Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5

[p. 308]

Regen-nacht.
Door Edward B. Koster.

Een looden lucht hangt over 't stadje heen,
Zacht valt de regen neer in schaarsche droppen,
De wind ruischt rustig door de hooge toppen
Der boomen, zacht als onderaardsch geween.

De lichten stil verdwijnen, een voor een,
't Wordt zwart en leeg op straat, 'k hoor slechts het kloppen
Des regens op het dak, de donk're koppen
Der huizen dreigen gram, nu 't licht verdween.

En dieper, dieper schuilt een mistig duister
In de ernstig-vreemde hoeken van de straten,
Die zijn van alle dag-gedruisch verlaten.

Slechts nu en dan doolt heimelijk gefluister
Zoo schuchter rond als minnaars' zachte sprake,
En eenzaam-stil volbrengt de nacht haar wake.