Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5(1895)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 447] [p. 447] De oudjes door Anna Kouberth. Ze zaten met hun beitjes, Ze zaten aan de thee. Ze hadden grijze haren En brilden alle twee. Grootvader zat genoeg'lijk En dood op zijn gemak, En stopte stil zijn pijpje Met grove krultabak. Grootmoeder schonk een kopje in, Minet lustte ook wel thee, Die dronk van Grootje's schotel En smakte en spon tevree. Toen bood het vriendlijk oudje Me een lekker koekjen aan, En keek me met een knipje Zoo guitig lachend aan. En fluist'rend zei ze zachtjes Dat ik alleen 't verstond: ‘Hij kan het niet meer eten, Geen kostje voor zijn mond.’ En luid: ‘Nietwaar, mijn oudje, Jij houdt niet van van zoo zoet. Geen spekje voor je bekje, Ik weet wel hoe het moet.’ [pagina 448] [p. 448] Hij knikte recht gewichtig En kwam toen uit den hoek: ‘Wat smullen toch die wijfjes, Geen vrouwtje zonder koek!’ Maar Grootje tuurde deftig Door 't brilglas in de krant. ‘Wel, heb ik van me leven, Daar lees ik weer van brand! Och meid, wil je even kijken? Een regeltjen of tien, En als je 't voor wil lezen... Hij kan 't zoo slecht meer zien.’ Maar toen ik wou beginnen, Pakt hij me bij de mouw, En fluistert: ‘Hardop lezen, Het is voor de oude vrouw.’ 't Werd tijd en ik nam afscheid, Maar toen ik heen zou gaan, Drong hij mij in een hoekje En ging recht voor me staan. ‘Wat zeg je van het oudje? Ze is lang niet meer zoo kras. Ze is niet meer dan een stumper Bij wat ze vroeger was. Ze wordt een dagjen ouder, Ja, daaglijks merk ik dat, Maar 'k wil het haar niet zeggen... Ze heeft haar tijd gehad.’ En op het klein portaaltje Deed zij dezelfde vraag. ‘Ja meid, hij is niet jong meer, Ik zie 't vooral vandaag. En dan dat dikwijls hoesten, Die nare, droge kuch! Och kind, hij is bij lange Niet meer zoo kwiek en vlug.’ Daar werd de deur geopend En Grootpa riep: ‘Toe vrouw, Toe wijfje, kom toch binnen, Je vat zoo licht een kou!’ Vorige Volgende