waterballet van Kiel bijwonen. Ook Nederland - met de Atjeh... Maar ik heb plechtig beloofd, dat ik in dit overzicht nooit zon schrijven over Nederlandsche politiek en de Atjeh behoort daar tegenwoordig immers toe?
Als ik mij niet vergis, zullen de grootste en prachtigste zeekasteelen naar Kiel afgevaardigd worden door het land, dat onder zijn oorlogskosten het diepst gebukt gaat: Italië. Het heeft krachtige bondgenooten, een sterk leger en een mooie vloot: quid sine moribus? Sicilië, het ongelukseiland van alle eeuwen, eerst in opstand, dan getemd: de roovers gedood, de boeren gekneveld, de pachters verdreven. Een staatkundige toestand, waarin de politieke en materieele oneerlijkheid in de plaats schijnt getreden van den vroegeren samenzweerdersgeest. De groote banken, stelende en bestolen; een oud-premier voor de rechtbank, onder de zwaarste aantijgingen. Crispi eindelijk, de independent van '70, dictator; de volksvertegenwoordiging naar huis zendend en tehuis latend als Karel I zijn parlement. In den tusschentijd worden de kiezerslijsten herzien. Herzien, dat wil zeggen, gezuiverd van duizende min of meer hinderlijke elementen.
Crispi is, zoo geen groot, dan toch een merkwaardig man. Deze stelling behoeft geen bewijs; men bedenke wat hij tot stand bracht. Italië heeft zijn plaats in het Drievoudig verbond; een dure plaats, het is waar, maar een plaats in uitgelezen gezelschap. Koning Humbert houdt zijn premier de hand boven het hoofd; dat zegt niet weinig van een vorst, die onder de beste van onze dagen behoort. En met dien steun houdt Crispi zich staande, heftig bestookt in het eigen land; zeker niet gerust op de toekomst, al was het maar wat die avontuurlijke Afrikaansche politiek betreft, die hij als afleider koos, maar die gemakkelijker ondernomen dan voltooid wordt. Want de krijgers met de lange zijden haren en het bleeke vel, de raadselachtige Afrikanen van koning Menelik, levend onder den rook van Europa alsof er alleen maar een Abyssinië op den aardbodem was - zij zijn geduchte vijanden.
Crispi intusschen, hij zij gerust of angstig, wacht. Hij hoort met zwijgende minachting de beleedigingen aan, die de geheele Fransche pers, als wier bête noire hij Bismarck's opvolger is, hem toeslingert. Hardnekkiger campagne dan tegen dezen staatsman, is door de Parijsche bladen zelden gevoerd. De Temps en de Débats zelfs, al gispen zij het gescheld hunner niets ontziende schettercollega's, putten zich uit om den Italiaanschen premier in al zijn doen en laten aan de kaak te stellen. Wie weet? misschien geeft al dat geschreeuw hem wel een welkome gelegenheid om ook de verwijten, die hij uit het eigen land en diens organen te hooren krijgt, als anti-patriottisch te brandmerken. En wat Frankrijk bederven mocht, maakt Engeland weer goed; Engeland dat, als het naar het Drievoudig Verbond overhelt, het zeker doet naar die zijde, waar Italië erin staat. De Engelsche pers verdedigt en verklaart Crispi's houding; de Romeinsche correspondent der Times zelfs met een zoo verdacht levendig vuur, dat sommigen boosaardig vragen, hoe het zoo wakker kan blijven flikkeren, als het niet mildelijk gevoed wordt.
Tusschen Italië en zijn verwanten nabuur Spanje bestaat, wat beider