de herinnering aan Huygens' leven en schriften hernieuwd, vooral in het Haagsche Jaarboekje voor 1897, dat menig opstel in betrekking tot Huygens en zijne familie bevat.
Het voornaamste evenwel, dat ter eere van Constantin Huygens werd verricht, bestaat in de Huygens-Tentoonstelling, die thans in de bovenzalen van het Gemeente-Museum te 's-Gravenhage wordt gehouden. Het denkbeeld van deze tentoonstelling ging uit van de vereeniging die Haghe, welke zich op 2 September 1895 constitueerde tot eene Huygens-commissie. Het werk dezer commissie is allervoortreffelijkst geslaagd. Vroeger hadden we eene Vondel- en eene Bredero-tentoonstelling, maar vergeleken bij deze Huygens-expositie schijnen ze ons nu van geringen omvang, zij het ook, dat de belangrijkheid der toen verzamelde portretten, handschriften en drukwerken niet het minst in twijfel kan getrokken worden.
Deze Huygens-tentoonstelling is zoo schatrijk aan portretten en handschriften, dat men weken achtereen zou moeten studeeren, om er de beteekenis en het gewicht van te kunnen bepalen. Het is zeer gelukkig evenwel, dat de herinnering aan dit zeldzaam belangrijke, doch tijdelijke, Huygens-museum niet verloren zal gaan, daar er eene zeer nauwkeurig bewerkte catalogus - de arbeid der heeren W.P. van Stockum Jr., Mr. J.E. Heeres, Dr. C. Hofstede de Groot, Dr. H.J. de Dompierre de Chaufepié, L. Wichers, D.F. Scheurleer en Dr. A. Brester - door de Huygens-commissie is uitgegeven.
De rijkdom dezer expositie is vooral te danken aan het denkbeeld der commissie, om aan al de beroemde historische personen, in de eerste plaats: de Vorsten en Vorstinnen uit het Huis Oranje-Nassau, die met de familie Huygens in aanraking zijn gekomen, ook bij deze Huygens-expositie eene plaats te verleenen. H.M. de Koningin-Regentes heeft met koninklijke edelmoedigheid de Huygens-commissie bijgestaan, en een schitterenden schat van historische portretten, van de allerbelangrijkste dokumenten uit het huis-archief en de bibliotheek van H.M. de Koningin aan de tentoonstelling afgestaan. Hierdoor is eene volledigheid, een glans, een rijkdom verkregen, die nimmer te voren bereikt werd.
Mijn eerste wensch, na nadere kennismaking met al deze uitnemende schatten was, dat dit alles een paar jaren achtereen mocht blijven berusten in het Gemeente-Museum van den Haag. Dan zouden geestdriftige Huygens-geleerden - men kieze bijvoorbeeld, Dr. H.J. Eymael en Dr. J.A. Worp - een prachtwerk over Huygens' leven en werken kunnen saamstellen, waarvan de wedergade in onze letterkundige geschiedenis niet zou kunnen gevonden worden. Doch, dit is zeer waarschijnlijk een droom, en daarom is het misschien het beste, dat ieder zooveel mogelijk van deze tentoonstelling gebruik make, om zijne kennis omtrent Huygens uit te breiden.
Bij het doorwandelen der zalen van het Gemeente-Museum werd ik door den overvloed zoo overstelpt, dat het nauwelijks mogelijk was het allerbelangrijkste met de noodige aandacht te bestudeeren. In de eerste plaats komt het duidelijk uit, dat de handschriftelijke nalatenschap van Constantin Huygens reusachtig groot is. Dit werd mij bevestigd door eene verzameling brieven