Irène is op het toppunt van geluk. Zelfs als de woeste bende hen mocht ombrengen, rest haar de troost:
‘Nous les aurons dites, les paroles aimées
Par qui mourront un jour les sanglantes erreurs,
Et après nous, toujours, des races fortes
Et proclameront les paroles salutaires.’
Hiermee eindigt het drama: Le Victorieux, geschreven door A. Ferdinand Hérold, verschenen te Parijs in 1895, in de Librairie de l'art indépendant.
De auteur is nagenoeg onbekend. Hij heeft iets geheel nieuws, iets geheel onafhankelijks en oorspronkelijks willen geven. Zijne poging is een niet onbelangrijk verschijnsel. Hij heeft een zeer ongewoon, zeer vreemd drama willen schrijven. Zijne helden en heldinnen zijn dichterlijke schimmen, die voortdurend in lyrische verrukking spreken. Uit het oogpunt van poëtische weelde van gedachten, moet hij achting en bewondering afdwingen van den lezer. Van hoorders, die zijn drama zullen zien vertoonen, zal hij minder bijval winnen. Zijn Victorieux zou alleen op het tooneel te brengen zijn, wanneer spelers en speelsters kunstenaars waren van den allereersten rang, volkomen in staat de dichterlijke woorden hunner rollen met onberispelijke netheid, smaak en beschaving uit te spreken. De vrouwenrollen zouden door even zoovele Sarah Bernhardts, die der mannen door eene groep van Mounet-Sully's moeten worden vervuld.
Bij de vertooning zou in het oog vallen, dat het gebrek aan handeling niet opgewogen werd door de voortdurende inspanning om iets heel moois te zeggen. De personen uit dit drama hebben iets zeer nevelachtigs - iets als gedroomde schijngestalten, die door eene zoete sluimering voor onze verbeelding worden opgeroepen. Het is alsof de dichter van plan was den tekst te schrijven voor eene opera of een oratorium. Het geheele karakter van dit kunstwerk is eene in drie bedrijven volgehouden fraaie woordenmuziek.
De verzen en het metrum zijn zoo modern mogelijk, doch staan op vele plaatsen gelijk aan lichtelijk gecadenceerd proza. Als iemand schrijft: ‘Pourtant qui de nous sait, o, confiant Dêmas! si par malheur Godbertus ne dit pas vrai’ - zal niemand dit voor verzen aanzien. De auteur van Le Victorieux weet er een middel op, en schrijft:
‘Pourtant qui de nous sait,
Godbertus ne dit pas vrai!’
Het valt in het oog, dat zulke verzen uiterst gemakkelijk te schrijven zijn. En dat is op vele plaatsen het geval.
In éen opzicht heeft A. Ferdinand Hérold aller lof verdiend. Hij heeft de Fransche taal geen geweld aangedaan. Zijne verzen zijn rythmisch soms gebrekkig, maar volkomen helder gedacht, en zonder eenige gezochte duisterheid van uitdrukking neergeschreven. Er is hier veel, dat aan de eerste jaren der Romantiek herinnert, hier en daar klinkt eene echo van Victor Hugo, of van Théophile Gautier. Toch heeft deze auteur een onmiskenbaar persoonlijken stijl behouden.
T.B.