wicht op zee gebruik door Platamon en andere plaatsen aan de golf van Saloniki te beschieten en voorraadschuren te vernielen.
Meer naar het Westen van de Oostgrens ligt Tirnavos, de sleutel van den weg naar Larissa, door de vlakte. Ook hier werden de Grieken teruggedrongen en van de hoogten verdreven, maar telkens hernamen zij hun stellingen in verwoede gevechten, meest man tegen man, met de verschrikkelijke bajonet. Beurtelings heette Tirnavos door de Turken veroverd en voor de Grieken behouden; op dit oogenblik weet men de waarheid nog niet. Wel is een deel van het Turksche leger in de vlakte van Larissa, waar het een gunstige positie inneemt. Zijn generale staf heeft een uitstekend gezicht van de hoogten over het gevechtsterrein, terwijl de Grieksche staf zich in de vlakte bevindt en dus de bewegingen des vijands moeilijk kan volgen. Hier heette de groote slag geleverd te zullen worden; maar weldra werd van uitstel bericht en vernam men zelfs, dat de Grieken zich verstandiglijk bij zulke ongunstige verhoudingen niet aan een veldslag zouden wagen, maar liever zouden terugtrekken naar de zuidelijke verdedigingslijn van het Othrys-gebergte en desnoods zelfs Larissa zouden prijsgeven. Tot nu toe is dat echter nog niet geschied.
Nog iets westelijker aan de Oostgrens schijnen de Grieken het sterkst geweest te zijn. Men zegt dat zij op Turksch grondgebied staan en Damasi bedreigen, maar dikwijls worden de plannen als werkelijkheid medegedeeld. Dit kan echter stellig gezegd worden: van een algemeene zegepraal der Turken is nog geen sprake. Zij zijn langzaam vooruitgeschoven, dan weer teruggedrongen, dan weer vooruitgeschoven.
Geen wonder, want de krachten zijn bijna gelijk. Veertig duizend Grieken staan tegenover vijf-en-dertig duizend Turken. Hoewel de laatsten beter geoefend en gedisciplineerd zijn, hebben toch ook de eersten getoond goede soldaten te zijn en geen lichtzinnige ophakkers, gelijk van hen de roep ging.
Op kroonprins Konstantijn - die den wijdschen titel van diádochos draagt; men denke aan de opvolgers van Alexander den Groote - rust aan de Oostgrens de zware taak de strijdvaardige Turken tegen te houden. De kroonprins houdt zich goed; hij beweegt zich vaak op het oorlogsterrein en hij is geen Grieksche grootspreker. Men verneemt zelfs weinig, bijna te weinig van hem.
Tegenover hem staat de staatsman Edhem Pasja, die thans van veldheerstalenten blijk gegeven heeft. Toch is het opperbevel hem vermoedelijk slechts opgedragen geworden in het vertrouwen, dat het hem dadelijk zou gelukken de Grieken te verslaan; want reeds is hij vervangen door den terecht gevreesden held van Plevna, Osman Pasja, die den bijnaam van Gazi, den zegerijke, draagt.
In het midden is de Grieksch-Turksche grens door bergen afgesloten. In het Westen loopt zij uit in de golf van Arta of Ambrakia, welke een nauwen ingang heeft in de Ionische zee. Aan dien ingang ligt aan den Turkschen kant de sterke vesting Preveza. Op dit zeer belangrijke punt dat den toe-