Het tweede Amerikaansche tijdschrift heet:
The Bookman. A Literary Journal. Published monthly. By Dodd, Mead & Company. 5th ave. & 21 st. New-York. February, 1897.
Deze revue werd opgericht in 1895, en wordt geschreven door auteurs van verschillenden leeftijd en richting. Het eerste artikel heet Cronicle and Comment, waarin de gebeurtenissen van de laatste maand, anecdoten, kleine blunders, onuitgegeven brieven en fac-similes voorkomen. Daarenboven wordt dit alles op voortreffelijke wijze geïllustreerd. Er wordt bijvoorbeeld melding gemaakt van een Engelsch letterkundige, Dr. W. Robertson Nicoll, die Amerika bezocht, en Longfellow's huis in het Amerikaansche Cambridge beschreef. Twee fraaie houtsneden sieren hier den tekst: Longfellow's home, and Longfellow's study. Dat de dichter steeds met grooten eerbied bejegend wordt, blijkt uit deze woorden van den tourist: ‘Many stories are still told of Longfellow's great kindness of heart, of his courtesy, which was never wearied and never broken, of his great patience in receiving strangers and in answering letters. No one could have left a sweeter memory, and on all hands the testimony is that a purer and gentler spirit never breathed.’
In dezelfde rubriek: Cronicle and Comment wordt eveneens gesproken over Engelsche nieuwe tijdschriften. Men vestigt de aandacht op The Temple Magazine, dat nog maar vier maanden bestaat. In het Januari-nummer komt een artikel van den Deken van Canterbury onder den titel: Men I have known. Reminiscences and appreciations. De schrijver spreekt over Lord Tennyson, en voegt er aardige facsimiles bij van brieven door Tennyson geschreven aan Dean Farrar, en een facsimile van eenige verzen uit Tennyson's handschrift der Idylls of the King. Deze facsimiles zijn in The Bookman gereproduceerd.
Mij valt te binnen, dat ik onlangs in een Nederlandsch tijdschrift las, hoe ongepast het was tegenwoordig nog van Victor Hugo of Dickens, en à plus forte raison van Tennyson te spreken. Zij, die zulke dingen doen, gaan te ver terug, omdat alleen de letterkunde van den dag de moeite eener nadere studie loont. Wat zou het nieuwe Engelsche tijdschrift The Temple Magazine wel moeten beginnen, als deze verzekering eens door goedgeloovigen voor een evangelie werd gehouden? Gelukkig gaat in het practische en degelijke Engeland de domheid niet zoover.
Men vindt in The Bookman een zeer fraai portret van den zonderlingen, maar genialen dichter Walt Whitman, naar aanleiding eener monographie van John Burrough; men vindt een hoofdartikel over Washington Irving onder den titel: American Bookmen door M.A. de Wolfe Howe, met vijf portretten van Irving en facsimiles. Voor de volgende maand belooft The Bookman een artikel over J. Fennymore Cooper. Het schijnt toch duidelijk te blijken, dat men in Amerika achting behoudt voor de mannen van 1830, 1840 en 1850, en dat niemand er den krankzinnigen eisch uitspreekt alleen de letteren van het oogenblik te bewonderen.
Het derde Amerikaansche tijdschrift draagt den titel:
The Month, in Literature Art and Life. Illustrated. A Journal of cultivation.