En in het eerste couplet van het lied:
‘Siet hoe hy slaeft, graeft en draeft met geweld.’
2o. Het metrum. Het lied onderscheidt zich door een zeer geestig herhaald middenrijm, als elders dikwijls bij Starter voorkomt. Ik heb alleen maar te wijzen op den eersten regel van het lied:
‘Merck, toch hoe sterck, nu in't werck sich al steld’ -
met Starter Minnelied (Lusthof, 1864, bl. 14-16), aanheffende:
‘Godinne, wiens minne, myn sinnen altyd
In krachten en gedachten, na trachten om stryd!’
3o. De melodie. Bij Valerius staat als ‘voyze’ aangegeven: ‘Comedianten-dans’. Prof. Loman wijst in zijne uitgaaf van den Nederlandschen Gedenck-clanck er op, dat Starter in zijn Lusthof reeds deze melodie gebruikte voor een zijner Minne-klachten (bl. 120, uitgaaf V. Vloten), en die aanwees met de woorden: ‘What if a Daye, or a moneth, or a yeare.’
Met volkomen waardeering van Prof. Loman's meening, wensch ik hier nog bij te voegen, dat Starter op zijn dertiende jaar uit Engeland naar Amsterdam kwam, dat zijne Engelsche afkomst, zijne kennis van den rijken Engelschen liederenschat, overal merkbaar is. Hij vertaalt populaire Engelsche liederen, om de fraaie melodiën te kunnen gebruiken. Dit blijkt uit zijn lied Daphne op de stemme: ‘When Daphne did from Phoebus fly’, beginnende: ‘Doen Daphne d'overschoone maeght - Van Apollo haer vlucht nam ten Bosschewaert in’ (Lusthof (1864) bl. 274); ‘The fairest Nymph, those Valleis or mountains ever bred’, beginnende: ‘D'wtmuntendst Hardinne, die onder 's Hemels kap’ (Lusthof (1864) bl. 309), vooral uit het gezelschapslied van Bommelalire op de stemme: ‘Was Bommelalire so pretty a play’, beginnende: ‘Is Bommelalire soo groote geneucht’.
Starter heeft aan den Leeuwarder ‘Musyck-Meester’, Jacques Vredeman, die voor zijn Lusthof (1621), ‘by alle onbekende Voysen de Noten ofte Musycke heeft gegeven’, zijne Engelsche liederen voorgezongen, en deze heeft ze in noten gebracht. Zoo gebruikte hij, wat Valerius den Comedianten-dans noemde, het eerste voor een Minne-klacht, en schreef er boven: stemme: What if a Daye, or a moneth, or a yeare. Zeer aardig begint de derde stropte van dit lied met middenrijm:
‘Merck, o Jongfrou! op de trouw van myn min’ -
zooals het Geuzenlied op Bergen's ontzet:
‘Merck toch hoe sterck nu in't werck sich al stelt.’
Prof. Loman schenkt hoogen lof aan het Geuzenlied - en erkent eene meesterhand. Ik aarzel geen oogenblik er Starter's hand in te herkennen.
4o. Starter's levensomstandigheden. Wij weten eenige hier zeer beslissende feiten: Starter heeft in zijn Lusthof het bovengenoemd Gedicht over het ontset van Bergen op den Zoom (1622) geplaatst in den derden druk (1624). Waarom koos hij die stof? Hij heeft niets dan minnedichten en bruiloftsliederen geschreven. Alleen op het slot van zijn Lusthof komt het uitvoerig gedicht op het ontzet van Bergen-op-Zoom, komen Prince-liederen, waarin hij plotseling den lof spreekt van Prins Maurits, Prins Frederik Hendrik, den Koning van Bohemen, en graaf Ernst van Mansfeld. Is dit toeval? Het Geuzenlied in Valerius' Gedenck-clanck kan hem niet onthouden worden; hij heeft dus een zeer grooten indruk ontvangen van deze gebeurtenis. Waarom?