zien. Eene zeer idyllische teekening: En famille stelt een allerliefst slapend kind voor, terwijl de bewondering straalt uit de oogen eener ter zijde staande moeder. Louis Legrand is anders niet zeer idyllisch gestemd. Zijne groote onbeschroomdheid in de keus zijner onderwerpen heeft hem in aanraking gebracht met den strafrechter. Hij heeft in den Courrier français het uiterste gewaagd, en haalde zich een vonnis op den hals voor eene teekening, die eveneens En famille heette, maar eene alles behalve onschuldige voorstelling gaf.
Frits Lapidoth heeft er volkomen terecht opgewezen, dat tusschen 1888 en 1893 te Parijs onbeschaamdheid en gemeenheid in den monde ou l'on s'amuse mode werden. De liederen, de dansen, de teekeningen, huldigden die verwildering van smaak en zeden. Louis Legrand heeft in dit opzicht dapper meegedaan, hoewel ieder erkende, dat hij een zeldzaam talent verspilde aan tuchtelooze voorstellingen. Tot twee maal toe is hij getroffen door een vonnis, zoodat men nu van hem bijna uitsluitend zeer knappe kinderfiguurtjes of danseuses, die zich oefenen in het foyer de la danse, ziet. Vroeger, toen hij ijverig medewerkte aan den Courrier, die zelfs de meest gewaagde voorstellingen in bescherming nam, teekende hij al de zedeloosheid van Parijs in de afzichtelijkste vormen. Diep gevallen, afschuwelijke grijsaards, vroeg verdorven jeugd, allerlei zedeloosheid met uitdagende ruwheid, maar tevens met een talent van den eersten rang op het papier geworpen, maakten hem berucht.
In het tuchtigen van zedeloosheid, doch in fijneren vorm, overtreft hem J.L. Forain. Met stouten humor teekent deze de laaghartigheden van den gezeten burgerstand - van de zoogenaamde fatsoenlijke lieden. Men vond ter tentoonstelling eene geheele reeks zijner schetsachtige krabbeltjes, die zulk een onvergetelijken indruk maken. Zij waren ontleend aan een album, dat tot titel voert: Les temps difficiles (Panama). Een koopman, die naar de Beurs gaat, zegt tot een ouvrier: ‘Vous le voyez, mon ami, j'ai les mains vides!’ - en de ouvrier antwoordt: ‘Et moi les poches vides!’ Eene reeks van schetsen onder den titel: Les joies de l'adultère maken een pijnlijken indruk door de verfijnde scherpheid, waarmee het overspel wordt getroffen.
Van Pierrot-Willette, als men hem noemt, ziet men meestal geestige teekeningen in den Courrier. Hij is een zonderlinge fantast, die aan Boulangistische en socialistische politiek doet, en een hevigen afkeer heeft van den sénateur Bérenger, van de Freycinet, van de predikanten Monod en de Pressensé - omdat deze door hunne Ligue contre la licence des rues ook de onbeschaamheid der modernste teekenaars hebben aangevallen. Zijne teekeningen van Pierrots zijn allerdichterlijkst, onder invloed van Théodore de Banville na de herleving der pantomine te Parijs ontworpen. Als hij niet streeft naar politieke satiren, geen aanvallen onderneemt tegen Bérenger, is hij kinderlijk gevoelig en eenvoudig in zijne scheppingen. Zijne aardigste plaat stelt eene modiste met een spanen doos voor, die stil staat bij de lijdzaam wachtende omnibuspaarden, en de dieren een kus op de neusgaten drukt. Willette schreef er onder: ‘Mimi Pinson, tu iras en Paradis!’