echtscheidingen er zoo gemakkelijk zijn, hij prijst de kunstwereld, waarin de vrouw zich boven de verouderde begrippen over het huwelijk verheffen kan; hij geeft den Jonkheer van Welzeele toe, dat de gevolgen zijner theorie van het ‘vrije’ huwelijk tal van jonge meisjes ongelukkig zouden kunnen maken.... en hij sluit een huwelijk met Sascha, om te bewijzen hoe in sommige gevallen een ouderwetsch conventioneel huwelijk even gelukkig kan zijn, als de vrije verbintenis, die voor de toekomst is.
Zulk een held maakt al een heel pover figuur. Hij strijdt voor free love, hij geeft toe, dat in de praktijk van zijn systeem de vrouw nog veel meer slavin zou worden dan in het huwelijk, en als Sascha zich aanbiedt om zijne ‘vrije’ geliefde te worden, vraagt hij haar tot een wettig huwelijk. Indien de heer Rudelsma het plan had zoo te eindigen, dan zou hij zijne geheele propaganda voor het ‘vrije’ huwelijk, alias concubinaat, of collage, wel hebben kunnen achterwege houden - en daarmee zou de roman Sascha zeker gebaat zijn geworden. Het eenige, wat dan had moeten vervallen, ware de poging tot zelfmoord van de heldin, en misschien zou ook dit weinig schade hebben aangebracht.
Want voor het overige is Sascha een uitstekend boek. De eerste tooneelen, als Jonkheer van Welzeele van den Elzenburg in zijne bosschen bij Leursum Sascha ontmoet, zijn terstond met groot talent geschreven. De auteur heeft deze beide personen met vaste hand geteekend - met zoo vaste hand, dat het mij wil toeschijnen in Prosper van Haamstede een auteur van ervaring en beproefde verdiensten te mogen begroeten. Voortreffelijk bovenal is het diner bij de adellijke familie Parell, waarvan een zoon getrouwd is met eene kolonelsdochter uit Arnhem. Twee dochters van dien kolonel Laval-Renswoude zijn ook op het diner, Nelly en Maud. Juist deze kolonelsfamilie is benijdenswaardig talentvol voorgesteld.
De oude kolonel met podegra, die door schuldeischers vervolgd wordt, en zijne dochters poogt te winnen voor het denkbeeld een rijk huwelijk te sluiten, evenals hare oudste zuster, is een ware vondst. De geheele kolonelsfamilie treedt met ongemeene kloekheid op. Allen boeien oogenblikkelijk door de zeldzame juistheid van teekening - alsof ze onmiddellijk uit de werkelijkheid weggenomen, en in den roman waren overgebracht. Het is dubbel te bejammeren, dat de auteur zijn eigen werk bederft, door deze zoo meesterlijk geteekende personen alleen episodisch te gebruiken, en ze zonder een enkel woord van het tooneel verwijdert, als hij ze voor zijn doel niet meer noodig heeft.
De bladzijden, waarin hij mededeelt, hoe de bekoorlijke Maud bij het diner der Parells den Jonkheer van Welzeele weet te betooveren, zijn de allerbeste van dezen roman. Bewonderenswaardig is de handigheid, die de auteur ten toon spreidt, als de kolonelsdochter haar aanval op den Jonkheer begint. Zij poogt over muziek te spreken, maar haar tafelbuur geeft niet veel om Saint-Saëns, of Brahms, of Paderewski. Zij pakt nu schilderkunst aan, met beteren uitslag, omdat de Jonkheer eene vrij aanzienlijke collectie nieuwe meesters bezit, schilderijen van Mauve, Artz, Rosa Bonheur, Bastien Lepage, Mesdag en Bisschop. ‘Maar toen Maud haar lesje over de “klare visie” van de vingtisten begon op te zeggen en het “intens wazige” roemde van een stuk, dat zij onlangs te Arnhem had gezien, bekende hij zonder al te veel schaamte niet te begrijpen, wat zij bedoelde.’
Op dezen alleraardigsten toon wordt het gesprek voortgezet, en wint Maud de liefde van Rutger, omdat zij met bloedend hart - ondanks de tijding, dat een vurig geliefd jong officier in de Oost is gesneuveld - het bevel van haar vader gehoorzaamt, en een rijk echtgenoot poogt