Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 385]
| |
[pagina 385]
| |
De versierde Pont de la Concorde.
| |
Schetsen uit Parijs tijdens het bezoek van den czaar.
| |
[pagina 386]
| |
uit de omliggende plaatsjes en uit de voorsteden te voet of per rijtuig optrekt naar dit betrekkelijk kleine plekje grond, dan kan men zich eenigszins voorstellen, hoe ontzettend druk het hier is in de straten en op de boulevards. Alle trams en omnibussen zijn voortdurend bezet, ‘complet’. Op ieder kruispunt van twee drukke straten zijn opstoppingen en is het, boven op een omnibus gezeten, onmogelijk ook maar een duimbreed van den beganen grond te ontdekken. Aan loopen of oversteken valt op zulke plaatsen in 't geheel niet
Ieder met een blaadje in de hand.
te denken; men heeft te kiezen tusschen omkeeren of geheele straten omloopen. Overal spoeden zich tallooze courantenventers voort met haastigen tred, luid de namen hunner bladen uitschreeuwend; of colporteurs met programma's der feestelijkheden. Hier staat een vrouw, begeleid door het gekerm van een gitaar, door een verloopen sujet mishandeld, een versje op te dreunen: ‘Salut à la Russie’; om haar heen vormen zich groepjes vroolijke feestgangers, die, ieder met een blaadje in de hand, in koor meezingen; iets verder tracht een ver- | |
[pagina 387]
| |
makelijk type twee beweegbare poppetjes aan den man te brengen: het eene den Czaar, het andere den President voorstellende. Om een scharnier in hun heupen staan ze voortdurend te buigen, terwijl ze elkander hartelijk de hand drukken. ‘Achetez le premier entretien de Félix Faure avec le Tsar’; een ander roept weer: ‘Le succès du jour, la carte-postale franco-russe pour dix centimes’, weer anderen verkoopen alle mogelijke portretten van den Czaar; één, dat eerst zichtbaar wordt, wanneer men een blaadje papier - een visitekaartje van den Keizer - tegen het licht houdt; een ander, waarop hij in uniform van de ‘Hussards de la Garde’ staat afgebeeld, vertoont hem, even als het andere tegen het licht gehouden, in tenue van generaal van het Fransche leger; of een voorwerpje, de ‘kinéphysiographe’, dat hem weergeeft in een twaalftal photographietjes, de Fransche vlag salueerend; of ‘le mouchoir franco-russe, l'éventail de la Tsarine, le fouet du petit moujik, le noeud de l'alliance, le sifflet du cosaque,.... enz. enz. President Félix Faure.
De aankomst te Cherbourg word niet door het weder begunstigd; de regen daalt in stroomen neder, de somberheid van de landingsplaats, die geheel ontruimd is en waar slechts, van afstand tot afstand, schildwachten met hun regelmatigen stap heen en weder loopen, nog vermeerderende. Om twee uur voert de ‘Poolster’ de doorluchtige bezoekers de haven binnen; de keizerlijke standaard hoog uitwaaiend aan den grooten mast. Het is een statig schip, zwart met licht geel, de achtersteven versierd met een geheel vergulden Russischen adelaar. Na veel gemanoeuvreer geraakt het keizerlijk jacht langs zijde van de ‘Bisson’ welk schip als het ware de brug zal vormen, waarover de gasten het vasteland, Frankrijk, zullen betreden. Om drie uur vangt de ontscheping aan. De President der Republiek, Loubet, president van den Senaat, en Brisson, president van de Kamer van Afgevaardigden, staan op het dek van de ‘Bisson’ in afwachting. Daar treden de gasten uit hun deksalon; voorop de Czarina: Alexandra Feodorovna, in lichtgrijs toilet en pelerine van dezelfde kleur, met grooten kraag met kant; dan de Czaar in uniform. Félix Faure, blootshoofds, kust buigende de hand der Czarina en drukt die van den Keizer, tot welkomstbegroeting op Fransch grondgebied, waarna hij der Keizerin zijn arm ten geleide biedt. Dit oogenblik geeft de momentopname weer, waarvan een reproductie tegenover het begin van deze schetsen een plaats heeft gekregen.Ga naar voetnoot*) | |
[pagina 388]
| |
Hierop volgt een groote revue der oorlogsbodems, een bezoek aan het admiraalschip ‘Hoche’, een banquet, illuminatie en dan ten laatste om half negen vertrek naar Parijs van den keizerlijken trein, een kwartier daarna gevolgd door dien van den President, den geheelen weg door schildwachten bewaakt. Even over tienen stopt den volgenden morgen aan ‘La gare du Ranelagh’ de trein van den president, waarin te Versailles het keizerlijk paar is overgestapt uit den eigen trein, die nu de kleine groothertogin Olga, met haar aanzienlijk gevolg, verder voert naar het station Montparnasse. ‘La gare du Ranelagh’ is een klein, alleen voor deze gelegenheid opgetrokken station. Het is kwistig versierd met levend groen, orchideeën en chrysanthemums, welke door dames en meisjes na het vertrek van den stoet, gretig geplukt en na gedroogd te zijn, zorgvuldig bewaard worden als aandenken aan deze groote gebeurtenis. Een dubbele haag ruiterij, waarachter aan weerszijden een rij politiemannen, het gelaat naar het dicht opeengehoopte volk.
Daar stelt zich de schitterende stoet in beweging. Voorop een piket republikeinsche gardes, te paard; vervolgens de schilderachtige Afrikaansche ruiterij; jagers en Spahis, Arabische opperhoofden, Aghas uit Algiers, Caïds uit Tunis, allen met tulbanden of vreemdsoortige, kleurige hoofddeksels en witte of bont gekleurde zijden boernoes. Hierachter een rijtuig à la daumont bespannen, waarin vooruit rijdende de Czaar en Czarina, tegenover hen Félix Faure; een detachement dragonders met kleine vlaggetjes aan de omhoog gestoken lansen; zes kalessen, de koetsiers met witte pruiken; weder een peloton ruiterij, vier landauers, enz. enz.... En voort vliegt de stoet, langs de Avenue du Bois de Boulogne, Avenue des Champs-Elysées, over de Place de la Concorde en de brug van dien naam naar de Ambassade, den geheelen weg over tusschen een | |
[pagina 389]
| |
dubbele haag ruiterij, waarachter aan weerszijden een rij politiemannen met het gelaat naar het dicht opeengehoopte volk. Genesteld in de boomen, waarvan de takken doorbuigen onder hun gewicht.
Reeds uren voor de stoet haar zal oversteken, is de reusachtige vlakte van de Place de la Concorde geheel gevuld met nieuwsgierigen; elk plekje hoe klein ook, hebben zij bezet; ze staan op de randen der fonteinbekkens - aan den kant waar de vrij hevige wind het opspuitende water buiten de bassins en op de randen ervan doet nederstroomen, staan ze met opgestoken parapluies, of laten zij, die niet voorzien zijn van zoo'n bescherming, zich dood bedaard tot op de huid doorweeken, liever dan hunne plaatsen prijs te geven - op de monumenten die de Fransche steden symbolisch voorstellen zijn ze gezeten, boven op de hoofden dier reusachtige vrouwenfiguren, of op de schouders, en bij groepjes op de knieën als in den schoot eener moeder, en dat alles ondanks het overal aangeplakte verbod. - Slechts één monument wordt geëerbiedigd: dat van Strasbourg, dat geheel behangen is met nieuwe rouwkransen, en gedekt met een groote zwarte Elzassche muts met breed afhangend lint, een zonderling contrast met die vroolijke, feestvierende menigte - op den hoogen muur, die de Jardin des Tuileries van het plein scheidt, staan ze in eindelooze rij verheugd zoo'n veilig plekje veroverd te hebben; sommigen spottend nederziend op de krioelende menigte onder hen. Doch hun vreugde is van korten duur. Daar wringt zich een | |
[pagina 390]
| |
Russische kerk in de Rue Daru.
klein dik heertje door de massa, tot aan den voet van den muur. Zijn rond hoofdje is rood van inspanning en dreigend zwaait hij een geweldigen wandelstok; zeker een lid van de commissie van orde. ‘Allemaal naar beneden’ buldert hij, en een ieder klautert pruttelend naar beneden, op den beganen grond door ironisch gelach ontvangen. Bij de Champs-Elysées, hebben ze zich genesteld in de boomen, waarvan de takken doorbuigen onder hun gewicht. Sommigen hebben dikke touwen medegenomen en hangen in lussen aan de onderste takken te schommelen; één heer hangt, zich krampachtig vastklemmend aan zijn, van een haak voorzienen wandelstok, aan een tak te bungelen; de goeie man ziet paars van vermoeienis, en vertoont veel overeenkomst met een gehangene; maar zijn stok loslaten, en het mooie uitzicht prijs geven - dat nooit! Twee klimlustigen zijn met den tak, waarop zij zaten, naar beneden geduikeld, en deerlijk gewond naar een hospitaal vervoerd. Weer anderen hebben vouwstoeltjes, tafels of | |
[pagina 391]
| |
ladders medegebracht; één heeft den vernuftigen inval gehad, op stelten te komen, en stapt nu statig over het plein, in de verte den indruk gevende, alsof hij over de hoofden wandelt.
Van de Ambassade, waar gedineerd is, gaat het naar de Russische kerk in de Rue Daru, een modern Byzantijnsch gebouw in den vorm van een Grieksch kruis, gekroond door vijf spitsen, waarop vergulde peervormige koepels met kruizen. De dienst, welke de hooge gasten hier bijwonen duurt nauwelijks twintig minuten. En verder gaat het weer door de overvolle straten naar het Elysée, waar receptie gehouden en gedineerd wordt; van daar naar de gala-voorstelling in de Opera, waar het publiek, en vooral de keizerlijke loge meer de aandacht trekt, dan de voorstellingen van de tweede acte van Sigurd, de Méditations de Thaïs en het ballet uit de eerste acte van Korrigane. Hangen behendig en met veel smaak de lampions in de naakte takken der boomen.
De schemering begint te vallen; van alle kanten komen karren aangereden, volgeladen met duizende vetpotjes en gekleurde lampions; honderde handen nemen ze in ontvangst en reppen zich de potjes aan de R's en F's en aan de wapenborden der masten langs de trottoirs op te hangen. Anderen met lange latten gewapend, hangen behendig en met veel smaak, de hun toegereikte lampions in de naakte takken der boomen. | |
[pagina 392]
| |
Nog maar weinige oogenblikken en als met een tooverslag is geheel Parijs overgoten door een zee van licht. Een Parijsch type.
Op de Place de la Concorde alleen, branden dertig duizend gasvlammen in ronde witte ballonnen, de lantaarnpalen met vurige slingers aaneensnoerend; twee oneindig lange schitteringen klimmen van hier de Champs-Klysées langs tot aan den voet van den Arc de Triomphe, op de Place de l'Etoile. Op de groote boulevards hangen van afstand tot afstand, tusschen hooge masten, in groote bogen, electrisch-verlichte kogelronde gekleurde ballen, wat een heel goed effect had kunnen maken, als men die ballen van celluloïde niet zoo'n gemeen rood kleurtje had gegeven, waardoor deze illuminatie totaal mislukt. Ook is de toevoer van electriciteit onvoldoende, zoodat hier en daar verscheiden van die bogen in duisternis gehuld zijn. Alle bruggen zijn geïllumineerd, alle groote openbare gebouwen, torens, monumenten, groote magazijnen en honderde particuliere woonhuizen; overal lange lijnen van tintelend licht, schitterende sterren, vlammende R's en F's en vurige dubbele adelaars; en daartusschen en daar onder drie millioen slenterende wandelaars, met een vreemdsoortig gegons de groote stad vullend, nu zonder het dreunend geraas van omnibussen en rijtuigen, voorzichtigheidshalve voor dezen avond buiten dienst gesteld.
Op de terrassen van het Trocadero staan meer dan drie honderd duizend menschen dichtopeengepakt, om van het vuurwerk op den Eiffeltoren, het grootste van de vijf die heden avond ontstoken worden, te genieten. Om half tien schieten de eerste vuurpijlen sissend omhoog en braken eenige hon- | |
[pagina t.o. 393]
| |
Czaar, Czarina en Grootvorstin Olga.
| |
[pagina 393]
| |
derde bommen, onder een geraas als van den rollenden donder, een zondvloed uit van veel-kleurige sterren. Het hoofdnummer is een reusachtige Sint-George, uit een groote vlam, die den geheelen toren omvat, te voorschijn tredend, terwijl aan het slot een omhoog sissen van tienduizend pijlen, het geheele uitspansel, voor enkele oogenblikken slechts, als met diamanten bezaait. In de buitenwijken, op pleinen en op de hoeken der straten, zijn kleine,
Op weg naar het vuurwerk.
met vlaggedoek en vetpotjes versierde houten tentjes opgericht, waarin een viertal virtuozen juist plaats genoeg hebben om hun instrumenten te bespelen. Bijna zonder ophouden klinkt hun muziek, en draaien en zwaaien de vroolijke paartjes om hun tentjes heen.
Den volgenden dag, Woensdag, begint het plein voor de Notre-Dame zich reeds om acht uur te vullen, doch spoedig wordt het weer voor een gedeelte schoon geveegd door een bataillon cavalerie. De ramen en daken van alle | |
[pagina 394]
| |
Draaien en zwaaien de vroolijke paartjes.
| |
[pagina 395]
| |
omliggende gebouwen zijn dicht bezet; achter de vensters van het ziekenhuis, L'Hôtel-Dieu, ziet men alle verpleegden die hun leger konden verlaten, de traditioneele katoenen muts op het hoofd. Illuminatie van de ‘Tour Saint-Jacques.’
Om half tien nadert de stoet - eindeloos gejuich! - en houdt stil voor de drie goddelijk schoone portieken, waartusschen n.b. tot versiering, wapenborden en vlaggentropeëen zijn aangebracht, terwijl daarboven de lange rij koningsbeelden in hun acht-en-twintig nissen, tegen een, voor deze gelegenheid er achter gehangen rooden lap (ook al om den gevel wat op sieren) te voorschijn treden als de gesneden houten beelden van een reusachtig draaiorgel. Welk een tegenstelling met wat aan de achterzijde van den kathedraal te aanschouwen valt: hier gejubel en geestdrift, vereering en aanbidding van twee menschen, van gelijke bewegingen en even broos als wij; daar - op weinige schreden afstand - de Morgue, stil en somber, met wijd ontsloten deuren. De menigte, die er zich anders verdringt - zoo vaak onder gelach en gespot - staat nu dicht opeen gepakt, op het plein voor de kerk zijn nieuwsgierigheid, zijn kijklust bot te vieren, om straks, als zij, wie aller hulde geldt, vertrokken zullen zijn, opnieuw toe te stroomen. | |
[pagina 396]
| |
Eenzaam en verlaten liggen hier achter groote glasruiten - als voorwerpen uit een kijkspel - twee menschen met verwrongen gelaatstrekken, ruglings uitgestrekt op ijzeren rustbedden. Hun lijken, die na aan eene kunstmatige bevriezing blootgesteld te zijn, in een temperatuur van 4 graden vorst, voor bederf bewaard blijven, zijn bedekt met hun schamele, beslijkte jassen, waarvan de mouwen slap neerhangen. De een ligt met gesloten oogen, den mond wijd opengespalkt, als had de dood hem gegrepen bij het uitschreeuwen van zijn haat aan de wereld rondom hem. De ander heeft het eene oog gesloten, terwijl
Parijsche types.
het andere glansloos en somber door de geopende deur naar buiten staart. Misschien gisteren nog sleepten zij zich voort, met de wanhoop in de ziel, tusschen al dat feestgewoel en die vroolijke drukte - getuigen van een vreugde die aller deel scheen, behalve het hunne. Overal geglans van licht, gewapper van vlaggen, vroolijk gejuich en opgewekte muziek; overal zich in rijtuigen voortspoedende geroepenen naar recepties en feesten in zalen, tintelend van licht en warmte, waar men zich schikt aan | |
[pagina 397]
| |
de lange tafels, beladen, tot doorbuigens toe, met het kostbaarste zilver en de heerlijkste spijzen... en voor hen van die tafels geen kruimke. Radeloos van honger hebben ze geloopen, hierheen, daarheen; waarheen niet? tot zij zich eindelijk van een der weelderig versierde en verlichte bruggen hebben nedergestort in het donkere water, dat daar golft in de diepte - zich losscheurend van een wereld, die weelde geeft aan velen en geen brood voor hen had. Toen eerst hebben zich handen naar hen uitgestrekt - om hen te ontnemen aan de armen van het water dat zich over hen ontfermd had - en ze hebben hen nedergelegd, als reeds zoovelen in treurige, eindelooze rij, die zich aldoor verlengt.
Op den middag heeft de keizer den eersten steen gelegd voor een nieuwe brug, Pont Alexandre III, die de Champs-Elysées met de Esplanade des Invalides zal verbinden, de plaats die door de groote kermis van 1900 zal worden ingenomen. Bij deze ceremonie zijn gebruikt een massief gouden truffel, met op het handvat het wapen van Parijs en de spreuk ‘Fluctuat nec mergitur’ en een stalen hamer, waarop in gouden letters, de woorden ‘Pax’ en ‘Robur.’
Een komisch geval daar in Versailles... Een aantal afgevaardigden, sénatoren, admiraals en generaals en andere hoogwaardigheidbekleeders zijn met hunne vrouwen en dochters uitgenoodigd, door middel van een sierlijk bedrukt rose biljetje, ‘à assister à la Fête qui sera donnée au Palais de Versailles le 8 Octobre à 2 heures de l'après-midi en l'honneur de Leurs Majestés l'Empereur et l'Impératrice de Russie.’ Ieder, die zoo gelukkig is, zoo'n biljetje ontvangen te hebben, trekt op den gewichtigen dag al vroeg op, naar het in de geschiedenis zoo beroemde en beruchte Versailles. Op een kilometer afstand van het kasteel genaderd, worden de rijtuigen eensklaps tot staan gebracht; het is verboden verder te rijden; nu dat is zoo erg niet; vroolijk stapt men uit en spoedig staat men voor den hoofdingang van het park. Het hek is gesloten en wordt streng bewaakt. Op het herhaaldelijk verzoek het te openen, luidt het kort en krachtig: ‘On ne passe pas!’ Wat! En men is uitgenoodigd om hier om 2 uur feest te komen vieren; de rose briefjes worden te voorschijn gehaald, doch het hek blijft onherroepelijk gesloten. Het eenigste wat men nog aan de gesloten lippen van de wachters kan ontlokken is: ‘Voyez à droite.’ Het park omgetrokken naar den rechter ingang, doch ook deze bewaakt en onwrikbaar gesloten, en hier het eenige antwoord: ‘Voyez à gauche!’ Mopperend trekt de sierlijk uitgedoste stoet naar den linker ingang; weder gesloten, weder de uitnoodigingskaarten voor den dag gehaald, doch ook weder hetzelfde antwoord: ‘Voyez à droite!’ | |
[pagina 398]
| |
Opeens, terwijl men zich luid gesticuleerend voor het hek verdringt, slaan van het rijtuig van den minister van financiën de paarden, door saluutschoten verschrikt, op hol en rennen recht op de genoodigden toe. Een vreeselijke verwarring ontstaat, ieder tracht te vluchten, tot eindelijk, op slechts twee meter afstand van het hek de paarden gegrepen en tot staan gebracht worden. Twintig personen op zijn minst zijn tegen den grond geslagen door de in woedende vaart voortvliegende paarden of in hun haast gestruikeld; verscheiden zijn gewond. Terwijl dit een en ander voorvalt, rijdt het keizerlijk paar voorbij; de czarina richt zich in haar rijtuig op en schijnt hevig ontroerd, evenals de czaar. Inmiddels is het hek eindelijk ontsloten en bevindt ieder zich weldra op het binnenplein, vol hoop de schreden richtende naar den ‘Escalier des Princes’ die toegang geeft tot de beroemde ‘Galerie des Glaces,’ de tot het feest bestemde zaal. Bij de trap luidt alweder het consigne: ‘On ne passe pas!’ doch ook deze hinderpaal wordt ten laatste overwonnen, en eindelijk, tot aller opluchting, bevindt men zich ten laatste in de feestzaal, die, daar de helft voor de hooge gasten open gehouden wordt, veel te weinig ruimte biedt voor de genoodigden. Doch men schikt zich in zijn lot, en wacht geduldig op de dingen die komen zullen. Wanneer? Een kwartier verloopt, een uur, twee uur en nog niets dat de komst van de langverwachten aankondigt. Het lange staande wachten - stoelen zijn er niet aanwezig - werkt ontzettend vermoeiend, vooral daar het nog al warm in de zaal is. Om wat uit te rusten en wat koelte te genieten, treden eenige dames en heeren de twee aangrenzende salons binnen, waar stoelen langs den wand gerangschikt staan, met hun zachte bekleedingen tot nederzitten uitlokkend. Nauwelijks hebben zich eenigen nedergevlijd, of daar klinkt alweer dat alles verbiedende consigne: ‘Mesdames, messieurs, vous ne pouvez rester assis,’ hevig verzet, doch zonder baat. Het eenige redmiddel is zich plat op den vloer neder te zetten, hetgeen dan ook verscheidene dames, niettegenstaande de vrees hun kostbare toiletten te kreuken, ten uitvoer brengen. De warmte begint hinderlijk te worden, de ontevredenheid stijgt meer en meer, enkelen willen het kasteel verlaten om in het park zich te gaan verkwikken - doch weder dat hatelijke consigne: ‘Mesdames, messieurs, vous ne pouvez sortir.’ Om ruim 4 uur dreunt er een kanonschot; door de ramen ziet men het keizerlijk rijtuig in het park naderen, alle vermoeienis en ontevredenheid is oogenblikkelijk vergeten; fluks rijzen de dames van den grond op, de plooien van hun kleed glad strijkende, en stelt men zich in twee rijen, de blikken vol verwachting op de deur gericht. Weer verloopt een uur en reeds is het bijna donker, als het commando, gegeven aan de leerlingen van de militaire school te Versailles, die de zaal in tweeën verdeeld houden, weerklinkt: ‘Présentez armes!’ Eindelijk zal dan toch aan het lijden een einde komen; de deuren vliegen open, en aan het einde van de zaal onderscheidt men vaag in het halfduister, het keizerlijk paar, den president en beider gevolg. ‘Vive l'Empereur! Vive l'Impératrice!’ | |
[pagina 399]
| |
klinkt het uit aller mond, doch op hetzelfde oogenblik verdwijnt de stoet weder door een andere deur. Nu al afgeloopen? En daar voor zes lange uren gewacht? Ontmoedigd kijkt men elkander aan, doch kort daarop klinkt weder het bevel de geweren te presenteeren en de stoet doet opnieuw haar intrede. Van alle kanten luid gejubel: het keizerlijk paar doorwandelt de zaal en begeeft zich op het balcon, waar het met onstuimig gejuich begroet wordt door de duizende bij duizende geestdriftigen, in het park om de fonteinen op elkaar gedrongen. Na slechts enkele oogenblikken toevens verlaat het vorstelijk paar de zaal weder... en nu voor goed. De genoodigden verzamelen zich in een aangrenzende zaal, die verlicht is, om een wel voorzien buffet, en verkwikken zich van de doorgestane vermoeienis. Doch ook deze pret is van korten duur, om zeven uur al weder een consigne, doch nu het tegenovergestelde van de voorgaanden; ieder moet het kasteel verlaten... en hiermede eindigt ‘la Fête au Palais de Versailles.’ Donker afstekend tegen de grauwe lucht.
Reeds lang voor middernacht heeft zich een groote menigte, waaronder honderde officieren van verschillende wapens en rangen, in het ooster-station verzameld, zich verdringend voor de loketjes om plaatskaartjes te veroveren voor Châlons, waar heden, Vrijdag, de groote revue zal gehouden worden. Het wachten op de kaartjes duurt velen echter te lang en, politie en controleurs op zijde dringend, stormt men de perrons op, waar een trein van een veertiental rijtuigen 2de klasse, stormenderhand genomen wordt. Een zevenhonderd officieren hebben plaats weten te bemachtigen; doch een minstens even- | |
[pagina 400]
| |
groot aantal staat nog op het perron, luid roepende om een nieuwen trein. Een uur later vertrekt er weder een, doch alleen met Fransche perslui, en om twee uur staat de trein van den minister van oorlog klaar, zonder locomotief evenwel; deze wordt eerst na een drie kwartier gevonden. Hoewel de maatschappij eenige dagen tevoren aangekondigd had, ze heden in staat zou zijn 500.000 personen naar Châlons te vervoeren, vertrekt geen enkele trein meer, daar er geen materiaal aanwezig is; alle treinen staan te Châlons gereed om dadelijk na de revue de troepen naar hunne garnizoenen terug te voeren. Er heerscht een onbeschrijfelijke verwarring op de perrons, een ieder stapelt verwijten op het hoofd van den armen stationschef, die radeloos heen en weer loopt, en weldra in zijn kamer verdwijnt, om niet meer te voorschijn te komen. Om vijf uur komen eindelijk een 200 politieagenten de orde herstellen, en begint het terugbetalen van de verkochte biljetten; om zeven uur hebben de teleurgestelden mopperend het stationsgebouw verlaten.
De Eiffeltoren verbergt zijn top in de laaghangende wolken, waaruit een dichte, alles doordringende regen op het gisteren zoo zonnige Parijs neerdaalt, straten en pleinen een naargeestig, somber aanzien gevend. De vlaggen hangen slap, doornat; de lampions liggen voor een groot gedeelte op den grond, afgeregend, doorweekt, smerig; op straat slechts weinige, zich haastig voortspoedige voorbijgangers. Eenzaam en verlaten zijn de oevers van de Seine, die zich in de nevelen verliest, en waarin de groote houten zandbakken, zacht op en neer schommelen, donker afstekend tegen de grauwe lucht. |