| |
| |
| |
De tentoonstelling te Budapest.
De stad Budapest.
Door Dr. Ujlaki.
II.
De talrijkste nationaliteit in Hongarije, die der Magyaren, maakt 55¾ pCt. der bevolking uit. Door intelligentie, scheppingskracht en politieke vrijheid zijn deze de heerschende.
Stanbeeld Eötvös.
Het verdient bewondering, dat dit kleine volkje, vreemd in Europa, zich toch te midden van het groote Slavische en Duitsche element reeds sedert eeuwen wist staande te houden en gezag en eerbied te veroveren.
Dat kleine volkje is nog het eenige van de groote volksverhuizing in Europa overgebleven. Het is nu duizend jaar, dat het hier vasten voet kreeg, - geen wonder dat dit met grooten luister en tal van feesten overal in Hongarije, vooral echter in Budapest, herdacht wordt. Over den oorsprong der Magyaren zijn het zelfs de Hongaarsche geleerden nog niet eens. Er zijn er die beweren, dat zij aan de Turken, anderen weer, dat zij aan de Finnen verwant zijn. De taal gelijkt noch op de Turksche, noch op de Finsche, ja op niet éen der bestaande talen. Het kenmerkende dezer taal is, dat zij geen dialekten kent; de boer toch spreekt hetzelfde Hongaarsch als de aristokraat. De geringe verandering, die de oude
| |
| |
taal in den loop der tijden onderging, blijkt uit het feit, dat stukken uit de twaalfde en dertiende eeuw, in het Hongaarsch dier tijden geschreven, nog heden ten dage door iedereen gelezen en begrepen kunnen worden. De Hongaarsche letterkunde is groot en uitgebreid. Wij hebben schrijvers en dichters, die tot de wereldlitteratuur behooren. Namen als die van Eötvös, Jókai, Petöfy, Madách, Dóczi, Kisfaludy, Arany zijn alom bekend. Ik herinner me nog, welk opzien de vertaling van Madách's ‘De tragedie van den mensch’, door Mevrouw Opzoomer meesterlijk bewerkt, in Holland maakte. Merkwaardig zijn de vorderingen en veroveringen door de Magyaarsche taal in Hongarije. Sedert 1880, dus in 16 jaar, hebben 32.57 pCt. der niet-Magyaarsche bevolking Magyaarsch geleerd.
In 1880 verschenen in Hongarije 225 Hongaarsche dagbladen, in 1893 reeds 341.
Budapest alléen heeft 24 dagelijks verschijnende couranten in Magyaarsche taal.
Wat een volk verrichten kan, dat onafhankelijk wil zijn, hebben de Magyaren bewezen in 1848-1849, toen ze vergeefs voor hunne vrijheid streden en bloedden en in 1867 toen zij hun vrijheid en politieke onafhankelijkheid herwonnen.
Het zou ons te ver voeren, hier aan te toonen, hoe Hongarije sedert dien tijd is vooruit gegaan; slechts enkele opgaven mogen voldoende zijn, om zich daarvan eenig begrip te vormen.
In 1869 konden slechts 3.999.519 menschen, ouder dan 6 jaar, lezen en schrijven, dus 31.29 pCt. der bevolking. In 1890, dus 21 jaar later, konden dat reeds 7.306.861, dus 50.62 pCt.
In 1881 verzond de Hongaarsche postadministratie 36.7 millioen couranten, in 1893 71.5 millioen.
In 1881 had Hongarije 6.462 scholen met lager en 92 met middelbaar onderwijs; in 1893 16.881 scholen met lager en 186 met middelbaar onderwijs.
In 1868 waren er 1310 postkantoren die 24.798.000, in 1893 3944 die 219.442.000 brieven verzonden.
In 1867 waren er 404 in 1893 2225 telegraafkantoren, die in 1868 997.643 telegrammen verzonden; en in 1893 11.616.601.
In 1870 hadden de spoorwegen een lengte van 2658 kilometer, in 1893 van 12.573 kilometer, die in 1880 4.179.100 spoorweg-reizigers en in 1893 reeds 31.504.495 vervoerden.
En ten slotte nog eenige bijzonderheden aangaande het budget. In 1870 bedroegen de uitgaven van het staatsbudget 199.7 millioen, de inkomsten 185 millioen; in 1893 gene 494.9 millioen, deze 550.1 millioen.
Deze cijfers spreken een duidelijke taal. Nergens echter is de vooruitgang en de ontwikkeling der laatste tijden zoo in 't oog vallend, als in Budapest, de hoofdstad van Hongarije. Wie haar voor dertig jaren zag en haar nu weerziet, zal de stad nauwelijks herkennen. Waar vroeger smalle, hoekige, smerige, ongeplaveide straatjes liepen, ziet men nu breede, prachtige, lommer- | |
| |
rijke met paleizen bebouwde boulevards; in de plaats van kleine, onaanzienlijke huisjes verheffen zich deftige groote gebouwen; waar men vroeger nauwelijks kar of rijtuig zag, rennen nu de fraaie, electrische en onderaardsche spoorwagens. Het aantal inwoners in 1867 200.000 tellende, is gestegen tot 620.000. Onder de Europeesche steden is er niet éen, die zich in betrekkelijk zoo korten tijd - in nauwelijks 30 jaar - zoo zeer ontwikkeld heeft en zelfs bij de Amerikaansche steden vinden wij daarvan geen voorbeeld.
De stad bestond vroeger uit 3 steden, Buda, Pest en Oud-Buda. Ze zijn door de wet van 1892 tot éene, onder den naam Budapest vereenigd. Buda, een der oudste steden van Hongarije, was de koninklijke residentie, en Pest, tot in den beginne van de tegenwoordige eeuw, een onbeduidend plaatsje,
meest bewoond door vischers en scheepslieden, dat in 1838 door eene groote overstrooming van den Donau geheel vernietigd werd, zoo dat bijna geen huis bleef staan. En wat zijn deze twee, nu vereenigd, geworden? Een prachtige, groote stad en nog geen zestig jaar oud! Wie ooit op een stoomboot van Weenen naar Budapest voer, zal zeker nooit het gezicht vergeten, bij het naderen van deze. Op den rechter oever van den heerlijken Donau het bergachtige Buda met het koninklijk paleis en op den linker oever een reeks van prachtige grootsche gebouwen; de rivier, krioelende van stoomschepen en sloepen en overspannen door de imposante hangende brug, terwijl in 't midden van den stroom een eiland ligt, dat door zijn schoonheid, iedereen verrukt. Er is in Europa geen stad, die, wat ligging en natuurschoon
| |
| |
betreft, met deze stad wedijveren kan. Zij heeft echter éen gebrek, zij heeft zeer weinig pleinen en bijna geen promenades. Het stadboschje is tot nog toe de eenige plaats waar de bevolking frissche, zuivere lucht inademen en zich aan 't heerlijke groen der boomen vergasten kan. Dat plekje, waar men geen stof en rook maar ozon inademt, wordt nu het terrein der duizendjarige tentoonstelling. De administratie heeft voor alles meer hart en open oog en oor, dan voor vrije open pleinen. De eenige gelegenheid om die eeuwenoude fout te herstellen is verzuimd; want bij 't aanleggen van de Avenue Andrássy en de groote Körut ware er gelegenheid geweest, pleinen en promenades te maken.
Rijk is Budapest aan schoone monumentale openbare gebouwen, die hun bestaan aan de offervaardigheid en de vaderlandsliefde van partikuliere personen te danken hebben.
Het paleis der Akademie der Wetenschappen is in Italiaanschen renaissance-stijl gebouwd. Toen in 1825 op den Hongaarschen Rijksdag een volksvertegenwoordiger als 't beste middel tot uitbreiding en ontwikkeling der Hongaarsche taal voorstelde, die Akademie te stichten werd zijn voorstel afgestemd, omdat daarvoor geen fondsen beschikbaar waren en het land te arm was, om voor dit doel geld ter beschikking te stellen. Toen stond een jonge gedeputeerde Stefanus von Szechenyi op en zeide: Daar het land geen geld heeft, moeten wij, kinderen van dat land, het geld er voor geven. Ik stel voor dit doel mijne inkomsten van één jaar ter beschikking. Deze bedroegen 60.000 gulden: later schonk hij nog een groote som. Toen men hem vroeg, waarvan hij dan dat jaar leven zou, zeide hij, dat hij bij zijn vrienden zou gaan logeeren. En hij deed het ook. Zijn voorbeeld werd door velen gevolgd en in korten tijd was er een fonds van een half millioen bijeen. Heden ten dage bedraagt het kapitaal van de Akademie ± 4 millioen.
Een ander openbaar gebouw, het Nationaal Theater, is ook op deze wijze tot stand gekomen. Tot 1834 bestond er in Budapest geen Hongaarsche komedie, maar wel een Duitsche. Hongaarsch spraken toen slechts boeren en de kleine burgers. Maar eenige Magnaten begrepen zeer goed, dat een volk slechts in en door de taal leeft en besloten een Hongaarsche komedie te stichten. Voor dit doel schonk prins Grassalkovich, een patriottisch gezinde Magnaat, 50.000 gulden; een gehouden collecte bracht eenige honderdduizenden bijeen en in 1837 stond het theater gereed, dat sedert voortdurend aan de ontwikkeling der Hongaarsche taal- en letterkunde krachtig meewerkt. Behalve genoemd theater zijn er nog vier: de opera, een door den bekenden bouwmeester Ybl in Italiaanschen renaissance-stijl gebouwd paleis op de Avenue Andrassy, het Volkstheater, het Lustspiel-theater en, in Buda, het zoogenaamde Burgtheater. Het Volkstheater geeft het Hongaarsche volksschouwspel, een genre, nog betrekkelijk nieuw, maar dat door Mevrouw Blaha - de nachtegaal der natie genoemd - reeds een groote vlucht heeft genomen. Mevrouw Blaha is de belichaamde Hongaarsche volksschouwspelkunst. Zij is bepaald eenig. Wie haar ééns hoort, is opgetogen.
| |
| |
De Opera wordt door den koning onderhouden.
Specialiteiten der stad zijn de café chantants. Er zijn er ongeveer 20, waaronder eenige, zooals ‘Etablissement Somossy’ en ‘Párizsi Mulató’, groote, prachtige gebouwen zijn. In deze inrichtingen wordt in alle mogelijke talen der wereld gespeeld en gezongen, waaraan zij grootendeels te danken hebben dat alle in bloeienden toestand zijn. De Hongaren zijn n.l. afkeerig van de Duitschers, waarom het verboden is in de theaters in 't Duitsch te spelen. Daar evenwel hier nog tal van Duitsch sprekende burgers wonen en er zeer veel vreemdelingen verkeeren, die natuurlijk geen Hongaarsch verstaan, worden deze café chantants door hen zeer druk bezocht.
Ook het Museum, een in zuiver klassieken Griekschen stijl gebouwd paleis, waarin zich groote natuurhistorische en oudheidkundige verzamelingen bevinden, is door de offervaardigheid van bijzondere personen ontstaan.
Het grootste gebouw van 't tegenwoordige Budapest is het nieuwe Parlement, in Gothischen stijl opgetrokken aan den oever der Donau. De opening en inwijding van dit gebouw, reeds sedert 12 jaar in wording, is een nummer van 't feestprogramma van het millesium. Beide Huizen van den Hongaarschen Rijksdag, het Huis der Volksvertegenwoordiging en het Huis der Magnaten, houden 8 Juni eerstkomende in de koepelzaal van het Parlement, een gemeenschappelijke zitting, om van daar uit met de kroon van den Heiligen Stefanus naar Buda te gaan en den koning hulde te brengen.
Een gebouw, dat reeds uit de verte gezien, door edele vormen het oog boeit en zijn voltooiing nadert, is de Basilika van den Heiligen Leopold. Het was in 1868 reeds bijna voltooid, toen de groote koepel instortte, waarbij gelukkig geen menschen omkwamen. Een uur later zou de groote stedelijke commissie den koepel hebben moeten onderzoeken.
Belangwekkend is de Mathiaskerk in Buda, éen der oudste kerken in Hongarije, reeds onder de koningen uit het huis der Arpaden gebouwd en door koning Mathias Corvinus in 1470 verbeterd. Bij gelegenheid van het 25jarige regeeringsjubileum van den Koning besloot het Hongaarsche Gouvernement de kerk te restaureeren. Professor Schulek, een der beste Hongaarsche bouwmeesters, werd dit werk toevertrouwd. Uitwendig is de kerk een mengeling van Gothischen, Romaanschen en Renaissance stijl, echter harmonisch in elkander vloeiend en door de teederheid van lijnen een betooverenden indruk makend. Inwendig doet ze aan een poging denken, om een speciaal Hongaarschen stijl te vormen. De muren zijn polychroom: bij de ornamentale schilderijen wordt veel rood en geel toegepast en toch werken deze schelle kleuren niet storend. Verrassend mooi zijn de glasschilderijen. Deze kunst is in Hongarije nog zeer jong en toch reeds zeer ontwikkeld. Twee jonge kunstenaars, Kraltman en Roth, hebben haar tot een hoogen trap van ontwikkeling gebracht.
De Redoute is een gebouw door den bouwmeester Geszl in een nieuwen stijl opgericht. Er bestaat geen speciaal Hongaarsche stijl, maar Geszl was de eerste, die het beproefde er een te vormen. De proef is mislukt. De Redoute imponeert wel door hare dimensies, maar niet door eenheid der vormen. Zij bevat de
| |
| |
grootste zaal waarin concerten gegeven, ook wel carnaval gevierd, en de Elite-bals van de fashion gehouden worden.
Redoute.
Een bizonderhed van Budapest zijn de vele minerale en natuurlijk warme bronnen en bad-inrichtingen. Reeds de Romeinen hadden er hier voor allen toegankelijk. In Aquineum, een oude romeinsche stad, die naast Budapest werd opgedolven, werd een groot bad met waterleiding gevonden. Onder de hedendaagsche baden zijn de bekendste: Het Keizers-konings-Lukas, Raitzen-Blocks-Margaretten bad en het Artesische bad. Alle zijn op het weelderigst ingericht, hebben bassins van alle mogelijke temperaturen, van het ijskoude tot het heete, inrichtingen voor massage, voor electrisch-medische behandeling, voor inademing van ozon, van droog-heete en vochtig heete lucht, in éen woord het zijn inrichtingen, zooals men ze misschien nergens elders vindt, en toegankelijk voor ieder tot den billijken prijs van een halven gulden. Men maakt ook nergens - misschien het Oosten uitgezonderd - zoo veel gebruik van baden als hier in Budapest, en als het verbruik van zeep de maatstaf is van beschaving, zooals Moleschott beweert, dan staan wij Hongaren al zeer hoog.
Arm evenwel is Budapest aan standbeelden. Er zijn er maar zeer weinig en die zijn allesbehalve monumentaal. Waaraan dit is toe te schrijven blijft mij onverklaarbaar, want de Schoone Kunsten staan in Hongarije op een betrekkelijk zeer hoogen trap. Schilders als Munkácsy, Benczur, Lietzenmayer, Zichy, beeldhouwers als Rona, Zala, Tilgner, Engel, Huszár, Strobl zijn wereldbekend.
| |
| |
En desondanks is er niet éen standbeeld in Budapest, dat aan alle eischen der schoonheidsleer beantwoordt. De standbeelden van Széchenyi en Deák, van Petofy en Eötvös, ja zelfs ons beste monument, dat der Honévds in Buda, laat den beschouwer koud en wekt niet de aandoeningen door de scheppers ervan gewild. Wij zijn op dat gebied misschien nog te jong en onervaren, want al onze standbeelden dagteekenen uit de laatste jaren; tot 1867 hadden wij slechts één standbeeld, dat van den Palatinus Josef, vader van den aartshertog Josef, die zich ten aanzien der ontwikkeling van Budapest verdienstelijk heeft gemaakt. Maar ook dit monument, hoewel door den zeer bekenden Munchener beeldhouwer Halbig vervaardigd, is niet mooi.
Hangende brug over de Donau en het Koninklijk Paleis.
Daarentegen is de hangende brug over den Donau een der mooiste en stoutste der wereld. Ook dit kunstwerk hebben wij aan de vaderlandsliefde en de energie van Széchenyi te danken. Tot 1849 werd Buda met Pest alleen door een houten schipbrug verbonden. Toen vatte Széchenyi het toen ter tijd stoute plan op, om over den Donau een vaste steenen brug te bouwen. De engelsche architekt Wilhelm Tierry-Clark trok dit wonderwerk op van 1838 tot 1849. De 500 meter lange brug rust op twee, 48 meter hooge, pilaren en hangt op vier groote kettingen. De twee pilaren staan op een afstand van 203 meter van elkander.
In 1872 werd er een tweede groote steenen brug over den Donau gebouwd, de Margarethenbrug, die in de buurt van het Margarethen eiland Buda met Pest verbindt. Tegenwoordig zijn er nog drie groote in aanbouw, zoodat
| |
| |
in korten tijd met de nu reeds bestaande spoorwegbrug zes bruggen de twee gedeelten van Budapest verbinden zullen.
Onder de verkeersmiddelen van Budapest neemt de onderaardsche electrische spoorbaan den eersten rang in. Het is de eerste onderaardsche baan op het kontinent, ja op de wereld, want de Metropolitan Railway in Londen is geheel iets anders. Onze baan dankt haar bestaan aan het feit, dat de stadsadministratie geen concessie verleenen wilde voor een electrische tram op de Avenue Andrássy, uit vrees dat het reeds drukke verkeer daardoor zou worden belemmerd. Deze Avenue is een der meest bezochte straten van Budapest en de kortste en rechtstreeksche verbinding der stad met het stadsboschje, het algemeen verpoozingsoord. Nu besloten de directies der paarden- en electrische tram gezamenlijk een onderaardsche electrische baan te bouwen en in den tijd van iets meer dan een jaar kwam deze gereed. De baan is 4 kilometer lang en loopt van het Gizelaplein naar het stadsboschje, vlak bij de tentoonstelling in 8 minuten. Zij zal eene aantrekkelijkheid te meer voor Budapest worden. Door het slagen toch van dit stoute werk is het plan gerijpt om een grootere, 28 kilometer lange, onderaardsche baan te bouwen, die, onder den Donau doorloopende, Buda met Pest verbinden zal. Dit plan zal waarschijnlijk in korten tijd verwezenlijkt worden, indien de exploitatie der onderaardsche baan aan de gestelde verwachtingen beantwoordt. In dat geval zal er een geheele omwenteling in de verkeersmiddelen der beide steden te weeg worden gebracht.
In 't algemeen staan de verkeersmiddelen van Budapest op de hoogte van den tijd. Wij hebben eene electrische en een paardentram; de paardentram is echter begonnen hare lijnen ook van electrische motoren te voorzien; binnen anderhalf jaar zal dus de paardentram alhier tot het verleden behooren en onze stad een zeer uitgebreide, uitstekend werkende, zeer goedkoope electrische tram bezitten, zoo als geen andere stad bezit. In alle richtingen doorkruist deze tram de stad en voor een paar centen kan men uren ver rijden. Behalve de tram bestaat er nog een ‘Drahtseilbahn’ en een tandradbaan. De eerste voert naar den vestingsberg en heeft een eigenaardige constructie. Door een dik ijzerdraad zijn twee wagens met elkander verbonden, de eene glijdt naar beneden en sleept daardoor den anderen naar boven. De rit duurt nu maar eenige seconden, vroeger een half uur.
De tandradbaan voert naar het zoogenaamde ‘Zugliget’, een reuzengrooten openbaren tuin, met tal van villa's in het gebergte.
Om het verkeer in Buda te vergemakkelijken werd er in 1857 door den vestingsberg een tunnel ter lengte van 400 meter geboord, vlak tegenover de hangende brug. Zij is 10 meter breed en 10½ meter hoog. Voor de in Buda wonenden is het een groot gemak door den tunnel te kunnen gaan en niet den hoogen vestingsberg te moeten beklimmen.
Iedere stad heeft haar eigenaardigheden en bizonderheden. Den vreemdeling springt het in 't oog, dat er in Budapest zoo vele koffiehuizen zijn en dat deze dag en nacht overvol zijn. Nergens in de wereld vindt men zulke prachtig
| |
| |
en weelderig ingerichte koffiehuizen als hier. Onlangs vroeg mij iemand, die uit Holland tot mij kwam, wanneer eigenlijk de menschen in Budapest werkten, want op iederen tijd van den dag krioelde het in de koffiehuizen van bezoekers. Het klubleven is in Budapest nog niet ontwikkeld; maar het behoort tot de gewoonten van ieder Budapester na het eten zijne koffie in het koffiehuis te drinken en daar de couranten te lezen; ja zelfs de dames uit de middelklasse gaan 's namiddags er heen om er dan ná 't eten te genieten onder een gezellig babbeltje; ambtenaren, die 's namiddags daarin verhinderd zijn, komen er hun ontbijt nemen en de krant lezen; vandaar de volte ieder uur van den dag. Van alle is zeker een der mooiste de inrichting die zich in het paleis van de assurantie-maatschappij ‘New-York’ bevindt. Ze is een bezoek waard, en geen vreemdeling verzuime dit wonder van pracht en bevalligheid en de verschillende kamers die er zich in bevinden te gaan bezichtigen; iedere kamer toch is in een anderen stijl gemeubeld: in Arabischen, Chineeschen, Japanschen, Hongaarschen, rococo-stijl enz., enz. In het sousterrain staan 16 groote biljardtafels en op de eerste verdieping huist de société ‘Otthon,’ de vereeniging der Hongaarsche journalisten en artisten.
En nu nog eenige woorden over de geestelijke ontwikkeling van Hongarije's hoofdstad.
Er is hier een universiteit met vier faculteiten, de juridische, medische, philosophische en theologische. De gebouwen der medische faculteit met hare vele prachtig, doelmatig en modern ingerichte klinieken zijn model-inrichtingen. De nieuwe ziekeninrichtingen, waaronder het ziekenhuis van het roode kruis, het ziekenhuis der handels-geëmploieerden, het israëlitische ziekenhuis, het ‘Stefanie’-ziekenhuis voor kinderen, het Szent Laszló en het Szent István gasthuis, wekken onverdeelde bewondering bij ieder deskundige. Zij zijn alle volgens pavillonsysteem gebouwd en voorzien van de nieuwste hulpmiddelen der medische en hygiènische wetenschap.
De technische universiteit, de school voor schilders en beeldhouwers, voor glasschildering enz. staan op de hoogte van den tijd. Gymnasiën en reaal-scholen zijn er 15, handelsakademiën 10, gymnasiën voor meisjes 2, kweekscholen voor onderwijzers 6, seminariën voor joodsche, protestantsche en katholieke theologen 6, scholen voor lager onderwijs 168, fröbelscholen voor kinderen beneden de zes jaar 41 en buitendien tal van partikuliere vakscholen. Ondanks al deze scholen zijn er van de 620.000 inwoners van Budapest nog 128,763 die lezen, noch schrijven kunnen. Als wij van dit getal de kinderen beneden 7 jaar aftrekken, blijven er nog 67.101 menschen, dus 15.9 pCt., over, die den laagsten trap van beschaving missen. Voorwaar een treurig feit! De toongevende kringen van Hongarije houden zich met dit feit dan ook bezig, zoodat in het programma van de millennaire feesten ook is opgenomen: de oprichting van 400 scholen voor lager onderwijs aan de orde te stellen. De meeste analphabeten zijn evenwel lieden uit het binnenland, die naar Budapest komen, om er hun lot te verbeteren. Ook op het platte land is nog gebrek aan goede scholen.
|
|