schillende keeren moet het stil staan - jonge dames bieden fraaie ruikers aan de heeren De Maere en Visart.
Een kwartier voor middernacht is een voornaam deel der manifestanten met de helden van het feest vereenigd in groote zaal der Hallen. Op nieuw volgt eene rij van toespraken. In de eerste plaats spreekt de heer Nieuwenhuise, als voorzitter van le Bureau-permanent du Meeting Bruges-Port de Mer, en huldigt op nieuw de mannen, wier volhardende ijver eindelijk het groote doel deed bereiken. Zeer eigenaardig is het verschijnsel, dat nu een werkman, een letterzetter, Pol Ghyoot, het woord neemt. Vooral de werklieden mogen juichen - zegt deze - nu het groote werk van Brugge - Zeehaven wordt ondernomen. De werklieden zullen er de voordeelen van ondervinden, en daarom brengt deze letterzetter den dank der werklieden aan den ontwerper van het plan: Jhr. de Maere. Dankbaarheid is een karaktertrek van het oude Vlaamsche volk. Dankbaarheid deed op de markt te Brugge het standbeeld van Breydel en de Coninck verrijzen - eerlang zal Vlaamsche dankbaarheid een monument stichten voor De Maere en Visart.
Het is hoogst opmerkelijk, dat van de zijde der werklieden zulk een uitnemend beschaafd en wegsleepend woord werd gesproken. De spreker had met volkomen juistheid ingezien, dat de reusachtige werken, die miljoenen aan Staat, Provincie en Gemeente zullen kosten, eene redding zullen zijn voor vele werkeloozen, en dat, na de voltooiing van het kanaal, steeds nieuwe arbeidskrachten zullen noodig blijven. Gaat Brugge nu, wat ieder Nederlander hoopt - misschien met uitzondering van eenige Antwerpenaren - eene schitterende toekomst te gemoet, dan zullen de nijvere werklieden van Brugge er het meeste voordeel uit trekken.
Er volgen nog meer toespraken - het enthoesiasme blijft steeds klimmen. Jhr. de Maere spreekt met groote ontroering en innige blijdschap - hij wijst er met weemoed op, dat niet allen de voltooiing van het groote werk zullen beleven - en herinnert er aan, hoe hij vóór achttien jaren in deze zelfde zaal het eerste plan tot Brugge - Zeehaven heeft ontwikkeld, en zijne kaarten en bestekken aan de muren had opgehangen. Eene geestige rede van Julius Sabbe, bij de Noord-Nederlandsche broeders zeer goed bekend als talentvol redenaar, besloot de rij der toespraken. Men had gezegd, dat het zoo jammer zou zijn als Bruges la Morte weer tot het leven zou worden opgewekt, omdat de dichterlijke stilte, het artistieke karakter der stad er bij verliezen zou, als zij eene drukke koopstad werd. Hij herinnert aan het voorbeeld van Athene, Rome, Amsterdam en Parijs, steden van druk bedrijf, van handel en nering, waarin juist de kunst op het weligst heeft gebloeid. En nogmaals klonken de nooit vermoeide stemmen der toejuichers.
Men weet hoe snel het gemoed onzer Zuid-Nederlandsche broeders is te ontroeren, maar eene geestdrift, als in den nacht van Vrijdag 23 Augustus zich te Brugge openbaarde, is ook daar geen alledaagsch verschijnsel. De toekomst van eene stad als Brugge, met een zoo grootsch historisch verleden, waar aan alle zijden onze taal met West-Vlaamsch accent wordt gesproken, kan ons niet onverschillig zijn. En juist daarom vestigde ik de aandacht op dit feit - wellicht tot nog toe te weinig in Nederland besproken.
T.B.