Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5(1895)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 407] [p. 407] Op den plas door P. Visser. Ik weet een plas waar 't lieflijk is Om eenzaam rond te varen Als 't koeltje nauw zijn vlakte plooit, Het dalend licht den hemel tooit, Met gloed van rozeblâren. Hoe zachtjes glijdt dan 't bootje voort In vredevol gewiegel, Terwijl het stervend zonnevuur Zijn vonken strooit op 't diep lazuur Van d' effen waterspiegel. Maar schóóner nog, als 't licht der maan In zachte zilverglansen, Met tintling op het water beeft En kille, bleeke rozen weeft Door sombre biezenkransen. Geen voorwerp dan aan d' oever meer Of 't halve schemerduister Beneemt het vorm en kleur en lijn; Het Wézen huwt zich aan den schijn, Geen klank of 't wordt gefluister. Een wondre stemming dringt zich op! - De riem blijft roerloos hangen; - 't Is of een droom het denken boeit, Iets lieflijk-weeks het hart doorvloeit, Gelijk bij droeve zangen. Wat fijn gevoel van weelde en wee Komt zacht de borst doorstroomen! Ons áánzijn voelt zich als gewijd, De ziel smelt weg in zaligheid, En droomt haar reinste droomen. Och, 't leven is mij nog zoo zoet; Ik zou 't zoo noode derven; Maar is mijn doodsuur licht nabij, Dan, Hemel geef, och geef het mij, Om zóó te mogen sterven. Aug. '94. Vorige Volgende