Het Land der Verbeelding. (en: Op Boveghem) door Virginie Loveling. 's Gravenhage, Loman & Funke (zonder jaartal, 1896).
Virginie Loveling blijft altijd jong, altijd frisch in hare kunst, al moest ik ook op het voorlaatste letterkundig congres te Gent van eene bekoorlijke Amsterdamsche dame vernemen, dat mejuffrouw Loveling tot de ‘oude’ school behoorde. Virginie Loveling bezit in de eerste plaats een geheel persoonlijk talent. Al wat zij schrijft draagt den stempel van hare zeer oorspronkelijke kunst. Moet zij het beeld eener oude vrouw teekenen, dan zegt ze:
‘Tante was eene zeer bejaarde vrouw, welke nooit uitging, nooit eenig handwerk verrichtte en heele dagen in een gemakkelijken leunstoel zat - gewoonlijk met de gerimpelde hand op een witten doek, dien zij van tijd tot tijd over de tafel rondwreef.’
Een grijsaard stelt ze dus voor:
‘Aan den versten hoek van het huis zat een oude man; licht en schaduw speelden door de magere bladeren van eenen appelaar op zijn kalen schedel. Hij hield met de twee handen een boek op zijne knieën open; zijn rug was breed en gansch gekromd. Hij las luid of liever hij spelde, want de syllaben kwamen een voor een toonloos met gelijke tusschen-ruimten uit zijnen mond.’
Zie hier hoe de teleurstelling van jonge meisjes geschilderd wordt, die naar de stad trokken om de kermis te zien:
‘Zij waren veel te vroeg in de stad. Eerst naar de mis en dan naar het Fooreplein; er was nog bijna niemand. De barakken met dierentemmers en wilde mannen en monsterachtige schepsels er op geschilderd, schenen verlaten en waren nog allen toe. De morgenwind blies onder de grauwe zeilen, voor de kramen met lekkergoed gespannen. Useken was dubbel teleurgesteld. Ook de overigen vermaakten zich niet.’
En eindelijk, zie hier de schilderij van de kermis:
‘Het wemelde van menschen op het Fooreplein; men kon er noch over noch door; oorverdoovende muziek weêrklonk; heesche hansworsten schreeuwden de omstanders toe; kleine, bleeke kinderen met dunne beentjes en rozekleurig, spannend breiwerk (tricot) aan, en vergulde bandjes op het hoofd, werden uitgestald om het publiek te lokken; vrouwen, kortgerokt, met gespierde, bloote armen, met fluweelen keurslijven vol klatergoud, sloegen op de trommen, dansten of beantwoordden de kluchten van eenen harlekijn. Het stof vloog in wolken op.’
In ieder dezer miniatuurtjes is dezelfde smaakvolle hand te waardeeren. Virginie Loveling verstaat de kunst, om met een uiterst fijn trekje een geheel beeld leven en kleur te geven. Zij ziet alles, de kleinste bijzonderheden, ook de kleinste aandoening der gemoederen, de lichte ontroering, die meestal de hoogste vreugde of de grievendste smart omsluiert.
De novelle: Het land der verbeelding geeft de uiterst eenvoudige geschiedenis van een dorpsmeisje, Ursula, in de wandeling Useken, die meende, dat zij de liefde van den knappen horlogemaker Servaas gewonnen had, maar bitter bedrogen werd. De teleurstelling van het arme, met eene al te rijke fantazie bedeelde Useken is wonderfraai uitgedrukt. Ze staat ieder morgen tusschen kwart voor negen en negen uur voor het raam om den postbode te bespieden. Maar er komen geen brieven van Servaas. Toch komt zijn portret, zonder brief - eindelijk komt hij zelf, Fransch sprekend, en verklarend, dat hij met eene rijke weduwe wil trouwen, die heel oud moet zijn, om haar spoedig kwijt te raken.
Geheel verpletterd zinkt Useken ineen. Ze geeft het op, alle hoop is verloren - zij kwijnt langzaam weg. Ze had te veel aan de voorstelling harer fantazie geloofd en daarom was alles anders uitgekomen,