Dumas geheeten, maar stierf op zijn 71ste jaar (November 1895). Letterkundig had hij zijn naam gemaakt met zijne Dame aux Camélias - de apotheose van eene zeer bekende courtisane, eene boerendochter uit Bretagne, die eigenlijk Alphonsine Plessis heette, maar zich zelve Marie Duplessis noemde. Dumas gaf haar den naam van Marguérite Gauthier - en Verdi noemde haar eenigen tijd later la Traviata.
Eigenaardig is het verschijnsel, dat bij het overlijden van Marie Duplessis te Parijs in Maart 1847 eene verkooping werd gehouden van hare meubelen en kostbaarheden, en dat bij die gelegenheid een groot auteur uit Londen, Charles Dickens, de auctie bijwoonde. Hij heeft over dit voorval een brief geschreven aan zijn vriend Comte d'Orsay te Londen - waarin deze zeer eigenaardige passage: ‘Cette Marie Duplessis, qui a mené l'existence la plus brillante, la plus perverse et la plus folle, laisse derrière elle un mobilier exquis, tout un attirail de somptueux bijoux et de parures voluptueuses. On raconte qu'elle est morte d'un coeur brisé, on fait circuler sur son compte des légendes où le romanesque le dispute à l'absurde. Pour ma part, en brave Anglais, doué d'un peu de sens commun, j'incline à penser qu'elle est morte d'ennui et de satiété. La satiété peut tuer aussi bien que la faim.’
Loo schreef Charles Dickens aan den Graaf d'Orsay. Hier wordt de Fransche lezing medegedeeld, gegeven door den Graaf du Pontavice de Hussey in zijn sympathiek boek over Dickens, in 1889 verschenen onder den titel L'inimitable Boz. Etude historique et anecdotique de la vie et l'oeuvre de Charles Dickens.
De kalme verklaring, door Dickens opgemaakt over het sterven der later zoo befaamde Dame aux Camélias, bleek naar het getuigenis van Alexandre Dumas, geheel onjuist te zijn. Marie Duplessis bezweek aan een snel toenemend borstlijden. Het is aan den toen nog jongen Dumas gelukt deze anders zeer ordinaire hetaira te idealiseeren, met het voor hem gelukkig gevolg, dat hij in de letterkundige wereld zelfs zijn beroemden vader voorbijstreefde, daar men hem eene plaats inruimde onder de veertig onsterfelijken van het Instituut, terwijl het den auteur van Antony, van Les Trois Mousquetaires en van Le Comte de Monte-Christo nimmer gelukte een zetel te verwerven in de Académie Française.
De oude Dumas heeft dus op den één-en-veertigsten fauteuil der Académie plaats genomen, zooals beweerd is door den eveneens in 1896 overleden Arsène Houssaye. Het eenig letterkundig gewrocht van dezen polygraaf is juist zijne Histoire du 41me fauteuil de l'Académie Française. Dit boek is blijven leven - al zijne talrijke novellen en romans hebben reeds den doodstrek gezet. Ik herinner mij zeer goed, hoe in 1872 te Parijs, toen mij het voorrecht te beurt viel eenige oogenblikken te mogen spreken met Léon Gambetta, toen ik hem enkele inlichtingen vroeg over de gebeurtenissen van 1871, en toevallig sprak over een juist uitgekomen boek van Arsène Houssaye, deze mij met eene lichte beweging zijner schouders antwoordde: ‘Arsène Houssaye! Il ne faut pas le croire, c'est un parfumeur.’ Het eenig ongemeene in Houssaye is, dat hij in 1830 behoorde tot de groep der meest geavanceerde aanhangers der Romantiek, dat hij een groot vriend had in Théophile Gautier, en in den