nimmer betaald. Zijne mooie dochter Anne ergert zich er dagelijks over. Ze zou gaarne het huis van haar vader verlaten, maar een huwelijk met een man, dien ze niet achten kan, waartoe haar meer dan eens aanzoek werd gedaan, wilde zij niet sluiten. Ze had een speelmakker gehad, John Vandermeer, die voor vier jaren naar Holland was gegaan. Als deze terugkwam - en haar vroeg, zou ze niet weigeren.
Een eigenaardige trek van deze mooie Amerikaansche dame is, dat ze telkens met zekere sympathie de optochten van het Leger des Heils ziet voorbijtrekken, zoodat later haar toetreden tot deze lawaai-makende heilsoldaten den lezer volstrekt niet verwondert. Wat haar vader, den senator, betreft, hij heeft voor spotprijs driehonderdduizend aandeelen in een nog onontgonnen zilvermijn gekocht. Zijn eerste rede te Washington zal aan de zilverquaestie gewijd worden, dan zal het zilver rijzen, en dan zal hij met voordeel verkoopen.
Anne Wolson woont eene bijeenkomst van het Leger des Heils bij, wordt getroffen, maar tevens van een goudstuk (20 dollars) beroofd, daar zij, ondanks haar aandringen, geen geld terug krijgt. De senator wil met zijne vrouw en Anne naar de comedie, maar de twintig dollars zijn weg - en nu leent hij vier dollars van zijn veertienjarigen zoon, tegen schuldbekentenis, tegen een percent rente in de week, en tot onderpand een gouden horloge. De senator jubelt over de finantiëele talenten van zijn zoon, en voorspelt, dat deze als een rijk man zal sterven.
Nu verschijnt John Vandermeer, die in Belfast is teruggekomen uit Nederland met eene kleine erfenis, en in dit verhaal eene groote rol zal spelen. Hij komt in het huis van den senator, en meent uit oude vriendschap het recht te mogen ontleenen Anne te omhelzen. Maar Anne jaagt hem met een vuistslag weg. Zij had hem niet herkend. Wel maakt zij eene verontschuldiging maar ‘afkussen’ wil ze den slag niet. John verdwijnt zeer verbolgen. Ze zien elkaar niet terug, Anne sluit zich uit wanhoop bij het leger des Heils aan.
Vandermeer gaat, om zijn leed te verzetten, in de speelhuizen, waar hij veel geld verliest. De senator, die in het geheel geen geld meer bezit, besluit in zijne verlegenheid de moeder van John Vandermeer, eene bejaarde blinde dame, aandeelen in de zilvermijn voor haar klein kapitaaltje aan te bieden. De senator reist nu naar Washington, laat zich omkoopen voor vijfhonderd dollars - en dient eene zoogenaamde zilverwet in. In Belfast wordt het bekend, dat John Vandermeer de kamenier van Wolfson, eene zeer wereldsche dame, heeft gekozen tot vriendin. Deze kamenier heet Florence Almazo, en staat aan den arm van John naar een optocht van het Heilsleger te kijken - ze zien Anne zingende voorbijtrekken. Deze wordt zoo gekrenkt over het luide lachen der kamenier, dat ze in zwijm valt.
John Vandermeer laat nu Florence varen, en schaamt zich over het leed der onschuldige aangedaan. Het gaat goed met den senator - zijne zilverwet wordt aangenomen. De aandeelen in de zilvermijn stijgen vijftig percent. Miss Anne verneemt dit, terwijl zij alleen thuis is, daar hare moeder naar Washington is gegaan. Zij hoort des nachts gerucht, en begint met een geladen buks het huis te inspecteeren. Eindelijk ontdekt ze John Vandermeer, die in de woning van den senator doordrong om het geld van zijne moeder terug te eischen. De beide jongelieden bekennen nu, dat zij elkaar liefhebben, en scheiden zeer voldaan.
In dien zelfden nacht werd in het huis van den senator de kamenier Florence Almazo vermoord door een landlooper. John wordt beschuldigd. Voor den rechter betuigt hij zijne onschuld, maar het is bewezen, dat hij des nachts in het huis