Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 7
(1897)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
I.'t Is geen onaangename lectuur die wij tegenwoordig in alle Italiaansche bladen onder de oogen krijgen; en zeker een verkwikkende variatie op het politiek en economisch twistgeschrijf, waarin de journalisten het hier bizonder ver hebben gebracht. Montenegro en de Montenegrijnen, vorst Nikita of wel Nikolaas I, prinses Helena, zij zijn hier de onderwerpen van den dag. De journalisten willen met eigen oogen gezien hebben, de toeristen uit zuidelijk Italië vinden het een pretje, en zoo wordt het kleine Cettinje de laatste maanden overstroomd met vreemdelingen. Mij dunkt de ooren der Montenegrijnen moeten wel tuiten van genot bij al den lof die hun wordt toegezwaaid. Nu, de wat overdreven complimentjes daargelaten - pour le besoin de la cause - is 't een landje dat de belangstelling waard is en een aardige tegenstelling vormt met andere landen, waar overbeschaving tot corruptie leidde. Montenegro is klein en bescheiden, 't is waar 't telt nog geen 200,000 inwoners, maar 't heeft karakter, 't heeft nog middeneeuwsche gewoonten, maar bewaarde ook eenvoud van zeden; 't is achterlijk in de beschouwing en behandeling der | |
[pagina 50]
| |
vrouw, maar eerbiedigt haar als sekse meer dan eenig ander land; 't heeft eene absolute monarchie, maar beschouwt zijn vorst als een vriend zoowel als een vader; 't bezit geen kunst, maar heeft toch een natuurlijken smaak voor vorm zoowel als kleur; niettegenstaande deze schijnbare tegenstrijdigheden is 't een landje dat als geheel harmonisch is en zich in sterk sprekende lijnen voor onze oogen afteekent. Het gebied van Montenegro bestond tot 1878 uit niet meer dan 2900 vierkante kilometers en had eene bevolking van ruim 193,000 zielen. Met het traktaat van Berlijn werd het echter met een stuk aan de zeekust van 25 mijlen lengte en de havens Dulcigno en Antivari verrijkt. Het geheele land is in twee deelen verdeeld, Montenegro en Berda. Het heeft acht provincies, die in gemeenten, en deze weder in dorpen worden verdeeld, enkele waarvan slechts uit een paar groepen hutten bestaan. De geschiedenis van Montenegro kan in enkele trekken in herinnering worden gebracht. Zij begint eigenlijk pas in 't jaar 1389 met den slag van Kossovo, na welken het Servische rijk zich oploste en bij Turkije werd ingelijfd. Tot dien tijd was Montenegro nu eens aan de Slaven, dan aan de Croaten of Bulgaren onderworpen geweest en had niet meer gewicht in de schaal gelegd dan andere Servische provinciën. Na den slag van Kossovo waren die banden verbroken; de hertogen of vorsten van Cernagora (= Montenegro) onderwierpen zich niet aan het Turksche rijk, en zoo vertegenwoordigde dit kleine takje van den Servischen stam de onafhankelijkheid van het ras, daar het niet de vasal van Amurat II wilde worden. Dit is eene roemrijke bladzijde in de geschiedenis van Montenegro en vijf eeuwen hebben de houding van het kleine vorstendom en zijne achtereenvolgende vorsten geen oogenblik verloochend. Zoo Agram en Belgrado als de hersenen der Servische quaestie kunnen worden beschouwd, dan is Cettinje daarvan nu nog de arm en het zwaard. Van den slag van Kossowo af, omvat de geschiedenis van Montenegro drie afzonderlijke tijdperken. De eerste eindigt met 't jaar 1516 en is die van de wereldlijke vorsten, wier laatste afstammeling George I was, hertog uit den stam der Tsernoiewitch, die zich terugtrok in Venetië, vanwaar zijne vrouw was, het bestuur overlatend aan een Germaanschen krijgsvorst. In dit tijdperk werd de hoofdstad verlegd van Labliak naar Cettinje, daar dit laatste door bergen omringd, beter te verdedigen was tegen de invallen der Turken. Het tweede tijdperk loopt van 1516 tot 1697 en wordt ingenomen door den worstelstrijd tegen dit volk, aan wien het gelukte Cettinje in brand te steken. Toch gelukte het hun niet hun gezag daar te vestigen. Het laatste tijdperk begint met de verkiezing tot den troon van een lid der familie Petrowicz, waartoe nog Helena, de aanstaande koningin van Italië, behoort. De Montenegrijnsche hoofden kozen den vladika of krijgshoofd Danilo tot vorst, maar daar hij met deze waardigheid meteen Hoofd der Kerk zijnde, geen huwelijk mocht sluiten, ging de kroon telkens over op neven uit hetzelfde geslacht, totdat in 1852 een andere Danilo zich van de kerkelijke waardigheid ontdeed, en zoo den troon erfelijk maakte in zijn geslacht. Deze Danilo I | |
[pagina 51]
| |
streed, zooals er sints 1389 nooit geheel opgehouden was met strijden, tegen de Turken, redde het vorstendom van een hernieuwden grooten aanval, en werd in 1860 vermoord. De zoon van zijn broeder Mirko, de tegenwoordige vorst Nikita of Nikolaas I, de schoonvader van den prins van Napels, werd zijn opvolger. Voor wij van dezen vorst en zijne familie wat naders vertellen, willen wij een blik slaan op het volk, zooals zich dit in den loop der eeuwen ontwikkelde. Onafhankelijk van aard, daarin versterkt door de omstandigheden en de opeenvolgende vorsten, heeft het volk steeds geleefd met het zwaard in de schede of den revolver in de vuist. Zelfs bestaat er nog een artikel in hun wetboek dat hunne revolvers steeds gewapend moeten zijn, schoon er nu vrede in het land is, en de laatste worsteling, waarin de Montenegrijnen het dapper voor hunne Servische broeders uit de Herzegowina opnamen, met het Berlijnsche congres eindigde. Dit uitsluitend krijgsmansleven heeft een ruwen stempel gedrukt op de bevolking, en het leven in de bergen doet er het zijne toe om oude zeden en gewoonten te bewaren. In Cettinje kan men het merkwaardige schouwspel bijwonen van menschen tot de tanden toe gewapend een partij biljart te zien spelen. Jacht is nog een der meest geliefkoosde bezigheden; de landbouw, schoon zich in de laatste jaren meer ontwikkelend en ook door mannen beoefend, werd vroeger uitsluitend aan de vrouwen overgelaten, die het hardste werk verrichten, en niet beter weten of het behoort zoo. Evenals in tijden van oorlog de rustdagen niet veel meer dan luierdagen zijn, zoo ook hoort men op de markt te Cettinje meer babbelen en de allerlaatste nieuwtjes behandelen, dan kort en krachtig zaken afdoen. De zeden zijn doodeenvoudig. De Montenegrijn is matig van aard, en het leven in de vrije lucht maakt hem sterk. De mannen zijn athletisch gebouwd, en hebben den blik van een arend; bijziendheid komt bijna niet voor. Hij is vlug en behendig als een gems; hij kan een geheelen dag loopen en klimmen, teerend op een stuk brood en een glas wijn. De Montenegrijnen worden dan ook oud, en daar zij jong trouwen, en er het patriarchale gebruik heerscht, dat de getrouwde zoon bij den vader intrekt, die steeds het hoofd blijft der zich steeds vermeerderende familie, treft men dikwijls verscheidene geslachten bij elkaar aan. Zoo vond een Fransch reiziger in een dorpje zeven opeenvolgende geslachten; de stamvader was 117 jaar oud, dan volgde de zoon van 100 jaar, de kleinzoon van 82, diens zoon van 67 en verder was er een zoon van 43, een van 21 en eindelijk de Benjamin der familie van 2 jaar. De Montenegrijn is gastvrij, maar arm en - daarom misschien - zeer op de penning. Hij moet hard werken voor zijn brood; en lange tochten over de bergen maken om de voortbrengselen van zijn land, zijn vee enz. op de markt of naar de havenplaatsen te brengen. Aan den anderen kant is zijne eerlijkheid spreekwoordelijk. Nog voor kort stond er op het plein te Cettinje een plataanboom, aan welks takken de gevonden voorwerpen werden opgehangen, die de eigenaars daar dan kwamen afhalen. Onlangs zeide vorst Nikita tot eene dame, die een bezoek aan het hof bracht, en van een in Italië verloren | |
[pagina 52]
| |
armband sprak: ‘Hadt gij hem hier verloren, zoo was hij binnen drie dagen bij mij gebracht, ook al ware hij in het verste hoekje der Zwarte Bergen gevonden.’ Uit dit gezegde blijkt reeds hoe eenvoudig de betrekking is tusschen vorst en volk. Ook hij is de vader van zijn volk, als de stamvader het is van zijn gezin. De geringe oppervlakte van het land, de kleinheid der residentie Cettinje, dat niet meer dan honderd goede huizen telt, en tusschen de twee en drie duizend inwoners (de opgaven zijn allen verschillend) en de
Vorst Nikita (Nicolaas I) van Montenegro.
eeuwenlange krijgen waarin de vorst, die te gelijk den generaal vertegenwoordigde, als 't ware met 't volk te samen groeide, brachten bij tot deze zeer eigenaardige verhouding. Vorst Nikita regeert nu zijn land sints 36 jaar en is geliefd als op den eersten dag. God, de Gospodar (= heer) en de revolver, hieromheen draaien de gevoelens en het leven der Montenegrijnen. De toegang tot den Gospodar staat open voor den minste uit het volk. Als hij door de straten wandelt, spreekt men hem aan of hij hun, op de audiëntie in 't kleine paleis mag men zijne klachten onmiddellijk bij hem inbrengen; ja | |
[pagina 53]
| |
er bestaat eene oude gewoonte, dat de vorst op een steen of een boomstam gezeten op het plein van Cettinje klachten aanhoort of recht spreekt. De Montenegrin, schoon overigens trotsch van aard, kust hem de hand, den zoom van het kleed of den voet, en luistert eerbiedig naar zijn woord. Toch, hij durft zijne meening te zeggen, ziehier een aardig bewijs. Toen in het kleine dorpje Niegosch de koning met zijne onderdanen sprak over het aanstaande huwelijk van zijne dochter met den prins van Napels, zeide een boer, na hem zijne goedkeuring hierover betuigd te hebben, plotseling: ‘Maar waarom geeft ge niet uwe andere dochter aan den koning van Servië?’ De vorst legde hem uit, dat er een graad van bloedverwantschap tusschen de vorstenhuizen bestaat, volgens welke dit huwelijk bij de Kerk niet geoorloofd zoude zijn; hij weet natuurlijk zeer goed, dat door de Kerk voor zulke gevallen bizondere toestemmingen worden verleend, en dat het politieke redenen zijn, die hem tot de weigering hebben doen besluiten, maar zeide dit natuurlijk niet. Het boertje dacht even na, schudde toen 't hoofd en zeide: ‘nu, je kunt natuurlijk doen wat je wilt, maar mij had dit huwelijk pleizier gedaan.’ Trouwens de min of meer plebiscietische gebruiken in Czernagora kwamen bij die verloving duidelijk uit. Het was iets waarin het geheele volk, zoo al niet gevraagd, dan toch gekend werd; ‘te Spatz,’ vertelt een ander, ‘verzamelde de vorst al de dorplieden om zich heen, en als in een familieraad vroeg hij hun of zij tevreden waren, dat hij zijne dochter aan den prins van Napels had gegeven. Victor Emmanuel zelf was er bij, die toen enthousiastisch werd toegejuicht. Daarna begonnen de gesprekken tusschen den vorst en zijn onderdanen. Deze had dit, die dat te vragen; allen spraken over het aanstaande huwelijk en de toekomst der andere dochters. | |
II.'s Winters avonds even als op de andere Montenegrijnsche goederen, verzamelt de vorstelijke familie zich aan den haard en komen de vrienden van den huize om over de politiek of de stadsnieuwtjes te praten. Soms ook begeleidt de vorst op de ‘Guzla’ de door hem zelf gedichte vaderlandsche liederen. In zijn spreken is hij, schoon vriendelijk van aard, kort en bondig, en daarbij, waar het politiek geldt, zeer diplomatisch. Dit weten trouwens de journalisten te vertellen, niet juist de tegenwoordige, maar die hem gedurende den oorlog in de Herzegowine interviewden. Hij is te veel een vorst die zijn tijd begrijpt om hiermee niet zijn voordeel te doen, en zoowel het journalisme als zijn eigen dichterlijk talent aan de Servische zaak en zelfs aan de binnenlandsche politiek dienstbaar te maken. Zijn vrije uren wijdt hij namelijk aan zijn letterkundigen arbeid. Dat vorst Nikolaas' politiek een invloed en eene positie heeft, weinig in harmonie met het handjevol onderdanen dat hij bestuurt, is een feit, en dat in tegenoverstelling van het vorstelijk huis Obrenovitch in Servië, dat de oorzaak is van zijn ongelukkigen toestand in de laatste jaren, het huis Petrowich Montenegro slechts geluk heeft aangebracht, is evenzeer een feit. Nikolaas I | |
[pagina 54]
| |
is niet slechts de vorst der Montenegrijnen, maar het eigenlijke ideaal van geheel Balkanie, naar hetwelk Bosnië zoowel als Herzegowina, 't noordelijk Macedonië zoowel als 't eigenlijk Servië, de oogen gericht houdt. En dat hij zich, waar 't pas geeft, ook door Oostenrijk weet te doen eerbiedigen, kan 't volgende bewijzen: Een paar maanden geleden werd een Montenegrijnsch veehoeder die zijn schapen op Oostenrijksch grondgebied had laten grazen, in een daaruit ontstanen strijd, door de douanen gedood. De weduwe ging hulp vragen bij haar landgenooten, die overwinnaars bleven; drie douanen werden gedood, andere gewond, en de schapen in triomf teruggevoerd. Met geval was natuurlijk van ernstigen aard; maar het Montenegrijnsche volk toonde zich zóó vast besloten elkaars partij te nemen, dat de Oostenrijksche autoriteiten de wijste party hebben moeten kiezen en de zaak sussen. Een landje van 200,000 inwoners met een balans van 2 milioen zoude eerder een oorlog te gemoet gaan dan twintig schapen in de handen van hen laten, aan wie ze niet toekomen. Ingesloten tusschen twee groote rijken als Turkije en Oostenrijk als een vlieg tusschen twee olifanten, zijn zij daar volkomen rustig bij, trachtend in dezen vredestijd hun land economisch te ontwikkelen, maar klaar met 't zwaard als 't oogenblik dáár is om een groot volk te worden en een grooten staat te vormen, wat in aller harten leeft. Nikolaas I weet deze gevoelens aan te kweeken, en te gelijk, terwijl de Balkanische Staten door politieke partijen worden verscheurd, eenheid van bestuur en richting in zijn volk te verwezenlijken. Het parlementarisme bestaat daar niet; de Gospodar, geliefd en vereerd, vertegenwoordigt de absolute macht: zijn ministers zijn niet veel meer dan zijn secretarissen; zijn oog reikt tot in het verste hoekje der zwarte bergen. Hij kent al de familiehoofden van zijn land, hunne verhoudingen en hunne gezindheden, en als 't noodig is komt hij tusschenbeide om te helpen, te straffen, te bevredigen. Verkeerde elementen weet hij uit elk bestuur te houden; goede maakt hij zich ten nutte. Het tegenwoordig wetboek is onder zijne leiding gemaakt; de ontwikkeling van den landbouw sints 1878 is aan hem te danken; het leger dat nu in geregelden goeden staat verkeert en in vredestijd uit 36,000 man, in oorlogstijd uit 60,000 man bestaat, is zijn werk. Zonder dwang, zonder hardheid, is hij het centrum van zijn volk, de spil waarom alles draait. Hoe eenvoudig de inrichting der Staatszaken zijn, blijkt uit het volgende: Een Engelsch toerist had vergunning tot een bezoek aan 't ministerie van finantiën. Hij vond den minister op zijn post, die in een rijk groen en wit nationaal kostuum zijn plichten vervulde, steeds met den revolver naast zich. Met enkele woorden legde hij den Engelschman het systeem uit waarnaar de finantiën bestuurd werden. In elk distrikt zamelt een kapitein van 't leger de belastingen in, en brengt die aan den minister te Cettinje, die ze in de brandkast met dubbel slot wegbergt. Deze betaalt daarvan het noodige geld voor het onderhoud van den Gospodar en voor de beambten. Schuld is er niet, de balans is altijd zuiver. Nog andere zaken zijn vermakelijk eenvoudig ingericht. Drie rechters vormen | |
[pagina 55]
| |
het tribunaal, en beslissen over de aanhangige zaak. Ieder is zijn eigen advocaat; en legt men zich niet bij de sententie neder, of wil men de zaak verhaasten, welnu dan moet de vorst uitspraak doen. Groote misdaden komen zelden voor; schoon de doodstraf bestaat, is in geen tien jaar iemand gefusilleerd. En gevangenen voor kleine vergrijpen ziet men zeer gemoedelijk, al of niet geketend, hunne dagen voor de poort der gevangenis doorbrengen, waar zij vriendenbezoek krijgen of over 't stadnieuws kunnen babbelen. Ontvluchten trouwens zou niet baten daar hun de wapens zijn afgenomen, en zij dus dadelijk herkend zouden worden. Wij spraken met een enkel woord over de achterlijke denkbeelden omtrent de vrouw. Deze zijn werkelijk middeneeuwsch gebleven; en schoon ook hierin vorst Nikita het bewijs van een andere beschouwing heeft gegeven, is deze nog weinig tot het volk doorgedrongen. De vrouw is voor den Montenegrijn niet veel meer dan eene dienstmaagd, en uitgezonderd in hare waardigheid als moeder, heeft zij niets in te brengen. In den familieraad heeft zij geenerlei stem, haar man of broeder is haar heer, zij kust hem de hand. Het hardste werk verricht zij en er is een spreekwoord dat luidt: onze vrouwen zijn onze muilezels. De geboorte van een meisje is een ramp; en toen Keizer Nikolaas van Rusland kwam om de dochter van den vorst en de vorstin ten doop te houden, had hij een koele ontvangst, daar het een meisje betrof. Wordt er een jongen geboren, dan is er vreugde in de geheele familie en wordt hij met gelukwenschen overladen; is 't een dochter, dan ontvangt de vader met neergeslagen oogen zijn vrienden op den drempel van zijn huis, en durft nauwelijks de waarheid uitspreken. Maar als er verscheiden meisjes achter elkaar worden geboren, moeten de priesters komen, en den drempel, die op den huwelijksdag betooverd is, met olie besprenkelen. Opgegroeid, wacht de arme kinderen geen gemakkelijk leven, en de liefde is voor haar geen rozengeur of maneschijn. In de wieg wordt zij soms al verloofd, en zoo niet, dan is het toch eene zaak, die allereerst tusschen de familiehoofden behandeld wordt. Galanterie schijnt er geen gebruik, zoete flirtation evenmin; men trouwt als 't beslist is en daarmee uit. Toch, met hare maatschappelijke geringschatting gaat een groote eerbied van hare sekte gepaard. Verleidingen komen zoo goed als nooit voor en worden met den dood bestraft. Een Montenegrijnsche vrouw of meisje, jong of oud, mooi of leelijk, kan ongehinderd de meest eenzame wegen gaan. Zij is niet mooi over 't algemeen, maar krachtig gebouwd; toch heeft zij de kwijnende oogen en de bleeke tint der Orientalen. De oorzaak van de reinheid van zeden en achterlijkheid van gebruiken moet gezocht worden zoowel in het eenvoudige, gezonde leven tusschen de onvruchtbare bergen, als in de Oostersche afkomst van het volk. Wat de beschouwing der vrouw betreft, huldigt vorst Nikita begrippen, die eerst aanstoot gaven, ten minste verwondering baarden. Hij laat namelijk vorstin Milena toe tot de vergaderingen van den Staatsraad, en vraagt daar hare meening en toen in 1868 de vorst een reis naar Rusland moest onder- | |
[pagina 56]
| |
nemen, deed hij aan de consuls van Ragusa, van Scutari en der naburige provincies weten, dat gedurende zijne afwezigheid zijne vrouw de leiding der zaken op zich zoude nemen. Vorstin Milena.
De vorstin is de dochter van den voivoda of generaal Pietro Stephanow, den vriend van vorst Nikita's vader, Mirko. Zij werden naar Montenegrijnsch gebruik reeds in de wieg verloofd. Hunne tien kinderen, zeven meisjes en drie jongens, voltooiden grootendeels hunne opvoeding in het buitenland. Prinses Helena was op een kostschool te Petersburg, en daar zij veel aan teekenen doet, bezocht zij de musea te Dresden en München, en studeerde daar. Den prins van Napels leerde zij kennen in Venetië, waar zij met hare ouders en zuster een paar weken doorbracht. Zoowel Humbert als Victor Emmanuel konden hunne oogen niet van het mooie meisje afhouden, en men behoeft niet te twijfelen, of van den kant van den prins is dit een huwelijk uit liefde. Wat het prinsesje betreft: glissez mortels, n'appuyez pas. Wie zal beslissen, of zij het offer is van haars vaders diplomatie, of de gouden kroon haar toelacht, of wel, dat het bleeke hoofd van den jongen prins werkelijk voor haar met den aureool der liefde is omgeven? Rome. October 1896. |
|