Uit de studeercel der redactie.
Niets schijnt zoo moeilijk, als eene juiste definitie te geven van het begrip: Letterkunde.
Onlangs verscheen Schets van de Geschiedenis der Nederlandsche Letteren door W.J. Wendel, 4de druk, Groningen, 1896 (bij antidateering). En reeds in de Inleiding klinkt de allereerste stelling van dezen auteur: ‘De letterkunde van een volk is de kennis zijner letteren of geschriften, met uitsluiting der werken van zuiver wetenschappelijken aard (fraaie letteren)’.
Indien dit juist ware, zou de auteur zijn geheele boek ongeschreven hebben kunnen laten, en een nieuw werk hebben moeten leveren, dat de Geschiedenis der Letterkunde, d.i. der kennis van letteren of geschriften zou moeten behelzen. De geschiedenis der kennis onzer Nederlandsche Letteren zou ongeveer in het begin dezer eeuw moeten aanvangen, en van den voortreffelijken Jeronimo de Vries moeten handelen, als eersten schrijver eener Proeve eener Geschiedenis der Nederduitsche Dichtkunde, te Amsterdam in 1810 verschenen. Kennis onzer letteren zal wel voor eerst gevonden moeten worden bij de geschiedschrijvers over onze litteratuur. Indien Letterkunde dus is: de Kennis onzer Letteren, dan wordt de Geschiedenis der Letterkunde, de Geschiedenis der historiographie onzer litteratuur.
De heer Wendel bedriegt zich in zijne opvatting van het begrip Letterkunde. Hij meent, dat het met Letterkunde zoo gaat als met Meetkunde, Scheikunde en Sterrenkunde. Deze drie laatste woorden geeft men voor de namen van drie wetenschappen. In Sterrenkunde en Plantenkunde duidt het woord kunde op wetenschappelijke kennis van sterren en planten, bij Letterkunde is dit geenszins het geval.
Het is zeer jammer, dat wij Nederlanders het begrip, in vreemde talen met Litteratuur uitgedrukt, aanduiden met het verkeerde woord Letterkunde. Zoo denkt men onwillekeurig aan eene wetenschap, gelijk de heer Wendel deed. Maar Letterkunde is geenszins de naam eener wetenschap, Letterkunde is eene kunst. In aansluiting bij Schilderkunst en Toonkunst had men van Letterkunst of letterkundige Kunst moeten spreken. Maar men heeft nu eenmaal het minder juiste woord: Letterkunde gekozen als volkomen synoniem met: Letteren, letterkundige Kunst en Litteratuur.
De heer Wendel had dus moeten schrijven in zijne eerste stelling: De letterkunde van een volk is de verzameling zijner kunstwerken in poezie en proza. En dat hij dit ten volste bedoelt, getuigt zijn geheele boek, daar hij poogt eene beknopte geschiedenis dezer Nederlandsche kunstwerken in poëzie en proza te schrijven. Hij heeft de hoffelijkheid gehad mij in zijn Voorbericht voor den vierden druk (1895) te danken voor mijne ‘op- en aanmerkingen’ op den derden. Ik meen dus een goed werk te doen door ook dezen vierden druk eenigszins nader te beoordeelen.
Hij kan er nog niet toe overgaan zoowel de poezie als de kunstwerken in proza in drie groote afdeelingen te rangschikken: de epische, lyrische en dramatische afdeeling, met adoptie van eene bastaardafdeeling: de didactische poezie en proza. Hij wil in zijne Geschiedenis ook proza opnemen ‘waarin