Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5(1895)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Op het eilandje door Edward B. Koster Het water lekt den steven van mijn boot Met schurend deinen de oeverklei bespoelend, En wekt bij ied're rimp'ling kleine bellen, Die glinst'ren in de middagzon, zich zaam'lend Tot vlokjes schuim, die telkens weer verspatten Door 't babbel lisp'lend spoelen van de golfjes. Frisch ruischt de wind door de elzetoppen heen, Beginnend met een effen-rustig suizen, Bij 't verder gaan tot diep're hijging zwellend, Dan in een week geweeklaag stil verstervend. Een bij ronkt nu en dan voorbij mijne ooren, Niet hangend in de lucht met zwaar gezoem, Zooals op droom'rig loome zomerdagen, Maar forscher vliegend en met scherper toon, Een plotseling-gehoorde cellostreek Te midden van het ruischen der violen. En boven mij zet zich van tijd tot tijd Een vogel neer en kweelt àl wat hij kan, 't Eenvoudig deuntjen, altijd door herhaald, Een slag of wat, een trillertjen aan 't eind. En aan de halmen van het oevergras Verpoozen zich de watervlinders schomm'lend, Met grauwe vleugels, grillig-zwart dooraârd; Aan mijne voeten 't knoestig stammennet Waarop de recht-geheven elzetakken, - Nog lager 't schitterend ranonkelgeel, Smeerwortels blauwig-rood, en dan in 't water De stijve rieten, wagg'lend in den wind. Maar ik lig op het eilandje uitgestrekt, Genietend van de kleuren en geluiden In 't blij voorbijgaan van den lentedag. Vorige Volgende