Vierges, maar had vroeger een zeer goeden naam van geestig auteur gewonnen door zijne Lettres de femmes en zijne Confession d'un amant. De nieuwe roman heet Le Jardin Secret, en schijnt veel lezers te trekken.
Le Jardin secret heeft een nieuw, nog niet behandeld onderwerp gekozen. Dit behoort inderdaad tot de groote zeldzaamheden. De auteur geeft eene uitvoerige geschiedenis van eene echte Parijsche heldin. Mevrouw Marthe Lecoudrier spreekt gedurende het geheele boek tot den lezer, en deelt uittreksels mee uit een vóór haar huwelijk gehouden dagboek. Wat den vorm aangaat kan dus het boek niet op nieuwheid bogen. Het is een ‘Ich-roman’ met de gewone schaduwzijde: te weinig episch, te veel lyrisch redeneerend, element. Maar de gebeurtenissen en de aandoeningen, die Madame Lecoudrier in haar dagboek vermeldt, zijn allesbehalve alledaagsch.
Zij is dertien jaren niet ongelukkig getrouwd. Ze heeft een dochtertje en een huiselijk arbeidzaam echtgenoot. Deze, Jean Lecoudrier, heeft Parijs verlaten door het overlijden van een bloedverwant, van wien men eene erfenis verwacht. Zij overweegt, hoe zeer ze het gezelschap van haar man noodig heeft, en hoe zij gedurende haar huwelijk is veranderd. Er blijft niets over van ‘l'autre Marthe, antèrieure au mariage.’ En daarom haalt ze een zestal cahiers te voorschijn, waarin ze als jong meisje hare indrukken van elken dag schreef.
Het blijkt, dat zij in die jaren den componist Beethoven en - o wonder der wonderen! - den wijsgeer Fichte tot hare geestelijke vaders heeft gekozen. Ook schildert ze haar voorkomen uit die dagen van Fichte: - zeer bekoorlijk door hare zachte, donkergrijze oogen, hare zeer rijke donkerbruine hairen en hare aristocratische kleine voeten en handen. Te midden van het peinzen op dien eersten eenzamen avond bemerkt ze plotseling, dat haar echtgenoot zijne sleutels heeft vergeten mee te nemen op reis. Er steekt een sleutel in het slot van eene der grootste laden der schrijftafel - andere sleutels hangen aan den ring. Zij vliegt er heen. Zij vindt in de lade een zwarten portefeuille, eene tweede kleinere brieventasch met geborduurden omslag, een pakje photographieën, een bundel met effekten en papieren van waarde, een zeer net gevouwen dameszakdoek, een ruiker van gemaakte viooltjes en andere kleinigheden.
Zij besluit terstond, dat haar man zijne liefde aan eene andere vrouw geschonken heeft - de zakdoek en de viooltjes getuigen dit alles zeer duidelijk. Ze ontdekt, dat dertigduizend franks in papieren van waarde aanwezig zijn. Ze vindt quitantiën van allerlei kleine geschenken, zelfs van meubels Uit een pak brieven, uit de portretten, blijkt het, hoewel niet zeer duidelijk, dat Jean Lecoudrier eene teedere betrekking had aangeknoopt met eene zeer bekoorlijke blonde dame, die er evenwel wat kwijnend uitziet.
Martha peinst nu op allerlei middelen, om zich te wreken. Zij herinnert zich, dat er in de Rue Montorgueil een kantoor gevestigd is, waar men ‘renseignements intimes’ en ‘informations discrètes’ kan inwinnen. Ze draagt aan dit kantoor op de papieren van haar man te onderzoeken, en het adres van de blonde dame op het spoor te komen. Daarna zet ze haar gedachtenloop voort - en verhaalt ze haar vroeger leven.