:
‘Dat kon heur niet voldoende zijn, dat het ook anderen!’-
‘Zij verstond zich niet aan heur ouders.’-
‘Wat was er dan heur’-
‘hij was plannens.’-
‘Eens had zij gaarne gezien, dat wist hij’-
‘hij voelde zelfverwijt, om zijn onkiesch-zijn’ - enz. enz.
Zijn mooi-zijn, zijn brutaal-zijn, zijn onkiesch-zijn, zijn taal-orchidaeën in moderne Nederlandsche broeikassen gekweekt, die naast Vlaamsche soloecismen als: Op den dompel, eens had zij gaarne