Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Smart
| |
[pagina 140]
| |
[pagina 141]
| |
Ruw is de hand, maar meer dan fluweelen zacht is zij dan voor het kind. Hard klinkt anders de stem: teeder is zij hier; niet storend de stilte in het vertrek, maar weemoedig meetrillend met het zachte licht, dat de lamp straalt. Heftiger en heftiger worden de bewegingen van Pier. ‘Moedere, moedere! daor, daor,’ vraagt het wijzend op een donkere plek in het vertrek, ‘daor es de boeman die m' komt haolen?’ ‘Zij maor zoet, de boeman pakt alleênig stoute kinderkens.’ Maar het kind blijft doorstaren. Plotseling schreeuwt 't nog harder ‘moedere! daor! daor!’ En angstig vliegt het op. De moeder neemt het uit zijn bedje in haar armen. Om de trap'lende beentjes slaat zij haar schort en innig zacht drukt zij het kind tegen zich aan. Het bedaart wat. De bewegingen worden minder. Maar het is alsof het kouder wordt, alsof de druk bedrijvige handjes zich sluiten, vastballen, verstijven. En verschrikt tast de vrouw naar de voetjes. Zij zijn koud, ijzig. De oogen staren glazig voor zich uit. Zij legt het kindje dan in het bed. Zachtkens dekt zij het toe. Naar de lamp gaat ze. Maar daar herinnert het licht haar aan iets duisters, iets vreeselijks, aan oogen, die de hare niet meer zullen zien. Met een zachten heeschen kreet, vol smart werpt zij zich op het lijkje.- Stil straalt de lamp. En door het vertrek gaat als een trilling van wee, als een treurlied van moederliefde, moedertrouwe.............................................. Als Pierke begraven is in den put waarin al water stond, dan verwonderen de menschen zich over de hooggaande vroolijkheid van Rose. Den geheelen dag heeft zij pleizier en zingt. Maar 's nachts in bed, dan kreunt er eene vrouw vol smart, en steunend klinkt door het kamerke ‘Pierke! mijn baoske! waarom zijde weggegaon?’ |
|