| |
| |
| |
Het eiland Wight.
Door Thérèse Hoven.
‘Gem of Great Britain, set in the sea, Isle of an isle, great glorious and free’.
Zoodra de datum van ons trouwen was vastgesteld, ja, zelfs daarvóór, begonnen wij plannen te maken voor ons huwelijksreisje. In gedachte doorkruisten wij den geheelen aardbodem, ofschoon we zeer goed wisten, dat wij in werkelijkheid slechts een bescheiden gedeelte er van zouden kunnen bezoeken. De meeste onzer herdersuurtjes brachten wij door met een atlas en een reisgids voor ons en wee dengeen, die ons stoorde, want hij.... of zij, werd geregeld bestormd door een reeks vragen omtrent allerlei landen en volken. Waar wij heen wilden, wisten wij zelf niet, doch wij dweepten beiden met de zee, hadden beiden een oog voor natuurschoon, hielden beiden van bergen klimmen, koesterden beiden een zeker zwak voor weilanden en groene heggen en vonden het tevens een genot om buitenslands te zijn.
Nu kwam het er slechts op aan om een land te vinden, waar men dit alles aantrof. Ook mochten er niet te veel Hollanders zijn, daar wij onze wittebroodsweken liefst zoo ver mogelijk van ons land en onze landgenooten wilden doorbrengen. Bovendien moest het er niet te duur wezen, want ons Bruintje stond pas aan 't begin zijner loopbaan en kon dus niet te veel trekken. De meest bereisden onder onze vrienden lachten ons gewoon uit en beweerden eenparig, dat noch de oude, noch zelfs de nieuwe wereld een plekje gronds aanbood, dat zoo alles in zich vereenigde als wij verlangden.
De een ried de Riviera aan; daar waren bergen, daar was tevens de zee; een ander noemde den: ‘Harz’ of 't ‘Schwarzwald’; daar was de natuur romantisch; een derde stelde Noorwegen voor, doch bij nader inzien bleek het, dat geen dezer streken aan al onze vereischten voldeden.
Eindelijk schreef een mijner vriendinnen mij, dat ze haar zomervacantie op het eiland Wight had doorgebracht en dat ze gerust kon zeggen, dat dit verrukkelijke oord alle mogelijke aantrekkelijkheden aanbood en dus juist iets voor ons was. ‘Het is als een staalkaart’, schreef ze, ‘van 't mooiste en 't beste, dat de natuur leveren kan of als een groot prentenboek, waarin men op elke bladzijde iets nieuws aantreft. Nu eens zou men zich in 't zuiden van Frankrijk wanen, vooral Ventnor heeft veel van Mentone en Monte Carlo; dan weêr doen de reusachtige rotsblokken aan Tyrol denken, of meent men de begroeide heuvelen der Ardennen voor zich te zien, om een oogenblik later den indruk te krijgen eener kalme, Hollandsche omgeving. - Een stemmig, met kroos
| |
| |
bedekt en door wilgen omringd, vijvertje, waar eenige goedige eenden in rond zwemmen, terwijl roodbonte koeien rustig grazen.... Tout comme chez nous!’
Zoo ging de schrijfster eenige bladzijden door en bij elken nieuwen regel werd de lust in ons grooter om dat wonderlijke eiland te bezoeken.
't Kon niet beter, wij zouden een maximum van indrukken in een minimum van ruimte krijgen. Tevens zouden de tien dagen, welke wij voor ons uitstapje bestemd hadden, meer dan voldoende zijn om al die verschillende heerlijkheden te genieten. Kortom, wij besloten er heen te gaan.... Wij gingen en wij werden geheel betooverd door de veelsoortige schoonheden der bevallige sirene. Want 't kwam ons voor alsof 't geen land was, doch een verleidelijke zeenimf, die altijd opnieuw boeide en bekoorde. 't Zij ze lachte of ernstig keek, vroolijk of somber was, steeds moest men haar bewonderen. Van 't oogenblik af, dat de boot van Portsmouth ons te Ryde aan wal zette, tot het tijdstip, waarop wij weêr vertrokken, leefden wij onder den invloed van haar aantrekkelijkheid als in een toovercirkel.
Dat onze stemming van jonggetrouwden daar veel toe bijbracht, valt niet te ontkennen, maar toch schreven wij dat zalig gevoel grootendeels aan de heerlijke omgeving toe.
Men kan zich, in allen ernst, moeielijk een plekje bedenken, waar men op zooveel verschillende manieren genieten kan. Bij kalm weêr bestaat er gelegenheid om per stoomboot, en, naar ik meen, ook per zeilschip om het eiland heen te varen en voor liefhebbers van water sport is dit een zeldzaam prettig tijdverdrijf. Langs de noordkust gaande ziet men achtereenvolgens: Ryde, Binstead met Quarr Abbey, een der oudste kerken van 't eiland, Wootton, Osborne, een der vier paleizen, waartusschen koningin Victoria haar tijd verdeelt, en East en West Cowes; westwaarts stevenend komt men langs: Gurnard Bay, Thorness Bay, Hamstead, Bouldnor Cliff, Yarmouth; de forten: Victoria en Albert, vervolgens langs Totland Bay, Alum Bay en The Needles, 't geen een der meest belangwekkende gedeelten van 't eiland is.
Nu volgt de zuidkust, met: The Nodes, Freshwater Bay, Brook Chine, Brightstone Bay, Blackgang Chine en St. Catherine's Point, de zuidelijkste punt van het eiland. Vroeger was het een zeer noodlottige plek, waar veel schepen verongelukten, nu ontwijken de zeelieden het strand en tevens het gevaar.
Aan de oostkust zijn de voornaamste plaatsen: St. Lawrence, Ventnor, Shanklin met de beroemde Shanklin Chine, Sandown aan de baai van dien naam, Bembridge, St. Helens en Sea View.
Het eiland is doorsneden door twee heuvel-rijen en eenige rivieren van weinig belang, alleen de Medina en de Yar zijn voor kleine schepen bevaarbaar.
Verder wordt de gemeenschap tusschen de verschillende plaatsen onderhouden door een spoorwegnet, dat echter zeer onvolledig is.
Sporen op Wight is iets verschrikkelijks en staat gelijk met geduld oefenen.
In den regel gaan de treinen te laat weg, soms wel een half uur na den
| |
| |
bepaalden tijd; dan is er om de vier minuten een station, waar ze zich, veel langer dan noodig is, ophouden, zoodat het oogenblik van aankomst steeds hoogst problematisch is. Er zijn slechts twee klassen: 1e en 2e, iets zeer ongewoons voor Engeland, waar tal van menschen, zelfs in den gegoeden stand, 3e reizen. Ook zijn de billetten er veel duurder, wat het heen en weêr trekken vrij kostbaar maakt.
Daar Wight over het algemeen heuvelachtig is, zijn er verscheiden tunnels: dicht bij Ventnor is er een, die zeker wel een minuut of drie lang is.
We glimlachten, toen er op een zeker punt in elk compartiment een lantaarntje werd gehangen; in 't eerst begrepen wij er niets van, doch toen 't op eens donker om ons heen werd, bemerkten wij dat wij door een tunnel gingen en waren wij den conducteur dankbaar voor het licht in de duisternis.
De prettigste manier van reizen op dit eiland is per coach; daar het evenwel de duurste is, maakten wij er slechts zelden gebruik van. Deden wij 't, dan genoten wij volop. Wij zaten zoo gemakkelijk mogelijk boven op zulk een rijtuig, dat veel van een ouderwetschen reiswagen heeft en bewonderden met hart en oogen. Van de groote, juister misschien voorname, plaatsen, rijden er dagelijks verscheiden zulke coaches naar de meest bezienswaardige plekjes van het eiland. Men betaalt 5 à 8 shillings voor een tocht van 7 à 8 uur en 2 shillings voor een van 3 uur. De rijtuigen zijn in helle kleuren beschilderd, de koetsier en de conducteur doorgaans in 't vuurrood gekleed en de vier flinke paarden stappen er lustig op los.
Het is een aardig gezicht, zulk een coach tegen te komen; alleen 't zien er van stemt vroolijk, doch om er op te zitten is ‘simply lovely’ zooals de Britten zeggen.
Toen Frank en ik ons onvergetelijk reisje maakten, namen wij onzen intrek in Ventnor en maakten van daar uitstapjes, soms per trein, een enkelen keer per coach, meestal te voet.
Wij wandelden uren ver samen en waren nooit uitgepraat. En geen wonder, wij wilden alles van elkanders verleden weten en spraken zoo gaarne over onze toekomst - de toekomst - die in gedachte voor ons lag als het schoone eiland, waarop wij ons bevonden - vol heerlijke tafereelen, vol prettige afwisseling, vol liefelijke plekken om uit te rusten! Want natuurlijk zou het leven ons, gelijk onze wandeling, wel eens langs moeielijke paden leiden, doch na een oogenblik rustens, zouden wij met vernieuwde kracht verder gaan. Wij hadden elkander immers, om op te leunen en te steunen en evenals de zee dit kleine aardsche paradijs omringde en beveiligde, zou onze liefde ons omringen en beveiligen.
Doch hoe zou 't zijn, als 't eens stormde en onze gelukszon eens verduisterd wrerd door dreigende wolken? Welnu, ook dan zouden wij elkander hebben.
O! die goddelijk kalme dagen van jonge liefde en wederzijdsch vertrouwen!
Doch ik dwaal af, wat een noodlottige gewoonte van mij is. Ik zal evenwel mijn best doen, niet meer in dit kwaad te vervallen, en trachten een geregeld verhaal te geven van wat wij elken dag zagen en bewonderden.
| |
| |
Als er nu en dan een gaping is, moet de lezer zich die maar aangevuld denken, door een van de wandelingen, waarvan ik hier boven sprak.
Wij vertrokken op een Dinsdag ochtend van Londen en wel te 10.30 van het ‘Victoria Station’; te 12.45 kwamen wij te Portsmouth, van waar een heel goed stoombootje ons in twintig minuten naar Ryde bracht.
Ryde.
Ryde is een der grootste plaatsen van het geheele eiland en telde in 1891 over de 12.000 inwoners. Reeds ten tijde der Noormannen was het de voornaamste haven van Wight, ze noemden het La Rye of La Riche. Een paar eeuwen later werd het door de Franschen verbrand, doch sedert verrees het schooner dan ooit uit de zee, gelijk Aphrodite uit haar ochtend-bad. De eerste aanblik is prachtig; de huizen schijnen als weg te kruipen tusschen het dichte geboomte, dat bijna overal op het eiland tot vlak bij den oever groeit. De roode huizen steken aardig af bij het groene lofwerk der bladeren en het glinsterende wit der krijtrotsen.
De stad is vrij uitgebreid en bezit een fraai stadhuis, een schouwburg en tal van kerken, waaronder een in gothischen stijl, die niet minder dan £7.200 (f 86.400) gekost heeft. Er is ook een klein Museum van merkwaardigheden, op het eiland betrekking hebbende, voor 't meerendeel overblijfselen uit den Romeinschen tijd. De Romeinen toch hadden een zekere voorliefde voor dit aardig eilandje en bouwden er verscheiden villa's op, waarvan nog enkele afgebrokkelde muren, die den vernielenden invloed van den tijd weêrstand boden, aanwezig zijn. De naam Vectis, welken zij er aan gaven, wordt nog steeds in alle reisgidsen vermeld.
| |
| |
Wat wij het eigenaardigst te Ryde vonden, waren de verschillende hoofden in zee of piers; ze zijn heel ver uitgebouwd, op een er van loopt een spoorweg en op een andere een electrische tram. Deze piers, die men overal aan 't Engelsche zeestrand aantreft, vormen gewoonlijk de grootste aantrekkelijkheid der badplaatsen. Men betaalt één of twee stuivers entrée en kan er uren lang zitten; dwepers kunnen er naar de lucht en de zee staren, gewone stervelingen naar de muziek luisteren, die eenige malen per dag speelt en in den regel bijzonder slecht is.
Men zegt, dat een omzwerving door Ryde's straten niet van belang ontbloot is, maar wij, die de vrije natuur boven het stadsgewoel verkozen, namen den trein en gingen naar Ventnor.
Mijn vriendin en raadgeefster had ons een goed adres voor gemeubileerde kamers opgegeven, daar dit oneindig goedkooper is dan in een hôtel te gaan.
Wij betaalden £1.10 (f 18) per week en hadden daarvoor een kleine slaapkamer met een ruim uitzicht op de krijtrotsen en de zee en een vrij groote zitkamer, die overvloedig met allerlei mogelijke en onmogelijke ornamenten was opgesierd. Het karakter van Engelsche lodgings oftewel gemeubileerde kamers, is zeer bijzonder; de oudheid en kaalheid der meubelen wordt zooveel mogelijk bedekt door goedkoope prullen in den vorm van helgekleurde anti-macassers, kleedjes en kussens. In ons salon was geen spiegel of klok, doch een aanzienlijke verzameling vaasjes en portretlijstjes. De laatsten bevatten een legio portretten van den heer des huizes, gewoonlijk als een musiceerenden neger voorgesteld. Behalve zijn ambt van kamerverhuurder oefende hij er namelijk dat van rondreizenden musicus bij uit, in welke qualiteit hij een wit en rood gestreept pak droeg, benevens een zwarte pruik, terwijl een dikke roetlaag zijn aangezicht bedekte. Een zekere mate van aangeboren geestigheid en een vrij goede stem maakten hem uitermate geschikt voor dit beroep. Hij trok 's zomers met een paar collega's naar de verschillende plaatsen van het eiland en bracht op die manier een aardig aanvullingje in het huishouden.
De Engelschen toch hebben een ware passie voor de niggers, zooals zij hun zwartgemaakte landgenooten noemen, en vinden hen altijd opnieuw aardig. Mrs. Brown, onze hospita, nu was zeer trotsch op haar man en zijn kunstenaars-loopbaan; overigens was 't een goede vrouw en niet onzindelijker dan de meeste landladies in Engeland zijn.
Gelijk het gebruik is, kookte zij voor ons en over 't algemeen vrij smakelijk.
Den eersten dag gebruikten wij om de plaats en omstreken eens oppervlakkig op te nemen en kwamen wij tot de ontdekking, dat Ventnor prachtig gelegen en tevens bizonder heuvelachtig is. Aan één kant is het geheel ingesloten door de ‘St. Boneface Downs’, waarvan enkele heel steil zijn. Er zijn echter uitstekende wegen aangelegd, die aan den voet beginnen en als de schroef van een kurkentrekker naar boven gaan, zoodat men langzaam stijgt en tevens het voorrecht heeft van telkens fraaie vergezichten te genieten.
De stad zelve is niet groot; handel of nijverheid is er niet; de bevolking leeft er van de bezoekers; behalve de drie voornaamste hôtels: ‘The Royal’,
| |
| |
‘The Crab and Lobster’ en ‘The Royal Marine Hôtel’, zijn er eenige kleinere, benevens talrijke boarding-houses, waar men van 35 sh. (f21) af per week terecht kan.
De meeste Engelschen nemen echter gemeubileerde kamers, wat verreweg de goedkoopste en prettigste manier van leven is, en, ter eere van de Engelsche hospita's moet ik zeggen, dat ze verre boven haar Hollandsche collega's staan en oneindig veel gedienstiger en minder inhalig zijn. De bediening vooral laat vrij wat minder te wenschen over dan ten onzent. Men betaalt meer, dat is waar, doch het leven is nu eenmaal duurder in Engeland en het geld heeft er minder waarde.
Ventnor.
Daar Ventnor 's winters een heel zacht klimaat heeft, is het uitnemend geschikt voor borst- en teringlijders, die er dan ook vaak hun tenten opslaan. Even buiten de stad is een groot gasthuis voor dergelijke zieken; het bestaat uit ettelijke, afzonderlijke huizen en is voortreffelijk ingericht. Gelijk de meeste gasthuizen in Groot-Brittanië wordt het bijna geheel van vrijwillige bijdragen in stand gehouden. Iedereen kan er in komen en er wordt niet op godsdienst of stand gelet. Daar het, zoover ik zeide, buiten de stad gelegen is, merkt men er niets van en komt men er niet in aanraking met de patienten.
Verder is er in Ventnor een vrij groote esplanade of strandweg met een pier, waar Zondags na kerktijd een levendige pantoffel-parade wordt gehouden. De weg naar dit gedeelte van het strand is fraai aangelegd; er is een aardig watervalletje, dat zich spelend en kronkelend tusschen eeuwig-groenende
| |
| |
heesters naar beneden werpt. Jammer echter, dat het station zoo hoog ligt en het erg vermoeiend is er te komen. Daar wij reeds terstond op den dag onzer aankomst zooveel mogelijk van Ventnor wilden zien, strekten wij onze onderzoekingen tot laat in den avond uit en, hoewel wij de vele lichten der verschillende hoog gelegen huizen van het strand een verrassend gezicht vonden, zoo bekenden wij eenstemmig, dat het ons op den duur wel wat te machtig zou zijn om in zulk een heuvelenstad te wonen. Het laatste, wat wij zagen, waren de heldere stralen der maan, die een zilverachtig schijnsel op de bladstille zee wierpen. Alles ademde rust en vrede...! 't Was heerlijk!
Den volgenden ochtend namen wij plaats op een coach en gingen wij over Osborne en Cowes naar Carisbrooke Castle. De weg is fraai en afwisselend,
Osborne.
gelijk overal op het eiland; geen vijf minuten is het 't zelfde; over 't algemeen echter ziet men groene heuvels met hooge heggen er tusschen, nu en dan is er een klein bosch. De plantengroei is weelderig en verscheiden; kamperfoelie en wilde rozen zijn er in kwistigen overvloed aanwezig, terwijl de fuchsia er de grootte van een Hollandschen meidoornstruik bereikt. De kleine, roode bloemen verheffen haar bevallige klokjes hoog in de lucht en breken de eenkleurigheid van het groen op een aangename wijze. Dan zijn er ontelbare braamstruiken. ‘ To go blackberrying’ is een der meeste geliefkoosde nazomergenoegens der Engelsche kinderen en de jeugdige bewoners van Wight kunnen er hun hart aan ophalen.
Er groeien ook veel wilde bloemen, doch niet zoo veel als in sommige plaatsen van Engeland, zooals de Lands'end en Gloucestershire.
| |
| |
Het kasteel van Osborne is een flink, oud gebouw, dat zeer bezienswaardig moet zijn, doch daar H.M. er juist vertoefde, was het voor ons, gewone stervelingen, ontoegankelijk. Het ligt op een kleine hoogte te midden van een uitgestrekt park en biedt in alle opzichten een zeer aangenaam verblijf aan.
De Prins van Wales heeft ook een buiten te Cowes, doch meestal logeert hij bij zijn Vorstelijke moeder. West-Cowes wordt bijna geheel ingenomen door de heerlijkheid der Koningin en is van East-Cowes gescheiden door een kleinen inham, die tevens den mond der Medina, de voornaamste rivier van 't eiland, vormt.
West-Cowes.
De laatste plaats heeft veel van Ryde, doch is lang zoo groot niet. Uitgezonderd de dagen van den jaarlijkschen zeilwedstrijd, is er weinig te doen. Alleen is het een algemeene aanlegplaats van eigen jachten.
Er wonen hoofdzakelijk visschers en schippers, en zonder den zoo even vermelden wedstrijd en het bezoek der jachteigenaars, zou het een vrij armoedig bestaan hebben. De tegenstellingen in de winkelstraten zijn groot en treffend; naast een armoedig, klein groentewinkeltje, ziet men een elegant modemagazijn van Redfern, den Londenschen Worth; iets verder op bevindt zich, tusschen een paar gewone Zeemans-herbergen, een groot magazijn, waar men alles krijgen kan wat maar eenigszins op een jacht te gebruiken is: van gebreide matrozenbuizen af tot dameskleeren toe.
De meeste dames dragen blauwe serge japonnen en witte matelots met een zwart of blauw lint er omheen, waarop de naam van haar jacht vermeld staat.
De watersport vormt een voornaam element in het Engelsche: ‘High-life’ en
| |
| |
de meeste rijke Britten brengen eenige weken of maanden van 't jaar op de zee door.
Aan de groote: ‘Regatta’ in 't begin van Augustus, nemen altijd eenige Vorstelijke personen deel, o.a. de Prins van Wales en de Keizer van Duitschland.
Het is een fraai gezicht de honderde wit gezeilde scheepjes op het water, vooral bij een zonnigen dag zijn de licht-effecten zeldzaam schoon.
De ligging van Cowes is niet zoo schoon als die van Ryde, doch wat er een grooter bekoring aan geeft, is een breed grasveld, dat langs de zee, iets boven 't strand, loopt en waar het in 't season heel vol en levendig is.
Achter dezen wandelweg is een rij hôtels en huizen; onder de laatste neemt de ‘Royal Squadron Club’ een voorname plaats in. In de wedstrijdweek komen alle vorstelijke gasten en is het de verzamelplaats der upper ten.
Toen wij er waren, was het er juist 't goede oogenblik, doch Frank en ik stoorden ons weinig aan die: ‘Vanity Fair’ der grooten der aarde. Wij namen in de haast een eenvoudig lunch en dwaalden toen samen langs het strand en door de drukke straten naar buiten in de vrije natuur. Veel tijd hadden wij echter niet en nauwelijks hadden wij onzen tocht begonnen of wij moesten dien weer eindigen, omdat de horen van onzen conducteur ons 't ‘voort, voort’ dat ons nergens met rust laat, toeriep. 't Was een onmogelijk slecht instrument en de valsche, schorre tonen kwamen er hortend en stootend uit en toch klonk het vroolijk in het rond.
Wij verlieten Cowes en wendden onzen koers naar Newport, de hoofdstad van 't eiland en Carisbrooke Castle, de grootste merkwaardigheid uit een historisch oogpunt. Ik vergat nog te vertellen, dat er van West naar Oost Cowes een drijvende ketting-brug is, waarop wij met coach en al vervoerd werden. Deze brug wordt zoowel voor menschen en wagens als voor rijtuigen gebruikt.
Op onzen weg naar Newport kwamen wij langs een groote gevangenis; naar ik meen is deze een soort van filiaal - als ik 't zoo eens noemen mag - van de beroemde strafkolonie te Portland.
Ook hier waren galeislaven, met het gruwzame T.F. (travaux-forcés) gebrandmerkt, bezig met het uitvoeren van verschillende werkzaamheden, voornamelijk het houwen en vervoeren van steenen. Wij zagen ze bij troepjes van vier en zes aan 't werk, begeleid en bewaakt door een gewapenden opzichter. Het was een vreemd schouwspel om die veroordeelden in hun treurige gevangenisdracht daar te zien, te midden der lachende natuur. Een zonderling gevoel wekte 't bij ons op, te weten, dat wij ons zoo dicht in de nabijheid van misdadigers bevonden en ik rilde bij de gedachte, dat de meesten dier mannen tot de gevaarlijksten der maatschappij hadden behoord, dat de handen, welke nu zoo bedaard haar arbeid schenen te doen, nog kort te voren moordenaarswerk hadden verricht, dat in de oogen, welke nu onverschillig in 't ronde blikten, eertijds de laagste hartstochten hadden geflikkerd. Maar toch... het waren menschen van dezelfde bewegingen als wij. Wie weet hoeveel ze geleden hadden, vóór ze zoover waren gekomen. Wij zagen ze aan het einde van hun levensstrijd en als overwonnenen! Wie weet hoeveel harte- | |
| |
bloed en zieleleed zij in dien strijd gelaten hadden... En weer klonk de horen vroolijk in 't ronde en weer moesten wij voort, altijd voort!
Spoedig kwamen wij te Newport, een vrij uitgebreide provinciestad, waarvan niet veel te zeggen is: de Medina verbindt haar met de zee of liever met den doorgang tusschen Engeland en Wight, die de ‘Solent’ genoemd wordt.
Reeds voor eeuwen, ten tijde der Grieken, was dit water bekend, toch toen was het zóó ondiep, dat men er door heen kon waden, hetgeen de Grieksche kooplieden, die er kwamen om handel te drijven, dan ook heel gemakkelijk deden.
Van Newport naar Carisbrooke is niet heel ver en weldra zagen wij de tuinen van het kasteel aan den horizon verrijzen; onze coach hield een uur op, ten einde ons de gelegenheid te geven de verschillende merkwaardigheden te bezichtigen.
Carisbrooke Castle dankt zijn historische beroemdheid voornamelijk aan het feit, dat Karel I er eenigen tijd gevangen zat en er uit ontsnapte. Men wijst er nog het venster aan, waardoor hij naar buiten klom, alsmede de kamer, waarin zijn dochter Elizabeth leefde en stierf (1650). De bezoekers worden verondersteld een weemoedige herinnering te wijden aan het lot dezer Prinses, die gelijk de meeste der Stuarts, bukken moest voor de slagen van 't noodlot. Van het kasteel zelf is nog een groot maar weinig belangwekkend gedeelte over. Het uitzicht, dat men op eenige vensters heeft, is echter zeer verrassend en loont de moeite van het opklimmen. De naaste omgeving is ook zeer bezienswaardig en het omliggende Park bevat allerliefste plekjes.
Een der chief attractions voor de bezoekers is het: ‘Well House’, dat is een oud, met klimop bedekt, gebouwtje, waarin zich een put met helder water bevindt, en een ezel, die de emmers naar boven haalt, door middel van een groot wiel, dat hij steeds trappen moet. Frank vertelde mij, dat deze inrichting veel had van de bekende treadmill der galei-boeven.
De ligging van Carisbrooke Castle is fraai en zonder er voor in geestdrift geraakt te zijn, waren wij toch blij het gezien te hebben. Het overige van onzen tocht leverde niets merkwaardigs op.
Den volgenden ochtend togen wij per trein naar Sandown en wandelden van daar over Shanklin en de Landslip terug naar Ventnor. 't Was een flinke wandeling, doch zeer loonend. Sandown is een lief plaatsje en Sandown Bay is niet van schoonheid ontbloot, doch Shanklin stal mijn hart, vooral de Chine. Het stadje zelve draagt geen eigenaardig karakter en de parade is heel klein, doch de groote aantrekkelijkheid is de Chine, dat is een kloof of spleet tusschen twee rotsen.
Wij gingen er aan den strandweg in en betaalden ets. 15 ieder; een klein huisje met een draaiend hek belette den toegang aan niet-betalers. Nadat wij onze bescheiden bijdrage gegeven hadden, mochten wij door de turnpike, zooals de Engelschen zeggen, en bevonden wij ons in een der meest schilderachtige plekjes, welke men zich droomen kan. Het voetpad was smal en liep langs een vroolijk kabbelend beekje, aan beide zijden bevonden zich vrij hooge rotsen, die rijk begroeid waren met beelderige varens en andere
| |
| |
Carisbrooke Castle.
| |
| |
planten. De kleurenmengeling was zeldzaam harmonisch; het bruin der rotsen scheen ineen te smelten met de stammen der boomen, die er bovenop groeiden en het groen der varens stak er heerlijk bij af, terwijl het schuimend water een aangename afwisseling teweegbracht. De tint van 't geheel was somber, doch hier en daar werd het verlevendigd door een bundel van stralen of door de weerkaatsing op de krijtrotsen, die op enkele gedeelten tusschen de bruine wanden te voorschijn kwamen. Er lag een kalme, dichterlijke rust over dit uitgezochte plekje. Langzamerhand steeg de weg en toen wij uit de Chine kwamen, bevonden wij ons gelijkvloers met de hooge rotsen, waarop Shanklin gebouwd is. De afstand is zóó groot, dat er expres een lift is gemaakt om de badgasten van het strand naar boven te vervoeren. Het speet ons de liefelijke kleine vallei te verlaten, die als gemaakt scheen voor jonggetrouwden of verloofden en waar het bovendien heerlijk koel was; doch Ventnor lag nog mijlen ver van ons af en wij wilden bij tijds thuis zijn voor 't middagmaal, dat men in: ‘seaside lodgings’ gewoonlijk om half twee gebruikt.
De Landslip is een vooruitstekend, heuvelachtig terrein, dat overal begroeid is en uitstekende weilanden aanbiedt; de wandeling op het zachte gras-tapeet, doorweven met tal van witte en gele bloemen, is zeer verlokkend en niet te vermoeiend. Alleen tusschenbeide moet men flink klimmen om den top van den een of anderen heuvel te bereiken; één er van is zelfs zóó hoog, dat men bijna een kwartier noodig heeft om er op te komen. Eerst moet men langs een steenachtig pad en dan is er een trap van bij de honderd treden. Bovendien was 't een stikheete dag, zoodat ik niet kon nalaten nu en dan met een soort van heimwee aan onze vlakten en beschaduwde dreven te denken.
De aanblik op de zee en op het lager gelegen land was echter zóó betooverend, dat ik weldra alle vermoeienis vergat en moedig doorstapte. Toch zag ik met een soort van onschuldige Schadenfreude, dat Frank, even goed als ik, buiten adem was en dat 't eenige minuten duurde, vóór hij mij zijn indrukken kon meedeelen. Onze Hollandsche longen waren blijkbaar niet ingericht op zulke klimpartijen.
Even vóór Ventnor kwamen wij aan Bonchurch, een merkwaardig oud plaatsje met een interessant kerkje en een bescheiden waterplasje - dat den weidschen titel van Bonchurch Pond draagt en waarin veel kroos en veel kleine vischjes zijn. De oevers zijn prachtig begroeid; een gedeelte er van vooral trok zeer onze aandacht, daar er een bizonder groote hortensia-struik naast een donker-roode fuchsia was geplant. Het rose der hortensia's stak er beeldig bij af en kleurde het geheele landschap.
Gelukkig stond ons tijdelijk thuis op den weg naar Bonchurch, zoodat wij het spoedig bereikten en niet meer door Ventnor moesten. Het eten stond klaar en nadat wij alle eer hadden bewezen aan een biefstuk-pudding, dien Mrs. Brown voor ons had gemaakt, waren wij weer genoeg uitgerust, voor een afdaling naar de eigenlijke stad.
Toevallig stond er een char-à-bancs gereed om af te rijden en zonder mij te raadplegen trad Frank het kantoortje van den verhuurder binnen en nam
| |
| |
hij twee plaatsen. Met een goedig: ‘stap maar op vrouwtje, je bent toch te moe om veel te loopen,’ hielp hij mij opstijgen en vóór ik goed wist, wat er gebeurd was, zat ik gezellig boven op een soort van breack en was ik op weg naar Blackgang-Chine. Was ik 's morgens al verrukt met Shanklin-Chine, zoo was de indruk, welken Blackgang-Chine op mij maakte, overweldigend. De natuur is er wild en grootsch en heel iets anders dan wij tot nu toe op het eiland zagen. Van Ventnor uit gingen wij eerst het gasthuis voor teringlijders, waarvan ik hierboven sprak, voorbij, toen door een boschrijke streek en langs eenige fraaie landhuizen, eindelijk langs hooge, grijze steenmassa's.
Bonchurch Pond.
Groote stukken, die er jaren geleden afgebrokkeld waren, lagen hier en daar verspreid en de woestheid en onregelmatigheid van den weg had iets beangstigends en tegelijkertijd iets zeer aantrekkelijks.
De eigenlijke Blackgang-Chine is een voetpad langs de rotsen naar beneden; vóór wij de afdaling begonnen, moesten wij een bazaar door, waar men allerlei nuttelooze prullen verkocht. De bezoeker heeft de keuze tusschen er 't een of ander, liefst 't een en ander, te koopen, of 30 cts. entrée te betalen, waaraan iedereen zich moest onderwerpen.
Wij liepen den bazaar door, kochten een paar vaasjes en haastten ons om in de lucht te komen. Het was heerlijk maar, daar het sterk waaide, was de afdaling nog al moeielijk; gelukkig dat Frank mij op lastige punten de behulpzame hand bood, want verscheiden malen bekroop mij de lust om het op te geven. Een blik naar beneden deed mij bijna 't evenwicht verliezen, daar het strand in duizelingwekkende diepte onder ons lag. Eindelijk waren wij er;
| |
| |
vóór ons lag het strand en daarachter de oceaan; langzamerhand was er een flinke storm op komen zetten en de schuimende golven braken met groot gedruisch tegen de rotsen. Het scheen of de elementen tegen ons in opstand kwamen en zich verzetten tegen de profanatie dezer plekken door menschenvoeten en menschenstemmen.
Het was een grootsch tooneel en de donkere steenblokken vormden een waardigen achtergrond voor het reusachtige zeegezicht, dat zich aan onze oogen vertoonde. Het strand was bedekt met kleine steentjes, die zandkorrels schenen naast de hooge rotsen; evenzoo kon ik een gevoel van kleinheid en nietigheid niet van mij afzetten, als ik mijn eigen persoonlijkheid en het kleinleven mijner gedachten vergeleek met de grootheid der natuur.
Ook hier hadden wij niet veel tijd tot mijmeren, daar het rijtuig op ons en de overige reizigers wachtte om de terugreis naar Ventnor te aanvaarden. Er bleef ons nog een lastig werkje over, nl. de bestijging van de Chine.
It was no joke, zooals John Bull zegt. De trap was bizonder smal en de wind nam in hevigheid toe, waarbij een dichte stofregen onze bewegingen bemoeielijkte. Toch kwamen wij er, 't zij dan ook hijgende en blazende; een kopje thee in het Blackgang Hôtel verkwikte ons echter wonderwel en, zoodra wij onze hooge zetels hernomen hadden, was al het uitgestane leed vergeten.
Wij hadden nu het merkwaardigste van het eiland gezien op Freshwater, Alum Bay en The Needles na. Ons eerste plan was om per spoor naar Sandown te gaan, vandaar een anderen trein naar Freshwater te nemen en verder te wandelen, doch Frank was bang, dat het te ver voor mij zou zijn.
Wij legden het dus, gedurende twee dagen, heel zuinigjes aan en deden niets dan wandelen, zoodat wij ons den derden iets extra's konden veroorloven en den geheelen dag, van 's morgens tien tot 's avonds 7.30, konden coachen. Het was de langste tocht, welken wij nog ondernomen hadden en wij verheugden er ons beiden zeer op.
De weg voerde ons weer langs Blackgang en ik vond het interessant om die wilde plaats nog eens terug te zien, ofschoon de indruk nu niet zoo overweldigend was.
Wij gingen ook St. Catherine's Point voorbij, waar het sterkste kustlicht van het eiland Wight is.
Over 't algemeen was deze rit echter minder mooi dan de vorige, niet dat wij ons een oogenblik verveelden, maar wij werden niet zoo getroffen, door 't geen wij zagen, als anders. Toch waren er fraaie punten; o.a. zagen wij het Sandrock Hôtel, dicht bij Blackgang. Het is een grijs steenen gebouw, dat bijna geheel met wilden wingerd en klimop begroeid is en een reusachtige evergreen te midden van een net onderhouden tuin gelijkt.
Freshwater is een bekoorlijk plaatsje met heerlijke wandelwegen er om heen; ik geloof, dat ik, als ik ooit weêr te Wight kwam, er liever zou logeeren dan te Ventnor, voornamelijk omdat het niet zoo heuvelachtig is. Jammer echter, dat de huizen zoo verspreid liggen, hetgeen een ongeregeld voorkomen aan 't stadje geeft. Evenals te Ventnor, Ryde, Cowes en Shanklin is er gelegen- | |
| |
heid tot 't nemen van zeebaden; 't strand wordt er gevormd door een inham, die echter zeer klein is. Er zijn verscheiden goede Hôtels en ook eenige groote buitenplaatsen, o.a. die, waar Lord Tennyson dikwijls verblijf hield. Uit een letterkundig oogpunt zijn er verscheiden interessante herinneringen aan Wight verbonden: Fielding, de beroemde advokaat en schrijver der achttiende eeuw, kwam er dikwijls verpoozing zoeken van de vermoeienis, veroorzaakt door zijn dubbelen werkkring.
Ook Longfellow, de Amerikaansche dichter, bracht herhaaldelijk een bezoek aan het schoone eiland, terwijl de geliefkoosde jongensschrijver, Kapitein Marryat, er dikwerf over schreef. Dicht bij Blackgang staat een klein gedenkteeken,
Rotsen te Freshwater.
gewijd aan de nagedachtenis van Shakespeare, eenige jaren geleden door een zijner aanbidders, mogelijk adepten, opgericht, doch voor zoover ik weet, leidde Shakepeare's weg hem nimmer naar dit dichterlijke plekje.
Het gedenkteeken is overigens van weinig beteekenis en valt nauwelijks in 't oog.
Na een behoorlijk oponthoud te Freshwater stapten wij weêr op de coach en reden wij door een fraaien, boschrijken weg naar Alum Bay, waar een kleine Esplanade is, nog kleiner dan die te Freshwater. Wat deze baai beroemd heeft gemaakt is, het vroeger aanwezig zijn van aluin, gelijk de naam aanduidt. Heden ten dage vindt men er niets meer, doch de rotsen bestaan uit onderscheiden aardlagen van verschillende tinten. De kleuren zijn meest somber, wat de Franschen ‘des couleurs ternes’ noemen, doch er zijn er zeker een tiental, o.a.: groen, bruin, grijs, paars, rood.
| |
| |
Een eigenaardigheid van Alum Bay is, dat men er kleine spits toeloopende fleschjes kan koopen, gelijk aan die, waarin de bekende schakel-lijm vervat is.
Deze fleschjes zijn gevuld met de verschillende zandsoorten, in dier voege, dat ze de kleur-afscheidingen nauwkeurig laten zien en zelfs allerlei figuren en patronen vormen. Men kan ze van 30 cts. af tot f 1.50 toe krijgen. Naar 't zeggen onzer hospita is er slechts één man op het geheele eiland, die deze vul-kunst verstaat; natuurlijk houdt hij die diep geheim.
‘The Needles’ zijn twee afzonderlijke steenrotsen, die buitengewoon puntig zijn en bizonder scherp zijn afgeteekend. Men wil echter dat ze haar benaming niet aan haar scherpheid te danken hebben, doch aan het Duitsche woord Niederfels, dat de Denen er bij hun overkomst aan gaven en dat sedert verbasterd werd in Needles. Ook te Freshwater is een alleenstaande rots of juister er zijn er twee, die met een steenen boog zijn verbonden. De aardigheid is om er met een roeibootje onder door te gaan. Te Alum Bay is ook nog een vrij aanzienlijke pottenbakkerij, overigens is er weinig industrie op het eiland en leven de bewoners er grootendeels van landbouw, terwijl de meesten een gedeelte van het jaar van de badgasten afhankelijk zijn.
In de reisgidsen, o.a. in Baedeker staat, dat men het geheele eiland gevoegelijk in twee, hoogstens drie dagen kan zien, doch om het goed te doen, zóó dat de indrukken elkander niet te snel opvolgen, heeft men minstens een week noodig.
Wij bleven er acht dagen en vonden het niets te veel; wij werden nooit moe van het bewonderen der liefelijke natuur, en toen de stoomboot ons weêr van Ryde naar Portsmouth voerde en wij de groene, dicht begroeide oevers van Wight langzamerhand uit het gezicht verloren, kwam er een gevoel over mij alsof ik een goeden vriend vaarwel zeide.
Ook Frank kon een zucht niet weerhouden en ik kon 't hem aanzien dat 't hem, evenzeer als mij speet, dit plekje, waar wij zooveel genoten hadden en zoo gelukkig waren geweest, te verlaten.
Toen wij dien avond onze kas opmaakten, zagen wij dat ons uitstapje, met inbegrip van de reis (3e klasse) van Londen en terug, ons niet meer dan £ 5 (f 60) ieder had gekost.
|
|