| |
| |
| |
G.H. Breitner.
Door Ph. Zilcken.
Indien ooit een onwaarschijnlijk cataclisme het Amsterdam onzer dagen deed verdwijnen van de aarde, als eenmaal Atlantis, dan zouden tallooze werken, zoowel teekeningen als schilderijen van onze tegenwoordige schilders, een goed beeld kunnen vertoonen van wat die hoofdstad geweest was. In de laatste jaren hebben schilders als Gerard Muller, Jansen, Wijsmuller, Karsen,
| |
| |
Isaac Israëls, Van der Valk, en onlangs Dupont, oud- en schilderachtig Amsterdam van alle kanten opgenomen en bestudeerd, en talrijk zijn de etsen en doeken, die er de afwisselende aspecten van weergeven.
Breitner neemt een aparte plaats onder die schilders van Amsterdam in, wat een gedeelte van zijn werk aangaat. Hij vertolkt niet uitsluitend (hoewel hij het een enkel maal deed) het ‘paysage de ville,’ maar meestal het straatleven van de hoofdstad, in al zijn intensiteit. Dit leven vertolkt hij dan in zijn zoo karakteristiek milieu, in die woelige en schilderachtige buurten en grachten, die eerst in de laatste jaren door jongere schilders werden ontdekt.
Wel waren vroeger hoekjes van de ‘Jodenbuurt’ herhaaldelijk geschilderd geworden, maar dit was meer om het oppervlakkig pittoreske of om 't anecdotische van die steegjes en grachten, dan om het leven-zelf er van.
Weinig schilders hebben in volmaakter composities dan Breitner de pracht van miserabele volkstypen eener groote stad geschilderd, òf zwaarbeladen karren in modderige sneeuw, met aldoor zwoegende en hijgende paarden, tegen een schilderachtigen achtergrond van oude, rijkgekleurde gevels, vooral bij avond, in regenbuien, met de fonkelende gele lichten der lantaarns, die de spiegelende plassen doen schitteren; òf de typische Amsterdamsche meisjes van het volk, blootshoofd in wind en weer, met haar zoo specieus opgewerkte haarlokken.
Die straat-tafereelen van Breitner zijn nooit geschilderd ter wille van het onderwerp alléén, om het ‘romannetje,’ zooals Mauve dit noemde, maar uitsluitend het gevolg van den hoogst schilderachtigen indruk, die den gevoeligen artiest aandeed, en die hij wist uit te werken in krachtige composities.
Dit is het gevolg van het geboren schilder-zijn van Breitner, en zoo zijn er onder zijn eerste werken, die niet minder belangrijk zijn van een artistiek standpunt, dan zijn laatste. Zoodra hij het penseel in handen neemt, weet hij ongemeene qualiteiten aan den dag te leggen.
Schilderijen en studies uit de eerste jaren nadat hij de academie verlaten had, toonen reeds dat mooi-sensueele gevoel voor kleur, dat al zijn goede werken karakteriseert, en waardoor hij, ook in andere opzichten nog, de Hollandsche Manet zou genoemd kunnen worden.
Evenals deze groote schilder, wordt Breitner, wanneer hij de natuur voor zich heeft, getroffen door toon-harmonieën van heldere of gebroken blondblanke kleuren, - schitterend en sterk, die, geboren uit zijn mooi begrip van toon, nooit zijn wat de Franschen noemen ‘couleurs locales,’ maar die hij waarneemt in teêre, nauw luisterende, zilver-grijze gamma's.
Het groot charme van Breitner's beste schilderijen en aquarellen, en ook van zijn minder doorwerkte schetsen is juist in die sappige, heerlijk geschilderde ‘coulées de pâtel,’ die zoo volgehoudene symphonieën in parelmoer-rose-en-grijs, in lak-rood of zwart en gond.
Wanneer, zooals hij in den laatsten tijd wel eens deed, Breitner een meisje schildert in een Japansche japon, dan is 't hem niet te doen om het kostuum, om den maskerade-kant van de voorstelling, om min of meer zuivere ethnonologische authenticiteit, - maar, hij wordt in de eerste plaats getroffen door
| |
| |
de mooie tegenstelling die zulk een witte of vermiljoen-roode, rijk geborduurde japon maakt tegen een dof zwart meubel, een goudgeel kussen of een puissant gekleurd oostersch tapijt.
Liggend Japansch Figuur.
Met toestemming der firma E.J. v. Wisselingh & Co. te Amsterdam.
En zoo is 't in al zijn werken, schilderijen of aquarellen. Zijn gezichten van den Dam bij avond, zijn trampaarden, hoewel uitmuntend van karakter en van actie, zijn niet zooals bij Mauve bijvoorbeeld, òm hun karakter en standen geschilderd, maar bijna uitsluitend om de opposities van hun vaal wit of donkerbruin tegen de oranje-gele lichten in de schemering, of tegen het blinkende schijnsel dezer lichten in plassen. Breitner, met een schijnbaar illustratief talent, is in de eerste plaats eerst en altijd schilder. Wanneer ik schilder zeg, dan bedoel ik niet hiermede iemand die min of meer juist, zorgvuldig, als een photografisch objectief, al is 't in kleuren, de natuur-indrukken opneemt en weergeeft. Dit is een resultaat dat een ieder met oefening en geduld tot een zekere hoogte kan bereiken. Dit is wat de meeste akademie-leerlingen verworven hebben, wanneer zij de school verlaten, na het behoorlijke aantal leerjaren te hebben doorgemaakt, namelijk een soort handigheid en oefening in 't teruggeven van hetgeen zij zien, waarvoor een zekere mate van talent noodig is, maar dat niets te maken heeft met ware schilderkunst.
Terwijl teekenen in wit en zwart een oneindig ruim veld aanbiedt, waar alles geoorloofd is, - zelfs de meest onnatuurlijke en capricieuse fantastisch-litteraire voorstellingen, is schilderkunst uit den aard der zaak oneindig beperkter.
| |
| |
Schemeravond op den Dam. - Met toestemming der firma E.J. v. Wisselingh & Co. te Amsterdam.
| |
| |
Wanneer in wit-en-zwart-kunst een bizondere wijze van teekenen, en de betrekkelijke waarde-tegenstellingen hoofdvereischten zijn, dan is 't duidelijk dat in een schilderij de kleur in de eerste plaats in aanmerking moet komen, en, wanneer ik kleur zeg, dan bedoel ik die kleur opgevoerd in een geheel van tegenstellingen. Zoo is het duidelijk dat in een schilderij de kleur de eerste plaats inneemt, vóór de teekening zelfs, en wanneer ik hier kleur zeg, dan bedoel ik deze opgevoerd tot een geheel van harmonieerende tonen evenals een harmonie van verschillende klanken een symphonie vormen. De kleur dus is verreweg de belangrijkste factor van een schilderij; alle andere kunnen er naast aanwezig zijn; van een mooi, volmaakt schilderij is deze ontegenzeglijk de voornaamste.
Met het kleine aantal verven die een waar colorist noodig heeft, kan hij de rijkste, de schitterendste harmonieën uitdrukken.
Eigenaardig kan als regel gelden, dat hoe meer coloristisch van nature een artist is, hoe eenvoudiger zijn palet zal zijn samengesteld.
Een Israëls, een Jacob Maris, een Breitner gebruiken een zeven- of achttal verven, en schilders, zonder dit gevoel voor kleur, hebben bijna alle hulpmiddelen der verffabrikanten noodig om weinig klinkende, doffe schilderijen voort te brengen.
Men zou aan een schilder kunnen zeggen: ‘toon mij uw palet, en ik zal zeggen hoe gij schildert.’
In de betrekkelijk volmaakte uiting van het coloristisch gevoel eens schilders ligt de betrekkelijke volmaaktheid van het schilderij. En in Breitner's werken is deze uiting al bijzonder compleet, kenschetsend voor zijn persoonlijk, individueel talent, en tevens van ongemeene bekoorlijkheid.
De kracht, het brilliante der kleuren van een schilderij, zijn in 't algemeen slechts indirect aanwezig in het onderwerp, dat de schilder waarneemt en afbeeldt, maar wèl in zijn oog, in de visie die hij heeft van dit onderwerp, omdat hij het waargenomen beeld vertolkt door zijn gemoed, zijn stemming, zijn temperament heen. Zola heeft de kunst gedefiniëerd: la nature vue au travers d'un tempérament.
Op het werk van een schilder als Breitner is dit gezegde al bijzonder van toepassing.
Schilders-temperamenten, volmaakter, oorspronkelijker, gevoeliger en rijker georganiseerd dan het zijne, om natuurindrukken op te nemen en om te werken, komen hoogst zeldzaam voor.
Om deze reden zijn zijn werken zoo aangrijpend, omdat hij met zijn voorname schilders-qualiteiten een zoo weelderige visie der meest alledaagsche dingen heeft, een visie hem geheel eigen, die zijn groote individualiteit aantoont.
Breitner is niet, in den algemeenen zin, wat men noemt een virtuoos, een handig en elegant executant met de kwast, zooals b.v. een Vollon, maar een schitterend tonalist, die de kleuren in prachtige tonen neêrzet op 't doek, juist op de plaats waar zij moeten staan, en zoodoende modelé, relief en stof voortreffelijk uitdrukt.
Om deze reden is, zooals ik hierboven even aanstipte, voor Breitner het onderwerp van een schilderij niet wat er meestal voor wordt gehouden: zijn
| |
| |
Amsterdamsche Vrouwen. - Naar een aquarel in het bezit van den Schilder.
| |
| |
gezichten van den Dam, zijn trampaarden, zijn Amsterdamsche meisjes, enz., zijn zeker dikwijls gekozen om de types óók, maar altijd, in de eerste plaats om het kleur- en toon-geheel, om de tegenstellingen die hem opvielen, troffen, en de aanleiding waren, om zijne compositie uit te werken.
Hieruit blijkt, waarom hij zulk een mooi, echt schilder is, van nature begaafd als zeer enkelen, een waar colorist, harmonist, of luminist, - hoe men 't ook noemen wille, - 't komt op hetzelfde neer.
Breitner's opvatting van het teekenen is geheel verschillend van de algemeen loopende begrippen omtrent teekening. Ik heb elders reeds, naar aanleiding van de uitmuntende en zoo hoogstaande karakter-teekening van Jozef Israëls eenige regels gezegd, die zeer van toepassing kunnen zijn op de opvatting van Breitner.
Voor de meeste menschen bestaat teekenen uit het min of meer trouw neêrzetten van omtrekken die een vorm of een massa begrenzen. Deze wijze van teekenen is het die door de meeste teekenmeesters en op teekenscholen, wordt onderwezen, terwijl het ook de primitieve wijze van teekenen is, van betrekkelijk onbeschaafde volken, en van primitieven van alle landen.
Wanneer nu een omtrek gevoelig is geteekend, wanneer de kunstenaar al teekenende, met groote liefde de minste buigingen van zoo een omtrek volgde, en uiterst aandachtig met meerdere of mindere drukking de vastere of teedere gedeelten aangaf, wanneer zulk een lijnen-omtrek van b.v. een primitieven Italiaan of van een Holbein is, dan is deze bewonderenswaardig in alle opzichten.
Maar hoe gauw wordt zulk een omtrek niet conventioneel, ongevoelig, droog! Dan kan hij van nut zijn in decoratieve ontwerpen, waar, naast talent, een onbewegelijke vorm-teekening vereischte is; voor kunstnijverheid, waar de eerste vereischte is harmonische verdeeling van vlekken vastgezet door lijnen, en waar het begrip van leven en beweging niet op den voorgrond treedt, terwijl eigenlijk de geheele opvatting aan een bepaalde conventie moet zijn onderworpen om het beoogde effect te bereiken.
Zulk een wijze van teekenen, die de omtrekken zuiver weêrgeeft, wordt algemeen geacht de eenige wijze van teekenen te zijn, en wanneer het groote publiek de schijnbaar verwarde, ruwe, nerveus-haastig neergeworpen krabbels was een Rembrandt, een Michael Angelo of een Israëls ziet, raakt het in de war: gewend aan eene burgerlijke zindelijkheid van lijnen, begrijpt het doorgaans niet die teekening, die juist veel hoogere capaciteiten eischt, daar zij meer dan de vorm alléén, de synthese der vormen geeft, en beweging, actie, leven uitdrukt, niet op een onpersoonlijke en onbewegelijke wijze als een photografisch instantané maar met de uitdrukking van realiteit, en individueele visie. Van deze wijze van teekenen wordt dikwijls niet begrepen dat zij een veel grootere hoeveelheid talent vereischt, dan men denkt, en tevens eigenschappen die altijd schaarsch zijn, terwijl het zuiver-netjes nateekenen der dingen louter een werk van geduld en oefening is.
Een geteekende omtrek dus wordt alleen gebruikt om de vormen voor te stellen, te omschrijven als 't ware, daar een zuivere lijnen-omtrek in de natuur
| |
| |
Het Kanonschot. - Met toestemming der firma E.J. v. Wisselingh & Co. te Amsterdam.
| |
| |
niet bestaat. Het echte teekenen, in enkele lijnen of meer doorwerkt, bestaat in het aangeven in lijnen van het modelé der vlakken.
Zulk teekenen geeft het bewijs dat een schilder ziet, en het talent heeft weêr te kunnen geven wat hij ziet.
Zoo teekent Breitner.
Zijn omtrekken mogen soms overdreven, schijnbaar ruw of gewild zijn, steeds verraden zij den schilder, den door karakteristieke vormen, of door de actie dier vormen, sterk aangedane kunstenaar.
En zoo weet Breitner beter dan vele anderen, het karakter, het leven uit te drukken. Zijne schijnbare onjuistheden van teekening zijn geheel onderworpen aan, èn het gevolg van zijn brillante opvatting van het geheel.
Zoekend sappige, rijpe, zilveren tonen weêr te geven zal zijn penceel een enkel maal den juist geproportioneerden vorm overdrijven, accentuëeren; dit zal dan geen fout zijn, maar slechts een overdreven uitdrukking van een karakteristieke lijn of vorm, die door dit overdrijven juist meer expressie krijgt dan indien zij bedaard en koud was gevolgd door een zenuwloos mensch.
Het gespannen zenuwleven dat het werk van Breitner kenschetst, dit zenuwleven juist maakt hem tot den grooten schilder die hij is, tot den mooien impressionist in den volsten zin des woords.
Impressionist! Hoe verkeerd wordt dit woord vaak begrepen! Met impressionisten bedoelt men dikwijls schilders die met breede toetsen schilderen, in plaats van met fijn marter-penseelen gladde likjes op het doek te plaatsen, met angstige zorg en onvermoeide aandacht.
Hoe ver af is deze opvatting van de ware beteekenis van het woord.
Impressie beteekent indruk.
Impressionist dus iemand, - in dit geval een schilder - die een indruk ontvangt, en die ondervonden indruk weêrgeeft in zijn werk.
Sedert kunst op de aarde aanwezig is zijn alle kunstwerken van eenige waarde producten geweest van Impressionisten. Welk kunstenaar heeft ooit bestaan, dezen naam waardig, die niet in zijn werk een ondervonden aandoening, een indruk of impressie vertolkte, hetzij in Litteratuur, in Muziek of in de Plastische kunsten? Is er één beeldhouwwerk, van de Egyptische tot de moderne tijden, één schilderij der wereld, dat aanspraak maken kan op werkelijk kunstwerk, dat niet het product is van een emotie, ontstaan door het zien van iets impressioneerends in de natuur? Zijn de paarden van het Parthenon, sommige Egyptische beeldhouwwerken (men denke eens aan dat vrouwenrompje zonder hoofd, in het museum te Leiden), de was-schetsen in het South Kensington museum van Michael Angelo, aan de teekeningen van da Vinci, van Dürer, of schilderijen van Hals of Rembrandt niet onder den directen indruk gemaakt van een emotie, van een aangedane visie van een uiterst gevoelig artiest, die dán altijd een waar impressionist is geweest, een artiest begaafd met een uiterst gevoelig zenuwleven?
Er is veel te veel gesproken en geschreven in onze dagen over het zenuwziek zijn der artiesten. Zeker kunnen enkelen dezer onder de zieken ge- | |
| |
rangschikt worden. En als de kunst het gevolg van een nevrose is, wat mogelijk is, dan moeten wij er voor dankbaar zijn en het verschil opmerken tusschen gewone ziekteverschijnselen, die niets tot stand brengen, en een subtiele (ziekelijke?) verfijning van het waarnemingsvermogen dat uitmuntende werken door uiterst fijne gevoelsaandoeningen doet ontstaan.
Aan dergelijke zieken, zooals sommige beweren dat alle artiesten zijn, hebben wij de grootste, onsterfelijke meesterwerken der geheele wereld te danken. En zulk een zieke is dan meer waard voor de menschheid, dan millioenen gewone menschen die buiten hun eigen instandhouding niets en niemand ten nutte zijn.
George H. Breitner werd in 1857 te Rotterdam geboren, en na zijn schoolperiode was hij geruimen tijd werkzaam aan een kantoor. Zijn aangeboren lust tot schilderen deed hem echter in 1877, dus op twintigjarigen leeftijd naar den Haag gaan, dat toen, evenals nog tegenwoordig het groote artiesten-centrum van Nederland was.
Hier waren sedert eenige jaren Israëls, Mauve en de Marissen gevestigd, en deze groote schilders trokken om zich heen al wie met overtuiging aan kunst deed.
Het witte Paard.
Naar een schilderij in het bezit van den heer J.J. Tiele te Rotterdam.
Te 's-Gravenhage was Breitner gedurende eenige jaren leerling van de Academie waar hij het examen voor de acte voor middelbaar onderwijs gelukkig aflegde.
Na dezen eersten, voorbereidenden studie-tijd ging hij werken onder leiding van Willem Maris, die destijd woonde in den huize Rozenburg, waar later de Colenbrander-aardewerk-fabriek werd opgericht, en waar o.a. Th. de Bock, Tony Offermans, de vroeg gestorven Jozef Neuhuijs en van der Maarel, achtereenvolgens ateliers gehad hebben.
| |
| |
Breitner schilderde toen allerlei onderwerpen, maar het meest trokken hem aan soldaten, - huzaren en artilleristen uitsluitend, - om hun paarden, wier onverwachte groepeeringen, houdingen en bewegingen hem een rijke bron voor zeer mooie schilderijen werden.
Cavalerie. - Naar een schilderij in het bezit van den heer Hidde Nijland te Dordrecht.
Aan deze heeft hij dan ook zijn eerste successen te danken, en de besten der schilderijen dien hij destijds maakte, bevinden zich dan ook in meest uitgelezene collecties, als die van H.W. Mesdag en van Taco Mesdag, en van den heer Tiele te Rotterdam.
Ook schilderde hij toen meisjes en vrouwenfiguren vol karakter en distinctie, in zeldzame fijne toon-harmonieën.
In 1886 ging Breitner zich te Amsterdam vestigen, waar hij sinds dien tijd woont.
Hier begon hij die onuitputtelijke reeks stadsgezichten waarover ik zooeven uitweidde,
In de Sneeuw. - Naar een schilderij in het bezit der Maatschappij ‘Arti et Amicitia’.
en ook heerlijk geschilderde naaktstudies, in sappige, hoogst gedistingeerde kleuren, die zeker het beste zijn wat in dit genre in onzen tijd hier werd geschilderd.
| |
| |
Een zijner meest sensatie-makende en beste stadsgezichten was zijn bekenden Dam bij avond, dat zich in het museum van Dordrecht bevindt, en niet minder gewaardeerd wordt zijn schilderij Regen en Wind (vrouwen op de brug) dat het eigendom is van Dr. Samson te Amsterdam.
Zoo ging Breitner onafgebroken door veel te produceeren, begaafd als hij is met een energieke en vasthoudende arbeidskracht.
Paarden in de Sneeuw.
Naar een schilderij in het bezit van Notaris Bilderbeek te Dordrecht.
Een bekend schilderij uit de laatste jaren is zijn Paarden in de sneeuw, dat in 1894 de gouden medaille verwierf door H.M. de Koningin-Weduwe-Regentes beschikbaar gesteld, en dat aangekocht werd voor het fonds Willink van Collen.
De schilder was echter niet volkomen voldaan met de compositie van dit laatste schilderij. Het geheel liet hem onbevredigd, en hij besloot een nieuw doek te schilderen van hetzelfde onderwerp, met een eenigszins gewijzigden achtergrond. Dit, dat Breitner zelf volmaakter oordeelt dan het eerste, behoort aan den notaris H.J. van Bilderbeek te Dordrecht.
Hoewel Breitner betrekkelijk nog jong is, en eerst vrij laat zich aan de kunst wijdde, was zijn loopbaan zeer succesvol. In de eerste plaats werd zijn talent spoedig hoog gewaardeerd en geacht door zijn meesters en collegas, en hiernaast vielen hem spoedig belangrijke officieele onderscheidingen ten deel.
Onder deze wil ik vermelden:
De gouden medaille op een driejaarlijksche tentoonstelling te Amsterdam. Medailles te München, te Parijs, die van de Koningin-Regentes, en zijne benoemingen in de laatste jaren tot Ridder van de Belgische Leopolds-orde en van de Oranje-Nassau-orde.
Breitner is ook een paar malen lid geweest van Jury's voor Internationale tentoonstellingen.
| |
[pagina t.o. 308]
[p. t.o. 308] | |
Schemering. - Reproductie naar een schilderij.
|
|