Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4(1894)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 619] [p. 619] Liedje. Door G.H. Priem. Hoe klapperde met zijn vlerken Aan 't venster de lauwe wind: Doe open, doe open, mijn schatje, Doe open, mijn liefste kind. En tusschen de bloemen verrijst er Een kopje, matgoud omlijst, Van dat goud, waarin het maantje In een minzieken Mei-nacht rijst. ‘Goênavond,’ lacht ze guitig, ‘Goênavond, jou klapperaar, Zeg, pas als 't je blieft een beetje Op mijn bloeienden rozelaar. Je bent er een wilde snuiter, Die maar alle meisjes kust.... Mij-zelf kan 't zooveel niet verschelen, Maar mijn rozelaar laat je met rust!’ Vorige Volgende